Dieumerci Mbokani: ‘Het is nog niet gedaan met mij’
Als Dieumerci Mbokani praat, doet hij dat het liefst met zijn voeten. In een echt gesprek is het soms even zoeken naar de juiste verbinding, maar het blijft toch altijd ‘Dieu’ die praat. Laat ons naar de woorden van God luisteren.
Een vrijdagmiddag op de Bosuil. Dieumerci Mbokani ploft neer. In een flits komt de herinnering aan een vroeger interview terug, toen hij België verliet om een paar jaar in het buitenland te gaan voetballen. Op dat moment, anno 2012, zit Mbokani nog bij Anderlecht, waar hij voor de tweede keer aan de slag is, na moeilijke jaren bij Monaco en Wolfsburg. De persverantwoordelijke van paars-wit brieft hem: ‘Je praat een kwartier, komt dan eten, en doet dan voort met het interview.’ Mbokani schudt het hoofd en antwoordt: ‘Nee, ik eet niet.’ Een kwartier later komt de man opnieuw vragen: ‘Kom je eten?’ Dieu antwoordt: ‘Nee, ik zeg je dat ik niet eet.’ Weinig andere spelers slaan een maaltijd over voor een interview. Dieu deed dat wel. Tenminste: toen. In een gesprek waarin hij flink van zich af beet en dat altijd is bijgebleven. ‘Of ik speciaal ben? Mario Balotelli is ook speciaal.’ Hij zegt in dat gesprek ook: ‘Iedereen weet dat ik de beste speler ben in België.’ Of: ‘Ik wil met mijn kop niet de hele tijd op tv komen, of in de krant staan. Tel maar eens hoeveel interviews Lionel Messi en Cristiano Ronaldo geven.’ En, om in schoonheid af te sluiten: ‘Je hebt God daarboven, en ik ben de zoon van Dieu.’
Bölöni doet alsof ik niets ben. Het is een spel om me op stang te jagen.
Dieumerci Mbokani
Dat was toen.
Vandaag heeft zijn nieuwe club op de Bosuil alles georganiseerd voor een interview en een fotoshoot. Dat zal wel wat tijd in beslag nemen. Dieu komt binnen, en zegt: ‘Goeiedag. Ik heb een kwartier voor het gesprek en de foto’s. Mijn vrouw is niet thuis, ik ga de kinderen op school afhalen.’ Ai, dat is een slechte start. Uiteindelijk zal hij drie kwartier praten, en voor de fotograaf poseren, met de glimlach. Maar het wordt wel een ingewikkeld gesprek, omdat Dieumerci soms hypergeconcentreerd is en soms gewoon verstrooid. Een babbel met een soms sympathieke, soms verstrooide maar niet onsympathieke nerd met twee smartphones, waarbij de verbinding af en toe even hapert. Die tijdens het gesprek, welteverstaan.
DIEUMERCI MBOKANI: ‘Wacht eens twee minuten. Is er hier geen wifi? Ha. Allez-y, begin maar.’
Is de László Bölöni die je hier als trainer hebt dezelfde Bölöni die je nog van bij Standard kent?
MBOKANI: ‘Het is dezelfde, hij is niets veranderd. ( de telefoon rinkelt, nvdr) Wacht even, mijn vrouw belt ( het gesprek gaat twee minuten in het Lingala. Dan richt hij zich weer naar zijn gesprekspartner, nvdr). Oké, doe maar voort.’
De trainer kan hard zijn voor zijn spelers, maar naar jou toe lijkt hij erg relaxed, hij laat je wel wat meer vrijheid. Hij zegt dat je meer talent hebt dan de anderen. Is hij daarom minder streng?
MBOKANI: ‘Ik beschouw hem een beetje als mijn vader, maar soms is hij ook met mij erg streng.’
Omdat hij weet dat het soms nodig is om je bij de les te houden?
MBOKANI: ‘Sinds we bij Standard samenwerkten, kent hij me door en door. Hij weet hoe ik ben, hoe ik in sommige situaties reageer. Hij test me soms. Ik denk dat hij dat als een spelletje beschouwt. Soms, als ik iets zeg, antwoordt hij dat ik er helemaal naast zit, dat ik verkeerd ben, dat ik lieg. Hij geeft me dan het gevoel dat ik niets waard ben, terwijl hij goed weet dat ik gelijk heb. Als hij me verwijt dat ik lieg, wind ik me op en ga ik op mijn strepen staan. Dat vindt hij leuk. Dan zie ik hem lachen, als iemand die een geslaagde grap heeft uitgehaald. Hij weet wat hij moet doen om me uit mijn evenwicht te brengen. Hij provoceert graag. Op het moment zelf snap ik meestal nog niet waarom hij lacht. Ik heb wat tijd nodig om te beseffen dat hij me nog eens goed liggen heeft.’
D’Onofrio zei: kom, je wordt hier de king.
Dieumerci Mbokani
Heb jij een harde trainershand nodig?
MBOKANI: ‘Nee. Eigenlijk komen we goed overeen. Ik ben altijd in contact gebleven met verschillende trainers van vroeger, ook toen ik in het buitenland was: met Bölöni, maar ook met Ariël Jacobs en Michel Preud’homme. We bellen elkaar om wat te praten, en dat hoeft niet noodzakelijk over voetbal te gaan.’
Bölöni zegt dat hij je op training met rust laat omdat hij weet dat je dat gaat goedmaken met een goeie prestatie tijdens de wedstrijd.
MBOKANI: ‘Het klopt dat ik op training een beetje doe wat ik wil. Maar in een wedstrijd word ik vanzelf een andere Dieumerci. Ik heb het nooit nodig gehad om me tijdens de week honderd procent te geven op training. Het is niet dan dat je alles moet tonen. Wat telt, is de afspraak die je in het weekend hebt.’
Gezinsleven
Wat was de grootste clash die je met Bölöni hebt gehad?
MBOKANI: ‘Dat was er één bij Standard. Toen ging het er warm aan toe. Ik was wat geblesseerd aan de knie, en meende dat ik niet in staat was om te spelen. Ik was bang dat het mijn blessure zou verergeren. Maar de trainer wou dat ik speelde. Ik zei: ‘Ik heb pijn.’ Hij antwoordde: ‘Je speelt.’ De spanning steeg, ik was buiten mezelf, heb hem uitgescholden, en hij mij, maar dat is het verleden. Zie je?’
Heeft hij een bepaalde manier om je te motiveren?
MBOKANI: ‘Toch wel. Wat speciaal is, is dat hij me niets oplegt. Hij geeft me geen tactische richtlijnen mee, hooguit het allernoodzakelijkste. Ik ben dus geprivilegieerd tegenover de anderen. Hij zegt me: ‘ Dieu, ik ken je, jij kent de competitie. Doe zoals je het aanvoelt.”
Je bent geen liefhebber van een reglement, stiptheid, en dat soort dingen?
MBOKANI: ‘Daar ben ik het niet mee eens. Als je jong bent, komt iedereen wel eens te laat. Men heeft me dat in de schoenen geschoven om me een slechte reputatie te bezorgen.’
Wat was je eerste reactie toen Bölöni je vroeg om naar Antwerp te komen?
MBOKANI: ‘Eerst zag ik dat niet zitten. Ik had andere aanbiedingen, vooral uit Turkije. Daar wilden vier of vijf clubs me, maar ik had geen zin om naar Turkije te gaan. Ik maakte me geen zorgen, ik was einde contract bij Dinamo Kiev, waardoor er geen transfersom te betalen viel. Ik wist dat dat in mijn voordeel zou spelen. Dat ik een ploeg zou vinden die me lag. Dus nam ik mijn tijd. Tot ik ben gaan nadenken over het voorstel van Luciano D’Onofrio. Ik woon al jaren zonder mijn vrouw en mijn twee kinderen. Zowel in Oekraïne als in Engeland woonde ik alleen. Ik wilde niet dat ze Brussel verlieten, alleen in Engeland woonden ze een korte periode bij me. Toen gingen mijn kinderen daar naar school, maar dat viel niet echt mee, daarom zijn ze naar Brussel teruggekeerd. Na zoveel jaren zonder hen begon dat zwaar te wegen. Soms kwamen ze me in het buitenland opzoeken, en zodra ik een paar dagen vrij had, ging ik naar hen toe, maar ideaal was dat niet. Dat heeft een rol gespeeld in mijn bedenkingen. Ik dacht dat, als ik voor Antwerp zou kiezen, ik opnieuw een normaal gezinsleven zou hebben. Met een vader, een moeder en kinderen die mekaar elke dag zien. Dat heeft uiteindelijk doorgewogen in mijn keuze. Daarbij meende ik ook ik sneller mijn beste niveau zou terugvinden omdat ik de trainer en de competitie kende.’
Toen je onlangs terugkeerde naar Standard, werd je bij elk balcontact uitgefloten. Maar je was wel de beste man op het veld.
MBOKANI: ‘Ik wilde de fans van Standard alleen duidelijk maken dat het niet helpt om me als mikpunt te nemen. Ik blijf altijd Dieumerci, of men me nu uitfluit of toejuicht. Het was niet de eerste keer dat ik een goeie match speelde op Sclessin als tegenstander. Weet je niet meer die keer toen ik er met Anderlecht ging spelen? Of ze me nu uitfluiten of het leuk vinden dat ik er ben, maakt niets uit. Iemand zou hen moeten uitleggen dat ze me nog extra motiveren, terwijl ik dat niet eens nodig heb om goed te spelen op Standard. Dat doe ik altijd.’
Kortom, het laat je koud.
MBOKANI: ‘Dat is het. Het kan me niet schelen. Echt niet.’
D’Onofrio
Kan je zeggen hoe anders de voetbalbeleving is in Brussel, Luik of Antwerpen.
MBOKANI: ‘De echte passie zit in Antwerpen en Luik, maar mijn gezin woont en leeft in Anderlecht. Soms vertelt men om het even wat over het zogenaamde familiale karakter van een club, maar bij Anderlecht heb ik echt een familieclub aangetroffen. We gingen samen eten met onze gezinnen, ik heb dat nergens anders meegemaakt.’
Je was kampioen met Standard en met Anderlecht. Waar was de beleving het sterkst?
MBOKANI: ‘Bij Standard. Een titel waar je 25 jaar op gewacht hebt, dat is wel straffe kost ( de telefoon gaat, de naam van Luciano D’Onofrio verschijnt, nvdr). Wacht even, de voorzitter belt, die moet ik opnemen.’ ( het gesprek is kort, en wordt beëindigd met ‘Oui, président, okay président, très bien président’, nvdr)
Wat heeft hij je gezegd om je te overtuigen om naar Antwerpen te komen?
MBOKANI: ‘Een paar simpele zinnetjes, in de stijl van: ‘Dieu, als jij naar hier komt, zal je spelen en je wordt hier de king.’ Ik twijfelde toen nog, en heb geantwoord: ‘Okay, ça va .”
Hij zei je dat je hier de koning zou zijn?
MBOKANI: ‘Ja, hij beschouwt me nog altijd als de king, zie je?’
Op fysiek vlak kwam je van ver. Dat was er ook aan te zien in het begin.
MBOKANI: ‘Ja, ik moet toegeven dat er werk aan me was. Maar mijn laatste wedstrijd dateerde al van begin mei, toen de bekerfinale in Oekraïne werd gespeeld. Daarna heb ik maandenlang niets meer gedaan. Ik wist dat mijn conditie achteruit zou gaan, maar ik had daar geen schuldgevoel over. Ik vond dat ik een deugddoende vakantie had verdiend. Dus deed ik niets, en leefde. Ongerust werd ik niet, ik wist dat ik een nieuwe club zou vinden en daar terug op mijn beste niveau geraken. Ik ben zelfs opnieuw wat beginnen trainen voor ik die nieuwe club had. Ik ben met een fysiektrainer aan de slag gegaan, met loopsessies en in de zaal.’
Bij Antwerp dacht ik dat ik opnieuw een normaal gezinsleven zou hebben. Met een vader, een moeder en kinderen die elkaar elke dag zien.
Dieumerci Mbokani
Heb je echt nooit schrik gehad dat je geen nieuwe club meer zou vinden?
MBOKANI: ‘Schrik? Waarom, schrik? Ik ben nog altijd máár 33 jaar.’
Je kan ook zeggen dat je ál 33 jaar bent. Waar sta je nu in vergelijking met de Mbokani uit de grote dagen bij Standard en Anderlecht?
MBOKANI: ‘Kijk maar eens goed hoe ik al enkele wedstrijden speel terwijl ik fysiek nog niet eens top ben. Ik ben nog altijd dezelfde Mbokani ( een van zijn telefoons rinkelt, hij negeert het signaal, nvdr). Ik voel me goed in mijn vel, en ik zal dat tonen. Binnen een paar weken wordt het nog beter. Je zal zien wanneer ik honderd procent ben. Voetbal zit ook in je hoofd, en mijn hoofd staat op punt. Het is niet dat ik morgen mijn schoenen aan de haak ga hangen. Ik heb nog wel een paar doelen als speler: eerst play-off 1 halen met Antwerp, daarna zien we wel. Maar het is nog niet gedaan met mij.’
‘Dankzij God overleefde ik de aanslagen op Zaventem’
Hoe zit het met je status als Congolees international? Je hebt al een paar keer aangekondigd dat je stopt, om daarna toch weer te spelen. Hoe zit het nu?
DIEUMERCI MBOKANI: ‘Het zit ingewikkeld in mekaar, eigenlijk wil ik er niet over praten. Laat ons het erbij houden dat ik geen deel meer uitmaak van de nationale ploeg.’
Je hebt eens je afscheid van de nationale ploeg aangekondigd toen je net aan de aanslagen op Zaventem ontsnapt was. Daar scheelde het echt niet veel.
MBOKANI: ‘Ik dank God nog altijd dat hij me die dag gespaard heeft. Ik was toen even in Brussel, en kwam op de luchthaven om er het vliegtuig naar Kinshasa te nemen en er met de nationale ploeg te spelen. Toen we voor de ingang stonden, vroeg mijn vrouw me om even op haar te wachten omdat ze een vriendin wilde zien. Dus wachtten we daar even. Op dat moment ontplofte de boel. Als mijn vrouw op dat moment niet die vriendin had willen zien, was ik mee omgekomen. Na de ontploffing zag ik overal gewonden, en hoorde ik dat de politie riep dat we moesten maken dat we wegkwamen. We zijn achter het Sheratonhotel gerend. Denk je dat ik, na dat meegemaakt te hebben, nog zin had om in een vliegtuig naar Kinshasa te stappen om in Congo een match te gaan spelen? Ik heb toen gedaan wat ik dacht te moeten doen. Ik heb de federatie verwittigd dat ik niet kwam omdat ik mentaal niet in staat was om te spelen. In een eerste reactie zeiden
ze me dat ze me niet geloofden. Later hebben ze zich daarvoor geëxcuseerd, maar mijn besluit stond vast: ik stopte. Uiteindelijk ben ik op dat besluit teruggekomen en heb ik vorig jaar op het Afrikaanse landenkampioenschap gespeeld. Maar op dit moment ben ik geen international.’
Kan dat nog veranderen?
MBOKANI: ‘Zeg nooit nooit. Maar sommige zaken vergeet je niet gauw, terwijl men in Afrika net erg snel vergeet. Er is een gebrek aan respect. Alsof alles wat ik voor Congo gedaan heb niet meer meetelt. Ik ben uitgescholden, mijn familie is beledigd. Afrikanen kennen niets van het voetbalwereldje en ze willen het ook niet begrijpen.’
Je bent God dankbaar dat hij je die dag spaarde, maar wat zei je hem toen je zoontje van vijf maanden oud stierf?
MBOKANI: ‘Dat was zwaar, maar ik weet dat dat bij het leven hoort. Iedereen moet sterven. Ik ben altijd praktiserend gelovige geweest, al voor ik naar Europa kwam. Ik was misdienaar en koorknaap in Kinshasa, en ook vandaag nog ga ik op zondag naar de kerk als we geen match hebben. Als we toch op zondag spelen, bid ik op mijn kamer.’
Hoe belangrijk is het voetbal nog als je een kind verloren hebt?
MBOKANI: ‘Op dat moment wist ik echt niet meer wat ik moest doen, geef ik toe. Ik had geen zin meer om nog voetballer te zijn, ik wilde een balans van mijn leven opmaken. Maar de morele steun die ik toen op Anderlecht kreeg zal ik nooit vergeten.’
‘Genoten van de voetbalsfeer in Oekraïne’
Na matige periodes bij Monaco en Wolfsburg leende Kiev je uit aan Norwich en Hull. Wat vond je van de Premier League?
DIEUMERCI MBOKANI: ‘Dat was de top, een droom die uitkwam. Bij Norwich vond ik het goed lopen. Ik scoorde er ook. Bij Hull was het minder. Een blessure en een trainerswissel maakten het moeilijk voor me, maar ik vergeet nooit dat de eigenaar van Dinamo Kiev me die avonturen heeft laten beleven en die uitleenbeurten toestond. Een aardige vent, we konden het goed vinden samen.’
Wat onthoud je van die jaren in Oekraïne, in een politiek woelig land? In Kiev waren er betogingen en opstanden in die jaren.
MBOKANI: ‘Ik heb dat van op de eerste rij meegemaakt. In Kiev voel je je in Europa, maar als je meer richting Donetsk gaat, wordt het Rusland. Kiev is een fijne stad, al besef je wel dat niet iedereen er even rijk is. Ik heb genoten van de voetbalbeleving daar. Die rivaliteit tussen Dinamo Kiev en Sjachtar Donetsk, dat is echt wel een match tussen Standard en Anderlecht waard, hoor. Na de revolutie en het conflict met de Russen is het niveau flink gedaald, omdat de clubs plots geen geld meer hadden om hun beste spelers te betalen, die vervolgens bijna allemaal vertrokken.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier