De andere kant van Charleroi: ‘Het is hier een beetje zoals in Bienvenue chez les ch’tis’
Charleroi was net dé sensatie van 1A toen de coronacrisis toesloeg. Dus reisde Sport/Voetbalmagazine – vlak vóór de Stay Home-maatregelen – eens naar Le Pays Noir. Niét om de regio voor de zoveelste keer af te schilderen als grauw hellhole, wel om eens nadrukkelijk te graven naar de schoonheid van de zwart-witte ziel.
Charleroi, 6 maart 2020, 11 uur. België weet nog niet hoe zwaar de coronamaatregelen over enkele dagen het sociale leven zullen lamleggen. De stoere Seb (40) jaagt zijn Renault nu al meer dan een uur enthousiast door zijn geboortestad. Wil hij misschien ook nog even tonen waar Sporting tegen 2024 zijn nieuw stadion zal neerplanten? Seb knikt. Hij zet zijn wagen aan de kant, belt een vriend en vraagt hem het precieze adres. ‘Hoe gaat het daar met die Vlaamse journalist?’, vraagt de vriend. ‘Goed’, antwoordt Seb. ‘Hij heeft zijn portefeuille nog altijd.’ ( lacht)
Er is hier genoeg geweend. Het helpt niet. Als er geen vlees meer is, eet dan vis. En als er geen vis meer is, eet dan fruit. Maar doe iéts.’ ultra Seb
Nu weer fier
Seb is geen gewone supporter van Charleroi, hij is een van de leiders van de Black and White Storm Ultras. Als hij met gelijkgezinden op ultra’s van Standard botst, ben je liever niet in de buurt. Omdat ze niet altijd binnen de lijntjes kleuren, paraderen ultra’s doorgaans ook niet graag door de schijnwerpers van de pers. Maar een Vlaming die de positieve kanten van Charleroi wil belichten, daarvoor maakt Seb – Skull in het milieu – een uitzondering.
Er gebéurt iets met een Carolo als je hem zegt dat je Charleroi eens niét wil portretteren als een broeihaard van werkloos krapuul. Dat blijkt ook bij Felice Mazzu (54), de vorige hoofdtrainer van Sporting. Hij vertelt een uur lang passioneel over Charleroi. En ook assistent-trainer Mario Notaro (69), al meer dan een kwarteeuw aan de slag bij de Zebra’s, reageert enthousiast. ‘Want hoe vaak is dat ándere, obscure beeld van Charleroi intussen opgevoerd? De mensen hier begonnen op den duur aan zichzelf te twijfelen. Een Carolo die met een Brusselaar moest strijden voor een job, dacht vooraf al: ik zal er niet capabel voor zijn. Hoe zou je zelf worden als je de hele tijd hoort dat je op een arme, slechte, vuile plaats woont waar het stikt van de gangsters, maffiosi en domme stempelaars? Dat trauma nestelde zich hier in veel geesten. Ook ik was een tijdlang geen fiere Carolo. Maar nu weer wel.’
In dat proces van eerherstel speelt Sporting een onmiskenbare rol. Voor de vierde keer in zes jaar hebben de Zebra’s zich op het eind van de reguliere competitie in de top zes genesteld. Momenteel staan ze zelfs derde, net als op het eind van de reguliere competitie van twee jaar geleden.
Strelende Samber
Vijf dagen vóór de rondleiding die Sport/Voetbalmagazine krijgt, trakteert Seb samen met zijn vrienden ook Standard op een warm welkom, al krijgt de term warm die 1e maart wel een andere invulling. Seb en de rest van tribune 4, het sfeervak achter een van de doelen, verstoppen zich onder een tifo waarop Charleroidoelman Nicolas Penneteau ex-Standardspeler Anthony Knockaert naar de keel grijpt, een scene uit een match van 2015. De tifo, 60 op 10 meter groot, oogt krachtig. Maar stiekem houden de zwart-witte zielen hun hart vast. Het is van datzelfde 2015 geleden dat de Carolo’s de grote Waalse rivaal nog eens konden kloppen. Toch zingen de Charleroifans vlak voor de aftrap uit volle borst hét lied over hun stad: Pays de Charleroi van Jacques Bertrand. Duizenden sjaals gaan strak gespreid de lucht in.
Pays de Charleroi,
C’est toi que je préfère,
Le plus beau coin de terre,
A mes yeux, oui, c’est toi.
Het vuur slaat over op de ploeg van trainer Karim Belhocine. Charleroi veegt de vloer aan met Standard en wint met 2-0. De trots klotst van de tribunes. Een zege tegen de Rouches met twee goals verschil, dát is al van 1990 geleden.
Achteraf blijft ook dat ene lied nazinderen. Googelt u het zeker eens, dan floept een zwart-witfilmpje tevoorschijn waarin bezongen wordt hoe de Samber in Charleroi ‘de groene velden streelt’. Intussen zie je na elkaar gemonteerde beelden van Carolo’s die zwijgend even in de lens kijken. Het toont wat weleens uit het oog verloren of bewust verzwegen wordt door politici die zich verkneukelen in communautair gekrakeel: dat hier ook maar gewone mensen wonen. Mensen die vooral woest blijken op hun eigen politici die, zeker tussen 1990 en 2010, geen antwoorden vonden of zochten toen de kransslagaders van deze streek – de staal- en mijnindustrie – waren leeggebloed.
Universiteitscampussen
Mario is, zoals veel Carolo’s, de zoon van een Italiaan die naar Charleroi kwam om in de mijnen te werken. Het labeur daar leverde de vader van de Charleroi-assistent een longziekte op, waardoor hij al op jonge leeftijd stierf. Ook de Siciliaanse grootvader van Seb werkte in een mijn bij Charleroi. Zelf werkt Seb nu een eind weg van Charleroi, als immomakelaar. Hij verliet zijn geboortestad om een universitaire opleiding te volgen en bleef plakken. Seb, die trouwens ook in het Nederlands zijn plan trekt, is een romanist en volgde daarnaast nog twee andere opleidingen. Met al die diploma’s pakt hij liever niet uit, maar ze zorgen er wel voor dat hij symbool kan staan voor de braindrain die Charleroi de voorbije decennia trof. ‘Ik ben zo blij dat er nu eindelijk pôles van universiteiten in Charleroi zijn, ‘ zegt hij, ‘die waren er in mijn studententijd nog niet.’ De universiteit van Bergen, de Vrije Universiteit Brussel en de Franstalige afdeling van de KU Leuven bieden intussen opleidingen aan in Charleroi.
Ook Mario benadrukt dat het belang van die campussen niet kan overschat worden. De luchthaven ten noorden van de stad biedt intussen wel werk aan meer dan 3000 mensen, maar de ruimere regio rond Charleroi blijft economisch onder druk staan. In 2017 sloot graafmachineproducent Caterpillar nog zijn vestiging in Gosselies en verloren zo’n 2000 mensen hun baan. ‘Zolang er in een regio genoeg handenarbeid is, ligt de focus niet op opleiding’, zegt Mario. ‘Maar toen de mijn- en staalindustrie afgleden, was er plots niks meer. En nee, opleiding lost niet alles op, maar het is wel een begin. Ik heb zelf kinderen – ik wéét wat studeren kost. Als je je kinderen dan ook nog eens op kot moet sturen, wordt het voor velen hier echt onhaalbaar. Ik heb nooit begrepen waarom hier geen universiteit is gekomen – dit is de derde metropool van België.’
Aangename hoekjes
Het is even schrikken, maar Mario heeft gelijk. Met 203.000 inwoners moet Charleroi enkel Antwerpen (528.000) en Gent (263.000) laten voorgaan. Charleroi scoort qua inwonersaantal zelfs nipt hoger dan Luik, dat net als Gent en Antwerpen wél een eigen universiteit heeft. ‘Maar hoe komt Charleroi aan die 203.000?’, vraagt Mario. ‘Dankzij de deelgemeenten. De stad Charleroi op zich is klein. Te voet ben je er op vijftien minuten door. Dáárom is het zo belangrijk dat de verloederde hoeken worden aangepakt. Parijs heeft óók onaantrekkelijke quartiers, maar die verbrodden het totaalplaatje niet, omdat Parijs uitgestrekt is. Als je op een beperkte oppervlakte zeven straten hebt die je liever mijdt, is dat verhoudingsgewijs heel veel.’
In de benedenstad van Charleroi draait Seb zijn Renault een brug op die het bruine water van de Samber overspant. ‘Hier, in La Ville Basse, was het vroeger chaud‘, vertelt hij. ‘Dit stadsdeel bulkte van de verloedering. Maar links en rechts zijn hier nu nieuwe dingen.’ Langs de kaaien prijkt bijvoorbeeld Quai 10, een drie jaar jonge bioscoop met brasserie die hip en aantrekkelijk oogt. De naam van het complex verwijst naar het adres én naar een plaatselijke uitdrukking. Als Carolo’s elkaar vragen: ‘Hoe gaat het?’, zeggen ze weleens: ‘ Qué dis?‘ Qua uitspraak is dat hetzelfde als Quai 10.
Even verderop toont Seb La Place Verte, een netjes aangelegd plein. Op een groot, modern gebouw zeggen letters in een trendy lettertype: Rive Gauche, Frans voor ‘linkeroever’. Het blijkt een mooi winkelcentrum dat ook pas in 2017 de deuren opende. Het blaast dit laagst gelegen deel van de stad nieuw leven in. Mario: ‘Links en rechts vind je hier nu eindelijk wat aangename hoekjes. Met dertig jaar vertraging proef je dan toch de goesting om stappen vooruit te zetten, al is nog lang niet alles nu al magnifiek.’
Knuffels katapulteren
Wel al magnifiek is de hartelijkheid van veel Carolo’s. ‘Die is zo warm als brandende steenkool’, lacht Seb. Mario knikt: ‘Het is hier een beetje zoals in Bienvenue chez les ch’tis. ‘ Dat is een Franse film uit 2008 waarin een directeur van een postkantoor wordt overgeplaatst naar Le Nord, een regio in Frankrijk waarover de Fransen gelijkaardige vooroordelen hebben als de Belgen over Charleroi. ‘Die man weent als hij naar Le Nord moet. Maar wanneer hij er de gastvrijheid geproefd heeft en weer moet vertrekken uit Le Nord, weent hij nog veel harder. Ook hier in Charleroi wonen geen monsters. We hebben hier misschien minder luxe dan in andere delen van België, minder opleidingen en minder werk, maar we hebben wel ook een hart – en wie weet is dat wel groter dan dat van sommige anderen. Want omdat hier minder jobs zijn en je in Charleroi ook niet van de ene culturele activiteit naar de andere kan, hebben wij wel nog tijd voor mekaar.’
Het blijkt bij Seb. Liefst vijf uur maakt hij vrij om dit blad door zijn stad te gidsen. Daarbij komt zijn coeur Carolo almaar nadrukkelijker bovendrijven. Negen jaar geleden liepen zijn vrienden en hij in de kijker toen ze een match tegen Standard eens stillegden door 400 tennisballen op het terrein te gooien. Maar elk jaar, rond Sinterklaas, katapulteren diezelfde ultra’s tijdens een gecoördineerde actie knuffels op het veld. Trots toont Seb op zijn smartphone foto’s van een stuk grasmat dat bedolven is onder pluchen beertjes. ‘We verzamelen die en delen ze uit aan scholen, crèches, het OCMW en kwetsbare gezinnen. In augustus doen we hetzelfde met schoolgerief.’ Hij toont foto’s van dozen vol schriftjes, balpennen en kleurpotloden. ‘ On n’est pas des chiens, quoi. ‘
Wij kunnen niet eens zeggen dat we tientallen jaren geleden eens kampioen geworden zijn. Dáárom moeten wij alles geven.’ ultra Seb
Alles vergeven
Seb springt weer in zijn wagen en rijdt weg van de Samber, richting het bovenste deel van de stad, La Ville Haute, waar het stadion ligt. Zoals veel fans zag Seb het levenslicht in het intussen verdwenen ziekenhuis Reine Astrid, letterlijk op een steenworp van het Stade du Pays. ‘En ik ben dan ook nog eens op een wedstrijddag geboren’, lacht hij. Maar buiten de matchen van Sporting valt in dit stadsdeel niet veel te beleven. Hier wacht burgemeester Paul Magnette nog een hoop werk en kan Seb enkel uitpakken met het recent vernieuwde asfalt in sommige straten.
Intussen komt hij nog eens terug op de tennisballenstunt. Zulke acties ondernemen de ultra’s niét om de aandacht naar zich toe te trekken, benadrukt hij, wel om hun club te beschermen. ‘Ik weet het wel: er zijn belangrijker zaken dan het voetbal. De honger in de wereld bijvoorbeeld. Maar voor ons is dít belangrijk.’ Wie met de clubkleuren solt, moet dan ook bij de les getrokken worden. ‘Carolo’s kunnen je alles vergeven’, zegt Seb. ‘Maar hen verraden, dát, mijn vriend, doe je beter niet. Want dan kunnen we zéér ver gaan. Abbas Bayat gingen we zelfs eens opzoeken op de Louizalaan in Brussel.’
Zo zijn we bij de man wiens beleid de Zebra’s tien jaar geleden, ten tijde van de tennisballenactie, naar de afgrond leidde, met in 2012 een degradatie tot gevolg. Het was dan ook niet evident dat het roer van Sporting nadien in de handen zou komen van Mehdi Bayat, de huidige algemeen directeur. Hij is een neef van Abbas en zetelde tijdens de neergang ook al in het bestuur. ‘Mehdi vroeg een eerlijke kans’, zegt Seb. ‘En hij had vanaf de eerste rij gezien wat er zou gebeuren als hij die zou verbrodden.’ Maar dat gebeurt dus niet. In de handen van Mehdi vindt Sporting een veilige haven. En met Mazzu, een kind van de streek, stelt Mehdi in 2013 een trainer aan die de Zebra’s ook óp het veld helpt rechtkrabbelen. Sterker nog: in 2015 beukt Mazzu met zwart-wit na 21 jaar zelfs nog eens de poort naar Europa open.
Mijnwerkersmentaliteit
Stabiliteit is het sleutelwoord, zegt Seb. ‘Mehdi heeft goed begrepen dat stabiliteit geen garantie biedt op succes, maar wel voorkomt dat je drama’s meemaakt.’ Felice Mazzu: ‘Ook wanneer het eens moeilijker liep, voelde ik me als trainer erg gesteund door Mehdi. Hij is correct, doet wat hij belooft, communiceert heel goed en hij haalt voor de spelers een premie boven als dat aangewezen is.’ Mario: ‘Én Mehdi dompelt zich onder in de Carologemeenschap, ook al woont hij hier niet. Hij is geen businessman die hier enkel bij een wedstrijd even opduikt. Daarnet, tijdens het middagmaal, zat hij weer tussen ons. Hij kent ook de plaatselijke handelaars, want hij doet zijn inkopen hier in de stad. De mensen in Charleroi zijn geen nummers voor hem. Dat is essentieel.’
Plots bedenkt Seb dat het niet zo moeilijk is om in Charleroi graag gezien te worden. Naast die verbondenheid vragen de Carolo’s maar één ander ding, legt hij uit, iets waar in het Frans een prachtige term voor bestaat: jusqu’au-boutisme. ‘De mentaliteit van de mijnwerker.’ Carolo’s willen spelers, trainers en bestuurders die tot het gaatje gaan. ‘En als je dan eens een 0-5 incasseert, zul je toch geen kritiek krijgen.’ Opnieuw haalt hij zijn smartphone boven. Hij toont een leuze die de ultra’s in een mindere periode eens onder de neus van de spelers geduwd hebben: Le blason sur votre torse est plus important que le nom sur votre dos. Het embleem op je borst is belangrijker dan de naam op je rug. ‘Enkele jaren geleden voetbalden we eens comme des merdes‘, vertelt Seb. ‘Toen legden we de spelers uit dat niémand ervan droomt om hier carrière te maken – behalve dan Mazzu. ( lacht) Als je uit een blessure terugkomt en wat tijd nodig hebt, dán is Charleroi een goede optie. Maar anders dromen spelers van Standard, Anderlecht en het buitenland. Als je op een dag tóch voor Charleroi speelt, betekent dat dat je een probleem hebt in je leven. Dan ben je dus geen Ronaldo en hoor je je ook niet zo te gedragen.’
Geen clowntjes meer
De uitleg van Seb klinkt mooi. Maar als je favoriete club in je beleving enkel jongens kan strikken die ‘een probleem hebben’, verraadt dat wel een minderwaardigheidsgevoel. Seb ontkent het niet. Het blijkt terug te brengen tot één sleutelelement: de lege prijzenkast van Sporting Charleroi. ‘125 jaar bestaat de club intussen en nog altijd hebben we geen enkele trofee. Wij kunnen dus niet zeggen dat we tientallen jaren geleden eens kampioen geworden zijn. Dáárom moeten wij alles geven. Dáárom stoppen wij niet met zingen als we 0-4 achterstaan. Nog geen enkele club heeft ooit een prijs gepakt zónder fanatisme.’
Voor Mario is het welletjes geweest met dat minderwaardigheidsgevoel. ‘Er bestaat dat hardnekkige idee: wij zijn die kleine Carolo’s. Maar wij zíjn geen kleine Carolo’s. Wij zijn mensen die hun uiterste best doen. Wij hebben ook onze kwaliteiten. De prestaties van Sporting helpen om dat te beseffen. Vroeger werden wij gezien als de clowntjes die het nu eens goed deden en dan weer wat minder. Mais maintenant Charleroi s’est stabilisé vers le haut. Ik proef in de rest van België een bereidheid om deze stad opnieuw te waarderen. Sporting opende daarbij een venster. De mensen hier realiseren zich nu dat ze óók twee ogen, twee armen en twee benen hebben.’ En die moeten de Carolo’s voluit gebruiken, vindt ook Seb. ‘Er is hier genoeg geweend. Het helpt niet. De mentaliteit in Vlaanderen, dié hebben we nodig. Vandaar ook dat we Vlamingen hier altijd met open armen ontvangen – denk maar aan spelers als Rudi Vossen, Berto Bosch, Tim Smolders en een trainer als Jacky Mathijssen. We houden van die typisch Vlaamse instelling die zegt dat je je lot in eigen handen moet nemen. Je moet niet altijd maar blijven wachten en zeggen dat het de schuld is van de werkloosheid of van de industrie. Néé. Als er geen vlees meer is, eet dan vis. En als er geen vis meer is, eet dan fruit. Maar doe iéts. Zit niet gewoon te wachten.’
Reizen voor je club
Seb wil nog iets tonen. In een straat waar op het eerste gezicht niks te beleven valt, zet hij zijn Renault aan de kant en stapt hij uit. Hij wandelt een slijkerig pad op dat tussen de bomen duikt. Wat verderop begint het pad serieus te hellen. Seb houdt er stevig de pas in, zwijgzaam. Stilaan wordt duidelijk dat hij een terril aan het beklimmen is. Na een kwartier kijkt hij rond. Hij vindt de weg niet die hij zoekt. Zonder veel uitleg verlaat hij het pad en begint hij de berg rechts van hem op te klimmen. Er is geen weg en de helling is eigenlijk veel te steil om zomaar op te stappen, maar Seb trekt zich aan takken naar boven. Op handen en voeten klautert hij, regelmatig schuiven zijn schoenen weg. Na tien minuten klimmen is hij waar hij wil zijn. Nog eens tien minuten later staat ook uw reporter op het topje van de terril, diep hijgend, met modderige handen en een vuile broek. De terriltop biedt een uitzicht over heel de stad: de ringweg, de oude industrie, de Samber, het station. Seb wijst ook naar le Bois du Cazier de Marcinelle. Daar voltrok zich in 1956 de grootste mijnramp uit de Belgische geschiedenis. 262 mensen lieten toen het leven, onder wie heel wat Italianen. En ook te zien vanaf de terriltop: een groot gebouw waarop in witte letters een leuze prijkt, Bisous, m’ chou. Ik kus je, m’n lieveling. Seb: ‘Zo begroeten Carolo’s elkaar soms.’
Uitkijkend over zijn stad begint Seb te mijmeren. ‘We zouden zo graag nog een keer Europa ingaan. Sommige supporters zijn zelfs al gestopt met roken om geld te sparen, zodat ze zeker mee kunnen als we een nieuw Europees ticket pakken. Want: en Europe tout est génial. Daar doet de uitslag er niet eens zo toe. Reizen voor je club is op zich al zó geweldig, zó uitzonderlijk voor ons. En als je dan toch ook nog eens wint, zoals die 1-4 tegen Beitar Jerusalem in 2015, goh. ( zwijgt) Dat was enorm, enórm, énórm.’
Wat gaat dat geven als Sporting Charleroi ooit die langverhoopte prijs binnenrijft? ‘Natuurlijk zullen we dan heel blij zijn’, zegt Seb. ‘Maar vooral zullen we ons dan eindelijk een normale club voelen.’ Hij laat zijn blik nog eens glijden over zijn stad en zegt dat hij hier ook weleens komt staan met nieuwe ultra’s. ‘Want hier voel je de essentie. C’est Charleroi qui est grand. Nous, nous restons petits. ‘
Bollie en Billie
In Charleroi, ‘de hoofdstad van het Waalse stripverhaal’, zijn verscheidene rotondes opgevrolijkt met beelden van stripfiguren. In 1938 zag Spirou hier het levenslicht, een stripweekblad van uitgeverij Dupuis, dat ook een Nederlandstalige versie kreeg onder de naam Robbedoes. Vlak bij het stadion kijken Bollie en Billie de autobestuurders in zwart-wit plunje en met grote ogen aan.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier