‘Bij veel ploegen ligt de grootste groeimarge op mentaal vlak’
Glen De Boeck is één jaar coach van KV Kortrijk. Vorig seizoen maakte hij er na zijn aanstelling op 8 november indruk met een straffe terugronde, nu is zijn ploeg de wisselvalligste van de heenronde. ‘Onderlinge concurrentie moet positief zijn,’ zegt hij, ‘maar bij ons is het dat nog niet.’
Het was opmerkelijk: ondanks zijn succesvolle overname vorig seizoen leek het met de samenwerking tussen Glen De Boeck en KV Kortrijk toch de verkeerde kant uit te gaan. Het begon met moeizame onderhandelingen over een contractverlenging én de uiteindelijke beslissing van de club om afscheid te nemen van zijn rechterhand Lorenzo Staelens. Toen vervolgens bij de start van de voorbereiding de oefenvelden te wensen overlieten en zijn spelerskern nog verre van volledig bleek te zijn, stelde hij dat in scherpe bewoordingen aan de kaak, publieke uitspraken die het management en de raad van bestuur slechts matig konden appreciëren. Maar het escaleerde niet. De coach paste zijn discours aan en de clubleiding voorzag hem tegen het sluiten van de transferperiode van de sterkste selectie waarmee hij ooit werkte. Het snelle combinatievoetbal is intussen terug, maar nog niet de regelmaat en dat frustreert hem wel eens.
Op het veld moet je hard kunnen zijn voor elkaar. Als er één zijn job niet doet, moet je durven zeggen: ‘Verdomme!”
Glen De Boeck
GLEN DE BOECK: ‘Na de moeilijkste voorbereiding uit mijn carrière ben ik blij als ik zie waar we ondertussen op fysiek en op tactisch vlak staan. Maar wanneer ik naar de rangschikking kijk, ben ik niet blij. In verhouding tot het voetbal dat we brachten en de kansen die we creëerden, hebben we te weinig punten. In veel wedstrijden tellen we meer dan 550 passes met een accuraatheid van 85 procent, maar van die wedstrijden konden we er te weinig naar ons toehalen. We gaven minder kansen weg, vorig seizoen kreeg Thomas Kaminski meer werk op te knappen, maar toch krijgen we nu meer doelpunten tegen. Er valt ook niet naast te kijken dat we voorin minder efficiënt zijn.’
Ondanks de offensieve weelde met spelers als Mboyo, Kanu, Ezekiel, Stojanovic, Ouali, Chevalier en de van Bologna gehuurde Uruguayaan Avenatti.
DE BOECK: ‘Ja. Maar feit is ook dat Ouali tot nu toe twintig procent minder is dan vorig seizoen, net als Chevalier, en Ajagun zelfs de helft minder. Vergeet niet, vanaf mijn aankomst hier op 8 november tot het einde van de competitie scoorde Perbet 10 keer, Chevalier 20, Ajagun 6 en Ouali 9. Dat zijn 45 doelpunten. Er is zeker een offensieve weelde, maar sommige jongens speelden en scoorden de laatste jaren maar weinig. Ezekiel bijvoorbeeld is eind augustus aangekomen en stond nergens. Zijn fysieke testen waren catastrofaal. Onderweg verloren we hem met een blessure en intussen is hij terug, maar langer dan een kwartier kan hij nog niet meedoen. Want anders zijn we hem weer kwijt. Je noemt ook Avenatti en die kan heel goed voetballen, maar vandaag deed hij op training weer maar vijftig procent van wat de andere spelers deden. Wat betreft de passie om elke dag opnieuw het beste van jezelf te geven, moet hij nog heel veel leren. Het is tijd dat hij wakker wordt, want ik kan het tegenover de groep niet maken om hem een basisplaats te geven als hij tijdens de week niet doet wat hij moet doen. Tot zolang zal ik op die nagel blijven kloppen. Dat deed ik ook bij Stojanovic en bij hem rendeert dat nu eindelijk.’
OMSCHAKELEN
De weelde betekent ook: meer concurrentie. Wat is daarvan de impact?
DE BOECK: ‘Vorig seizoen was er inderdaad veel minder concurrentie. Onderlinge concurrentie doet presteren, maar niet iedereen is daartegen bestand. Misschien ligt daar ook een stuk de verklaring voor het mindere rendement van sommigen. Ze moeten de omschakeling maken dat er nu op elk moment gepresteerd moet worden. Zo was er in Gent een speler die het onterecht vond dat hij op de bank zat en tegen de masseur zei: ‘Ik moet niet gemasseerd worden, want ik start niet.’ Hij bereidt zich dus mentaal niet voor zoals anders en wat gebeurt er? Tijdens zijn invalbeurt voert hij ook zijn taken niet uit. Ik heb hem daarmee geconfronteerd en gezegd: ‘Als je niet klaar bent om in te vallen, zeg dan: coach, zet mij maar in de tribune.’ Maar dat doen ze natuurlijk niet, want wie niet bij de achttien zit, krijgt geen premie. Eigenlijk is dat unfair tegenover de staf en de groep. Ik wees er hem op dat Eden Hazard datzelfde weekend bij Chelsea ook op de bank zat en daarna in een kwartier tijd het verschil maakte. En ik vroeg hem of hij de invalbeurt van Ruud Vormer gezien had, de Gouden Schoen en aanvoerder van Club Brugge die ook niet startte. Het grote verschil met die mannen is dat die speler van ons in zijn coconnetje kroop en vond dat hij niet meer moest presteren.’
Idir Ouali?
DE BOECK: ‘Ja. Weet je nog waar hij zat toen ik hier vorig seizoen aankwam?’
In de B-kern.
DE BOECK: ‘Inderdaad. Vanwege slecht gedrag. Ik wil maar aangeven: een ploeg gaat door een proces, omdat je niet alles ineens bij iedereen geregeld kunt krijgen. Dat proces zijn we in Kortrijk in gang aan het zetten, om die problemen eruit te krijgen en spelers mentaal sterker te maken. Daar moeten ze leren mee omgaan. Onderlinge concurrentie moet positief zijn, maar op dit moment is dat bij ons nog niet positief.’
Wat scheelt er met Teddy Chevalier?
DE BOECK: ‘Teddy is door omstandigheden met een achterstand uit vakantie teruggekeerd en dat wegwerken is niet makkelijk, zeker als je ook nog eens denkt: ik maakte er vorig seizoen 21, waarover moet ik mij druk maken? Ik probeer hem duidelijk te maken dat je de lat dan juist hoger moet leggen in plaats van lager. Topsportmentaliteit is elke week en elk seizoen herbeginnen. Dat is mentale training. Daar, op het mentale vlak, ligt in het voetbal de grootste groeimarge. Dat zie ik bij veel ploegen. Ik zal de rekening van anderen niet maken, want ik heb zelf werk genoeg, maar van waar de wisselvalligheid van Anderlecht en van waar de wisselvalligheid van Standard? Waarom kun je wat je de ene dag brengt de andere dag ineens niet meer brengen? Voor coaches is dat tegenwoordig het moeilijkst om tegen te vechten: ervoor zorgen dat elke speler elke dag weer het beste uit zichzelf wil halen.’
Meer dan vroeger?
DE BOECK: ‘Laat ons zeggen dat het er in elk geval niet op verbeterd is. Ik vertelde mijn spelers deze week een verhaal van toen ik bij de beloften van Boom speelde. Op een dag vloog ik samen met twee andere jongens naar de bank omdat er een hoop A-kernspelers als sanctie met ons moesten meedoen. Was dat terecht? Neen. Was het moeilijk? Ja. Maar in de invalbeurt van een halfuur die ik kreeg, liep ik het vuur uit mijn schoenen om mij toch te tonen. Een week later stond ik in het eerste elftal, omdat er twee geblesseerd waren, en ben ik er nooit meer uitgegaan. Van die twee andere jongens is er nooit iets gekomen, hoewel ze meer talent bezaten dan ik. Ze vonden toen dat ze beter verdienden dan naar de bank te vliegen en de wedstrijd interesseerde hen niet meer.’
De slachtofferrol.
DE BOECK: ‘Kijk, een speler mag mijn keuzes in vraag stellen, het er niet mee eens zijn en mij desnoods zelfs een klootzak vinden, maar hij moet mij wel elke keer weer laten zien dat hij verdient te spelen. Dat zie ik nog veel te weinig. Ik zeg dikwijls: ik vond de regels niet uit hé! Wie wegloopt omdat hij niet kan accepteren dat er maar elf mogen spelen, dat er zeven op de bank zitten en de rest in de tribune, zal altijd moeten weglopen, want die regels gelden overal. Vond ik het leuk toen ik na acht jaar titularis te zijn geweest bij Anderlecht ineens naar de bank vloog omdat er een jongen van zeventien in de ploeg werd gedropt? Neen. Ik kon toen twee dingen doen: de schuld bij iemand anders leggen of terugknokken. Drie weken later stond ik weer in de basis, samen met Vincent Kompany. Die mentaliteit erin krijgen, vraagt tijd.’
ORKESTREREN
Hoe krijg je die mentaliteit erin?
DE BOECK: ‘Door er te blijven op hameren, maar toegegeven: dat is heel moeilijk. Uiteindelijk zie je toch dat het meestal spelers zijn die dan een niveautje lager gaan spelen, om zeker te kunnen zijn van hun plaats. Ik wil niet in clichés vervallen zoals dat vroeger alles beter was. Maar wat tegenwoordig heel moeilijk te beheren is, is dat er te veel verspreiding van aandacht is doordat er nu zoveel andere mogelijkheden zijn om je mee bezig te houden. Ik zeg altijd tegen mijn spelers: als iedereen rond jou gezond is, moet voetbal het belangrijkste in je leven zijn. Bij zo’n tachtig procent van de voetballers is dat het niet meer, stel ik vast. Ik begrijp dat Bölöni zegt: ik ga elke week op afzondering. Mocht daar bij ons budget voor zijn, dan zou ik dat ook doen. Want dan heb je ze tenminste bij je, weet je dat ze voldoende rusten, deftig eten et cetera. Dan kun je bepaalde dingen orkestreren. Nu kun je dat dus niet.’
Ze zouden hun smartphone op het veld meenemen, mochten ze kunnen?
DE BOECK: ‘Ik kan je zeggen: vroeger keken wij twee uur voor de wedstrijd niet meer op onze telefoon. Nu zie je dat het zelfs nog gebeurt na de opwarming. Maar je kunt dat heel moeilijk beperken, omdat… de ene doet het om nog een kusje op zijn telefoon te geven omdat zijn dochter erop staat en de andere beluistert muziek. Kun je hen hun eigen voorbereiding afpakken? Ik vind dat moeilijk. Maar voor hetzelfde geld zitten er een paar een film te bekijken, spelletjes te spelen op het internet of de standen in andere wedstrijden te volgen. Dat is heel moeilijk te controleren, maar het neemt wel de focus weg.’
Op mentaal vlak steekt Antwerp er bovenuit.
Glen De Boeck
Jullie waren er vroeger meer mee bezig?
DE BOECK: ‘Ik vind van wel. Toen werd er bijvoorbeeld tijdens het eten over tactiek gepraat. Nu zie ik dat niet meer. Yves Vanderhaeghe, Lorenzo Staelens, Gert Verheyen bij de nationale ploeg: dat waren als speler al trainers.’
Hoeveel toekomstige coaches zitten er in je spelerskern?
DE BOECK: ‘Eerlijk gezegd zie ik er niet veel die daarvoor in de wieg zijn gelegd. Ook van voetbal kijken en van erover te discussiëren, kun je veel leren. Maar ik schat dat er gisterenavond geen twintig procent van mijn groep gekeken heeft naar de Champions League. Ik zeg niet dat het moet, maar ik bedoel: ook dat is passie.
‘Na de wedstrijd wisten wij wat er verkeerd was gegaan. Als je dat nu een speler vraagt, is er veel kans dat hij blijft steken in oppervlakkigheid. Daar wordt niet meer zo diep over nagedacht. Vandaag spelen we op training partijtjes zes tegen zes op een vierde van het veld en is er een ploeg die na twee minuten 3-0 voorstaat en toch nog met 3-4 verliest. Ik zeg: nu moet je mij toch eens uitleggen hoe dat kan. Weet je hoe het kwam? Een paar spelers waren het niet eens geweest met een beslissing van een van mijn assistenten en waren daarin blijven hangen. Daardoor verloren ze toch nog.’
Bevangen door emotie.
DE BOECK: ‘Puur emotie. Maar in het weekend zijn beslissingen ook niet altijd correct hé. Als ik een penalty onterecht vind, moet ik dan gaan zitten en zeggen: ‘Hier stopt de wedstrijd, ik moet niet meer coachen, want die penalty is niet terecht?”
Hoe leer je spelers beter met hun emoties omgaan?
DE BOECK: ‘Door op die nagel te blijven kloppen tot ze het begrijpen. Want blijven hangen in emotie is voor iedereen contraproductief. Ik begrijp emotie, hoor, maar na vijf seconden moet dat weg zijn. Wat zijn de kwetsbaarste momenten in een wedstrijd? De begin- en de slotfase van elke helft én na een doelpunt. Maakt een mentaal sterke ploeg een doelpunt en is de tegenstander mentaal niet sterk, dan volgt er dikwijls snel ook nog een tweede doelpunt. Het omgekeerde is ook waar: wanneer een mentaal niet zo sterke ploeg een doelpunt maakt tegen een tegenstander die wel mentaal sterk is, dan profiteert die mentaal sterke ploeg daar dikwijls van om snel tegen te scoren.
‘Pas op: ik werk in Kortrijk met een geweldige groep, maar misschien zijn we te braaf voor elkaar. Op het veld moet je ook eens durven te zeggen waar het op staat. Op Standard zie ik Sinan Bolat bij een 0-2-voorsprong voor Antwerp een bal pakken en meteen daarna een ploegmaat de huid vol schelden. Want hij weet: slikken we een goal, dan staat hier het kot in brand en kunnen we het nog moeilijk krijgen. Dus houdt hij mensen bij de les. Want er is natuurlijk wel een reden waarom hij de minst gepasseerde doelman van de competitie is. Dat is het enige wat wij missen: gasten die op het veld de boel bij elkaar houden.’
ROEPEN
Hannes Van Der Bruggen, jouw aanvoerder zegt: ‘Ik ben nooit de grootste roeper geweest, op en naast het veld probeer ik vooral rust te brengen.’
DE BOECK: ‘Dat begrijp ik. Maar op het veld moet er ambiance zijn en als het nodig is, moet er geroepen worden op elkaar. Een invalbeurt zoals die van Idir in Gent zou destijds met mij op het veld nooit zomaar gepasseerd zijn. Voor mij is het simpel: er is 90 minuten voetbal, of 94 minuten, en dan is het gedaan. Binnen die tijd moet je het doen, want daarna kun je de uitslag niet meer veranderen. Achteraf komen zeggen wat er niet goed was, is te gemakkelijk. Als coach heb je het best een speler op het veld die op dezelfde manier denkt als jij, zoals in mijn eerste jaar als hoofdtrainer bij Cercle Brugge.’
Besnik Hasi.
DE BOECK: ‘Hij was op het einde van zijn carrière gekomen, maar toch nog gigantisch belangrijk. Niet op voetbalvlak, maar omdat hij de boel zette zoals het moest. En als er iemand niet deed wat hij moest doen… Kén je Besnik een beetje?’
Naar verluidt greep hij ooit eens Frederik Boi bij de keel.
DE BOECK: ‘Op het veld moet je hard kunnen zijn voor elkaar. Als er één zijn job niet doet, moet je durven zeggen: ‘Godverdomme!’ Vijf seconden en daarna voortdoen. Wat was het succes van de nationale ploeg op het WK 2002 in Japan en Zuid-Korea? Een goeie groep, maar op momenten dat er niet gedaan werd wat er moest gedaan worden, werd er gezegd waarop het stond. Vandaag komt er na de training een ervaren speler gefrustreerd naar mij omdat hij elk partijtje verloor doordat Avenatti in zijn ploeg zat en die zijn werk niet deed. Ik zeg: ‘Zeg hem dat in dat matchke!’ ‘Ik heb het hem gezegd’, zegt hij. Ik zeg: ‘Blijven zeggen, blijven kloppen op die nagel.’ Van mij mag hij zelfs neus aan neus met hem gaan staan. Het is tegenwoordig too easy. Ze verdragen ook zo weinig. Vroeger werd er toch minder geklaagd, vind ik. Dat moet eruit. Maar dat is dus niet gemakkelijk, want dat is opvoeden.’
Zijn zulke leiderstypes zeldzamer geworden?
DE BOECK: ‘Bij Antwerp zie ik er veel. Daar is duidelijk op geselecteerd en dat is waar ze nu het verschil mee maken. Op mentaal vlak steekt die ploeg er bovenuit. Faris Haroun speelt daar een belangrijke rol in. En achter de verdediging is Bolat constant aanwezig. Het is geen toeval dat Arslanagic daar een topseizoen draait. Ook Jelle Van Damme draaide intussen de knop om. Aanvankelijk zocht hij de schuld bij de coach in plaats van bij zichzelf, maar nu is ook hij een aanjager. Dat zijn er al drie. Voor de rest is dat: wow, wat gebeurt er?! De impact daarvan op de anderen is enorm.’
Wat leerde de heenronde jou nog meer?
DE BOECK: ‘Dat het bouwen van een team een traject is en dat daar dus tijd over gaat. Kijk naar Genk, waar de sterkhouders werden behouden, Colley goed werd vervangen door Lucumí, en spelers die er al waren à la Dewaest beter werden gemaakt. Zie ook Club Brugge, waar ze er zelfs de man die vorig seizoen de boel deed draaien er even tussenuit kunnen nemen. Die twee clubs leveren het mooiste bewijs dat continuïteit loont.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier