Anderlecht: op zoek naar een nieuwe identiteit
Hoe gaat Anderlecht om met zijn Brusselse identiteit? Waarom is de bestuurstop uitsluitend Vlaams? Op welke manier heeft Marc Coucke het familiebedrijf van de Vanden Stocks opgepeuzeld? Factcheck in het hart van Neerpede.
Met het blote oog is het nauwelijks te zien. Maar supporters die op wedstrijddagen vanuit de aanpalende straten richting Astridpark wandelen, moeten een onzichtbare grens oversteken om het territorium van Anderlecht te bereiken. Het Constant Vanden Stockstadion ligt in een enclave te midden van een hostiele omgeving met verdedigingslinies die op amper een kilometer afstand van elkaar liggen.
Jaren geleden waren het Lindeplein en de Théo Verbeecklaan, een strook van een kleine 400 meter die deel uitmaakt van het patrimonium, het zenuwcentrum van het Anderlechtse voetvolk. Vandaag bloeden de twee plekken stilaan dood. Aan het huisnummer 3 houdt café Le But, en de gelijknamige supportersclub met zo’n 350 leden, kranig stand. ‘Vroeger speelden we op zaterdagavond en moest ik al om 14 uur extra personeel laten komen omdat de hele straat paars en wit kleurde. We sloten af om een uur of vier en gingen daarna nog iets drinken in het clubhouse. Nu mag je blij zijn als de mensen een uur voor de match naar hier komen’, vertelt de uitbaatster, die zichzelf ‘de oma van Le But‘ noemt.
De professionalisering ging ten koste van de familiale sfeer en de gemoedelijkheid bij Anderlecht.
Wat nog meer opvalt is de totale afwezigheid van Brusselaars in de menigte. De Tijd berekende ooit dat Anderlecht over heel België 1,2 miljoen sympathisanten heeft. De ramingen over het aandeel Brusselse fans lopen uiteen van 8 tot 10 procent. Bitter weinig voor een club die kan vissen in een vijver met 1,2 miljoen inwoners. Al heeft dat ook historische redenen: een echte Brusselaar gaat niet naar Anderlecht. Tot de jaren veertig was Anderlecht pas de derde club van de stad na Union en Daring. Er werd zelfs neergekeken op het stamnummer 35. Vlamingen daarentegen vonden wel vlot de weg naar de Théo Verbeecklaan. Voor mensen uit Halle, Ninove en Dilbeek was Anderlecht het eerste wat ze tegenkwamen als ze naar Brussel trokken.
‘Veel mensen maken dezelfde denkfout’, zegt perswoordvoerder David Steegen. ‘Anderlecht ligt in de hoofdstad van België, maar onze identiteit overstijgt de regio en zelfs het land. We zijn geen regionale club en ook geen stadsclub. We zouden kunnen onderzoeken waar onze supporters wonen, maar dat heeft nul komma nul belang. Iemand die zegt dat er te weinig Brusselaars in ons stadion zitten, heeft een punt. Toch stel ik mij een vraag: wat is een Brusselaar? Brussel is een stad waar het een komen en gaan is van mensen. Het zit zo complex in elkaar om het woord Brusselaar in een simpele definitie te gieten. We zijn Zinnekes. Brusselaars komen van overal. En Coucke beseft dat hij de Brusselse eigenheid moet respecteren. Dat hij naast Pierre Kompany in de eretribune zit, bewijst dat hij de Brusselse verankering hoog in het vaandel draagt.’
Een van de speerpunten van het beleid van Marc Coucke is de Brusselaar naar het stadion krijgen. De selfmade miljonair won advies in bij Brusselaar Alain Courtois – in 2002 was de politicus enkele maanden general manager op Anderlecht – om inzicht te krijgen in het onderwerp. ‘Coucke erkent dat er iets fout loopt’, zegt Courtois. ‘Mocht hij daar niet mee bezig zijn, dan zat Anderlecht echt met een probleem. Hij stelt zich de juiste vragen en wil er iets aan doen. Hij bekijkt de kwestie met de ogen van een businessman. Hij heeft een product en hij zoekt manieren om zijn product ook elders te kunnen verkopen. Om je product aan de man te kunnen brengen, moet je je consument kennen. In het geval van Anderlecht moet de club investeren in jonge gastjes van 8, 9 en 10 jaar. Je moet hen zin geven om voor Anderlecht te supporteren. En: je moet vooral de ouders mee krijgen. Vroeger was het papa die zijn kroost meenam naar het stadion en zo zijn liefde voor een club doorgaf.’
Vervlaamsing aan de top
Terwijl het met een vergrootglas zoeken is naar Brusselse fans kleurt de bestuurstop van Anderlecht helemaal Vlaams. De mannen met invloed aan de Neerpedestraat heten Marc Coucke (voorzitter), Jo Van Biesbroeck (operationeel manager), Matthijs Keersebilck (Head of Sales & Marketing), Luc Devroe (sportief manager) en Michael Verschueren (bestuurder voor Anderlecht in de European Club Association). Een inburgeringstraject was niet nodig want de club heeft de laatste jaren een Vlaamse inslag gekregen. Ook de technische, medische en paramedische omkadering van het eerste elftal en het personeel in de burelen is grotendeels Vlaams. Op een gegeven moment was Jean-François Lenvain, verantwoordelijk voor het sociaal departement, het enige Franstalige diensthoofd op Neerpede. ‘Maar het zou te gemakkelijk zijn en intellectueel oneerlijk om te zeggen dat Anderlecht een op en top Vlaamse club is geworden. De structuur is gewoon veranderd’, zegt Lenvain, die afgelopen zomer opstapte bij Anderlecht.
Roger Vanden Stock, Philippe Collin en alle anciens waren de belichaming van het Brusselse establishment. De bezieler van de vervlaamsing is Van Biesbroeck, die Nederlandstalige profielen zocht om de nieuwe kmo te runnen. Al gaat het volgens goed geplaatste bronnen binnen de club niet om een bewuste strategie. De ex-topman van AB InBev zocht en vond de gezichten voor zijn ambitieus vernieuwingsproject in zijn eigen Vlaams netwerk. En het is nu eenmaal gemakkelijker om een Vlaming te vinden die drie talen spreekt dan een Franstalige Belg. Lenvain stelt vast dat het opleidingscentrum, toch het kloppende hart van de club, zijn Brusselse eigenheid behouden heeft. ‘Ik zou zelfs durven zeggen dat de tendens lichtjes Franstalig is. Veel opleiders zijn Franstalig en Jean Kindermans, de directeur jeugdopleidingen, is de incarnatie van de echte Brusseleir. In de jongste jeugdcategorieën zijn de Brusselse kids in de meerderheid en dat zal nog een tijdje zo blijven. Op dat vlak kan je spreken van een echte Brusselse verankering.’
Mensen die de veranderingen hebben meegemaakt, maken zich wel zorgen over de bruuske koerswijziging. ‘Het is goed dat er in elk domein super competente mensen werden aangetrokken, maar Anderlecht is eerst en vooral een voetbalclub’, klinkt het in de wandelgangen. ‘Er heerst geen echte sportcultuur meer op Neerpede. Het wordt tijd dat de club opnieuw mensen introduceert met een sportachtergrond.’
Familieclub opgedoekt
Met de intrede Van Biesbroeck, een man van de cijfers die constant met zijn neus in de boeken zit, werd ook de bedrijfscultuur omgegooid. Anderlecht was tot voor kort een familiebedrijf waar iemand met een simpele handdruk carte blanche kreeg. Herman Van Holsbeeck zei al eens tegen een werknemer: ‘Ik weet niet wat je precies doet, maar ik vertrouw jou.’ Sommige personeelsleden werkten gratis in ruil voor een plaats in de eretribune of een zitje in het vliegtuig voor een Europese verplaatsing. De man die verantwoordelijk was voor het wagenpark kon niet overweg met een pc en weigerde een smartphone te gebruiken. Het was een en al folklore op de werkvloer, maar Roger Vanden Stock kreeg het niet over zijn hart om zijn loyale maar overjaarse werknemers op pensioen te sturen. Zonder de oudgedienden te willen afvallen die door Coucke op straat werden gezet, erkennen ze bij paars-wit dat ze de laatste tien jaar ingedommeld waren. Maar vandaag is Anderlecht een andere club: het heeft afstand genomen van zijn oubollige familiestructuur en heeft zich omgevormd tot een moderne kmo, waar elk departementshoofd zijn targets moet halen. Alles wordt nu Vlerickgewijs in procedures, rapporten en visieteksten gegoten.
De professionalisering ging ten koste van de familiale sfeer en de gemoedelijkheid. En in de slipstream van Coucke namen nieuwe klanten en persoonlijke zakenrelaties die mee overkwamen van Oostende hun intrek in de vipruimtes van het Vanden Stockstadion. Een ex-speler van de kustploeg die dit seizoen met zijn makelaar een wedstrijd van Anderlecht bezocht, kwam handen te kort om de mensen die hij kende van zijn Oostendse periode te groeten. ‘Op Anderlecht was het altijd gezellig’, vertelt een werknemer die de ins en outs van de club goed kent. ‘Met dat mooie tapijt zag de receptiezaal in het stadion er heel knus uit. En alles was gratis. Daar hebben sommige mensen misbruik van gemaakt. Maar de clubwarmte is weg terwijl dat absoluut niets kost.’
In Anderlecht is er geen enkele plek meer vrij om een stadion te zetten. Voor ons verandert dat niets: wij willen dat Anderlecht binnen de gemeentegrenzen blijft voetballen.
Eric Tomas, burgemeester Anderlecht
Voor Coucke is Anderlecht de uitdaging van zijn leven. De supporters staan echter voor een verscheurend dilemma: ze willen meegaan met hun tijd, maar een deel wil de charme van het old school Anderlecht niet helemaal zien verdwijnen. Christophe Hooreman, voorzitter van supportersclub Purple Heart Fanatics, klaagt vooral aan dat het zakelijke aspect de bovenhand heeft genomen bij de 34-voudige landskampioen. ‘Op Anderlecht draait het nog om één ding: business. Coucke koopt iets voor 1 euro en is in staat om het overmorgen aan iemand door te verkopen die het dubbele biedt. Het beste voorbeeld is de prijs van het bier. In het stadion kost een pint 2,5 euro. En we voelen dat de club ons aanzet om meer te consumeren – ze willen dat we binnen ons geld uitgeven. Tegen Union heb ik 35 minuten moeten aanschuiven om binnen te geraken. Ik vermoed dat ze moedwillig een vlotte doorgang beletten om de mensen te dwingen vroeger naar het stadion te komen.’
Ondanks de felle kritiek wordt Coucke binnenskamers als een commercieel genie aanzien. Op een paar maanden tijd heeft hij 1000 extra plaatsen vrijgemaakt achter het doel van de harde kern, een Fan Village opgezet, de B2B-beleving opgetrokken, de digitalisering voortgezet en het systeem van cashless payment, dat onder de vorige directie in gang werd gezet, doorgevoerd. Kortom: sinds Coucke de big boss is, staat de club op zijn kop. Om zijn business rendabel te maken, is hij er meteen moeten invliegen. Zonder de gevoeligheden van het huis te kennen en door de regels te volgen uit de bedrijfswereld. Hij begint nu pas in te zien dat het voetbal zijn eigen wetten heeft en dat de fans functioneren als een vakbond. Maar Coucke valt niet in te tomen, beseffen de mensen met wie hij werkt. Hij praat supporters helemaal naar de mond en hij belooft zaken die hij wellicht niet zal kunnen waarmaken. Coucke is soms impulsief en wil alles snel vooruit laten gaan. Hij is een ondernemer en die hebben meestal weinig geduld.
Broze relatie met gemeente
Anderlecht lijkt de voeling met de gemeente, waar het sinds 1908 onafgebroken speelt, kwijt te zijn geraakt. Het liet na om goodwill te creëren bij de buurtbewoners en het deed te weinig om een duurzame relatie op te bouwen met de lokale overheid. De schaarse contacten met het gemeentebestuur draaiden rond veiligheid – het prijskaartje voor Anderlecht bedraagt jaarlijks 800.000 euro – en de stadionperikelen.
‘We hebben in het verleden niet of onvoldoende gepraat met de gemeente en de mensen die in de onmiddellijke omgeving van het stadion wonen’, erkent David Steegen. ‘We maken wezenlijk deel uit van de gemeenschap en daarom voelen we ons verplicht om onze rol op te nemen. Het is een en-enverhaal. We zijn de gemeente dankbaar dat ze ons geholpen heeft met de bouw van het oefencomplex en voor de erfpacht, maar onze betrekkingen overstijgen dat soort zaken niet. Als je elkaar niet goed kent, dan kan je geen goede relatie opbouwen.’
Anderlecht wil de komende jaren een vooraanstaande partner worden van de gemeente. Concreet betekent dat: via de Constant Vanden Stock Foundation ondersteuning bieden aan evenementen die door de gemeente georganiseerd worden en de bewoners, die de club wellicht associëren met overlast, uitnodigen in het stadion. Steegen: ‘Wij kunnen niet zomaar aan de zijlijn toekijken. Het is ook onze taak om het imago van Anderlecht en Brussel op de meest positieve manier uit te dragen.’
De broze relatie tussen de Belgische recordkampioen en de gemeente dateert niet van gisteren. In de jaren zeventig liet Constant Vanden Stock een historische kans liggen, om met de verregaande steun van de gemeenste, in de buurt van Neerpede een stadion te bouwen met een atletiekpiste en daarrond een achttal voetbalvelden. Uit schrik dat de politiek zich zou bemoeien met de interne keuken weigerde Vanden Stock senior de uitgestoken hand. Bij Anderlecht nam hij en hij alleen alle beslissingen. Ook onder Christian d’Hoogh, PS-burgemeester van 1984 tot 2000 en zeer Anderlechtminded, was de verstandhouding niet optimaal. Constant vertikte het om de lokale politici te paaien. Hij was ervan overtuigd dat Anderlecht niemand nodig had.
Door de demografische boom van de laatste jaren staat RSCA met de rug tegen de muur wil het op het grondgebied Anderlecht blijven spelen. ‘Een tiental jaar geleden was er in de industriezone van de gemeente een perceel vrij om een nieuw stadion te bouwen. Anderlecht heeft die kans niet gegrepen en vandaag is dat gebied volgebouwd’, aldus burgemeester Eric Tomas. ‘Eerder dit jaar stond er een terrein te koop op het Klein Eiland, maar het was redelijk duur en bovendien niet groot genoeg om een voetbaltempel op te trekken. In Anderlecht is er geen enkele plek meer vrij om een stadion te zetten. Voor ons verandert dat niets: wij willen dat Anderlecht binnen de gemeentegrenzen blijft voetballen. Helaas kennen we het standpunt van de club niet. Mochten er opnieuw gesprekken worden opgestart dan zal er onderhandeld worden op basis van de conventie van 2009 waarin we akkoord gingen met een uitbreiding van het Vanden Stockstadion tot maximaal 31.000 plaatsen.’
Tomas houdt ook rekening met een exitscenario. Daarom liet hij twee jaar geleden, toen er sprake was van het Eurostadion, een studie uitvoeren over de toekomstige bestemming van het Vanden Stockstadion. ‘Als het stadion ooit leeg komt te staan, dan weten we al wat we met de site gaan doen. Het mag zeker geen ruïne worden.’
Commerçant coucke
Half oktober kondigde Anderlecht met trots aan dat het 18 nieuwe commerciële partners had aangetrokken om het totaal op te trekken naar 32. ‘RSC Anderlecht mag vandaag rekenen op 32 commerciële partners die stuk voor stuk een hoofdrol spelen in de Brusselse en Belgische economie’, klonk het twee weken geleden.
Dat laatste klopt maar deels. Allianz, Audi, Coca-Cola, BNP Paribas Fortis, Jupiler en Betway, zogenaamde ‘corporate partners’, overstijgen ruim het Belgische niveau. Maar de lijst met ‘exclusive partners’ wordt vooral gedomineerd door Vlaamse bedrijven zoals DSM Keukens, Woutim Schildersbedrijf, Hubo, Andre Celis, Willems veranda’s, Levi Party Rental, Van Dessel en WDP (Warehouses De Paux), die vooral in het noorden van het land bekend zijn. Tussen de 32 bevoorrechte partners van Anderlecht staat er een Waalse onderneming: Lebeau-Courally, een Luikse fabrikant van hoogwaardige jachtwapens. In 2008 werd het bedrijf opgekocht door Joris Ide, de vaste metgezel van Marc Coucke en de man die financiële steun verleende bij de overname van Anderlecht, en die bouwde met succes een luxe horlogemerk uit met de naam Lebeau-Courally. Gezien de innige band tussen Ide en Marc Coucke is het geen toeval dat Lebeau-Courally nu in het Vanden Stockstadion prijkt. Naar verluidt heeft het bedrijf tussen de 150.000 en de 300.000 euro moeten neertellen om zijn naam te kunnen verbinden aan Anderlecht.
Coucke ruilt en dealt. Hij koopt bij mensen die bij hem kopen. Met sponsor Bacardi kwam Coucke overeen dat zij de Bacardi Lounge Bar in tribune 2 mogen beheren en ongeveer tien procent van de inkomsten mogen houden. In ruil wordt van Bacardi verwacht dat ze een van de pretparken van Coucke benutten tijdens een teambuildingevenement. ‘Coucke heeft maar één doel’, zegt een insider. ‘Hij wil uitblinken en op de voorgrond staan. Er moet over hem geschreven worden.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier