Top tien Belgische olympische prestaties: waarom het goud van Nina Derwael zo spectaculair was
Vrijdag beginnen de Olympische Spelen in Parijs. In afwachting daarvan presenteren we u, op basis van hun puur sportieve waarde, de top tien van de beste Belgische prestaties uit de olympische geschiedenis.
1. Nina Derwael – goud Tokio 2021
Zonder discussie staat de olympische titel van Nina Derwael op de Spelen van Tokio op één. Niet alleen omdat de Limburgse de allereerste Belg (m/v) werd die goud won in de artistieke gymnastiek. Vooral ook omdat ze kampioene werd op het spectaculairste toestel, de brug met ongelijke leggers, in de zwaarste olympische vrouwensport. Voor een turnster uit een klein land is dat zeer uitzonderlijk. De artistieke gymnastiek wordt immers van oudsher gedomineerd door meisjes uit de VS, China, Japan, of landen uit het voormalige Oostblok (Rusland, Roemenië, Oekraïne, Oost-Duitsland, Tsjecho-Slowakije). Stuk voor stuk landen met een véél grotere talentenvijver om uit te vissen. Derwael is zelfs een ‘product’ van een puur Vlaamse sportopleiding, uit een nog kleinere talentenpool.
Voor olympisch goud behaald door een turnster uit een land met mínder inwoners dan België moet je al terugkeren naar 1992, toen de Hongaarse Henrietta Ónodi olympisch kampioene werd op de sprong. En daarvoor moet je al terug naar de Spelen van 1956 en 1952 toen haar landgenote Agnes Keleti viermaal goud veroverde op drie toestellen, onder meer op de brug met ongelijke leggers. Ook de Hongaarse Margit Korondi werd olympisch kampioene op de brug, toen dat toestel voor het eerst op het olympische programma stond, in 1952. Sinds die Hongaarse gouden plakken gingen alle titels naar gymnastes uit grote landen. Tot Derwael in 2021. Of hoe ze niet alleen Belgische sportgeschiedenis, maar ook turngeschiedenis schreef.
2. Fred Deburghgraeve – goud Atlanta 1996
Belgische sportliefhebbers die op 20 juli 1996 voor hun tv zaten herinneren het zich nog altijd: het scherpe gefluit van coach Ronald Gaastra tijdens de olympische finale op de 100 meter schoolslag. Hij gaf zo het ritme aan waarop Fred Deburghgraeve in Atlanta naar goud gleed, als de eerste en nog altijd enige Belgische zwemmer (m/v) ooit. Goud behalen in een discipline van een van de twee olympische moedersporten, én bij de mannen – waar de mondiale concurrentie vaak groter is dan bij de vrouwen – verdient een tweede plek op deze ranking. Ook omdat Deburghgraeve in Atlanta, in de reeksen, als enige Belg na de Tweede Wereldoorlog een wereldrecord zwom. In de finale versloeg de West-Vlaming bovendien de Amerikaan Jeremy Linn voor eigen volk, de Duitser Mark Warnecke en de Hongaarse voormalige wereldrecordhouder Károly Güttler. Nota bene zes maanden nadat Deburghgraeve in Bastenaken het wereldrecord in een 25 meterbad had verbeterd. Een poging die zijn coach, Ronald Gaastra, bewust had gepland, om een drukmoment voor de Spelen te creëren. Vier jaar eerder was zijn poulain op de Spelen van Barcelona in de reeksen nog van het startblok gegleden. In Bastenaken weerstond Deburghgraeve wel de druk. Gaastra wist toen al: in Atlanta zal niemand Fred kloppen. Dat werd ook realiteit.
3. Tia Hellebaut – goud Peking 2008
Ze was niet het grootste talent, maar weinig atletes die op een groot kampioenschap zo boven zichzelf uitstegen als Tia Hellebaut – in haar geval zelfs letterlijk. Zoals ze tijdens de olympische hoogspringfinale van de Spelen in 2008 deed door het mentale spelletje met de Kroatische wereldkampioene en topfavoriete Blanka Vlasic te winnen, en zelf een persoonlijk record te springen: 2m05. Nog altijd de op één na hoogste sprong ooit in een olympisch vrouwentoernooi en nog altijd hebben slechts elf atletes ooit een hogere lat overschreden dan Hellebaut in Peking. Van álle Belgische prestaties in de geschiedenis van de vrouwenatletiek is op basis van de puntenquotering van World Athletics alleen het persoonlijk record van Nafi Thiam op de zevenkamp nog iets straffer. Hellebaut realiseerde het wel op het allerbelangrijkste moment van haar carrière. En in een van de traditienummers in de vrouwenatletiek. Goed voor brons in deze ranking.
4. Robert Van de Walle – goud Moskou 1980
De Spelen van 1980 in Moskou werden geboycot door onder meer de VS en Japan, na de Russische invasie in Afghanistan. Dat beperkte in sommige sporten en disciplines de concurrentie. Zoals in het judo, waar grootmacht Japan geen van zijn kampioenen afvaardigde. In de klasse tot 95 kilo bij de mannen had dat echter weinig of geen invloed: de vier besten van de categorie tekenden present in Moskou: de laatste twee Europese kampioenen, de Fransman Jean-Luc Rougé (1980) en de Oost-Duitser Dietmar Lorenz (1979), de regerende wereldkampioen, de Georgiër Tengiz Khubuluri, en Robert Van de Walle, die op het WK de finale van Khubuluri, zijn zwarte beest, had verloren. De West-Vlaming was uit op revanche, hij moest en zou Khubuluri voor eigen volk verslaan. Na een maandenlange spartaanse voorbereiding in Japan, waar het meubilair van zijn primitieve verblijf uit niet meer bestond dan een bed, realiseerde Van de Walle zijn droom door de Georgiër in de finale met het kleinste verschil te verslaan.
5. Red Lions – goud Tokio 2021
Na de grote ontgoocheling van Rio, waar de Red Lions zilver behaalden, veroverden ze goud in Tokio 2021. Het was, in de naoorlogse geschiedenis, de eerste Belgische olympische titel in een traditionele teamsport. Het hoogtepunt ook van een jarenlang, zorgvuldig opgebouwd traject van de nationale hockeyfederatie. Dat verdient alle lof. En is ook het bewijs dat olympisch succes ‘maakbaar’ is, als je er als klein land genoeg in investeert. Een medaille in een ploegsport is prestigieus, maar een nuance moeten we wel maken: hockey is een van de kleinste olympische teamsporten, en niet zo mondiaal als voetbal, basketbal of volleybal. Daarom ‘slechts’ plaats vijf op deze ranking.
6. Ulla Werbrouck – goud Atlanta 1996
De gouden medaille van Ulla Werbrouck was op zich al historisch: de eerste ooit voor een Belgische vrouw in de olympische geschiedenis. Die andere judoka, Ingrid Berghmans, had in Seoel 1988 ook al een titel behaald, maar judo (bij de vrouwen) was toen nog een demonstratiesport. Vier jaar later nam Werbrouck al deel in Barcelona. Ze raakte er geblesseerd in de eerste kamp en werd uitgeschakeld in de kwartfinale. In aanloop naar de Spelen van 1996 zette ze die frustratie om in motivatie. Na een perfecte voorbereiding beleefde de West-Vlaamse in Atlanta een begenadigde dag. Coach Jean-Marie Dedecker was veel nerveuzer dan zijn poulain. In de finale vloerde Werbrouck de Japanse Yoko Tanabe, met een ippon, twee seconden voor het einde. De mooiste titel in haar carrière, in bovendien de koninginnenklasse van het judo.
7. Nafi Thiam – goud Rio de Janeiro 2016
In een ranking met de grootste Belgische olympiërs ooit kan Nafi Thiam een eerste plaats claimen. Zeker als ze op vrijdagavond 9 augustus in Parijs voor de derde keer op rij goud zou veroveren in de zevenkamp. Geen landgenoot verlengde in de naoorlogse geschiedenis zijn of haar olympische titel, laat staan tweemaal. In dit klassement, dat één medaille beoordeelt, staat Thiam lager. De Waalse werd immers olympisch kampioene in een van de minst bezette nummers van de atletiek, de zevenkamp. De combinatie van disciplines maakt de instapdrempel veel groter voor jonge talenten, en ook het financiële gewin is veel minder.
De zevenkamp is, en was in het verleden, meestal een West-Europees/Russisch en Noord-Amerikaans onderonsje. Op de jongste Spelen in Tokio gingen de eerste vier plaatsen zelfs naar atletes uit België en Nederland, met Thiam op één en Noor Vidts op vier. Dan was de tegenstand in Rio 2016, waar Thiam haar eerste titel veroverde, sterker. Ze versloeg er Jessica Ennis-Hill, de Britse titelverdedigster en regerende wereldkampioene, en de Canadese Brianne Theisen-Eaton, tweevoudig vicewereldkampioene. Met 6810 punten behaalde de toen 21-jarige Waalse ook 19 punten meer dan in Tokio 2021. Al was dat geen topscore: het 47e hoogste puntentotaal uit de zevenkampgeschiedenis. Thiam zélf deed al vijf keer beter.
8. Justine Henin – goud Athene 2004
Tennis is de meest gemediatiseerde vrouwensport, waarin ook het meeste geld te verdienen valt. Daarin olympisch goud behalen, zoals Justine Henin in 2004 in Athene, levert echter geen stek in de top vijf van deze ranking op. Nochtans staat haar memorabele comeback in de halve finale tegen de Russische Anastasia Myskina nog in het vaderlandse geheugen gegrift: een 1-5 achterstand in de derde set boog de nooit aflatende Henin om in 8-6 winst. De finale tegen de Française Amélie Mauresmo verliep veel vlotter: tweemaal 6-3. Toch moeten we ook aanhalen dat het deelnemersveld van het tennistoernooi bij de vrouwen in Athene niet het allersterkste was. Mauresmo en Myskina waren op dat moment wel de nummers twee en drie van de WTA-ranking, maar Lindsay Davenport (nummer 1), Serena Williams (nummer 5), Maria Sharapova (nummer 6, die op Wimbledon de finale had gewonnen tegen Williams), en Kim Clijsters (nummer 14, na maandenlang blessureleed) gaven forfait.
9. Pieter Timmers – zilver Rio de Janeiro 2016
Verschillende Belgen hebben, naast bovengenoemde ploeg of atleten, ook olympische gouden medailles gewonnen. Maar ofwel hebben zij die plak veroverd in een kleinere sport/discipline. Of in een (ver) vervlogen tijdperk waarin de mondiale concurrentie zwak was, zoals op de Spelen van 1920 in Antwerpen. Of met wat geluk behaald, zoals wielrenner Greg Van Avermaet in Rio 2016, toen hij profiteerde van de val van koplopers Vincenzo Nibali en Sergio Henao in de finale.
Aangezien de wereldwijde tegenstand en de prestige van een sport/discipline in deze ranking bepalend is, staat daarom het zilver van Pieter Timmers in Rio boven die olympische titels. Met dezelfde argumentatie als bij Deburghgraeve: behaald in het zwemmen (een van de twee olympische moedersporten), bij de mannen én – het geval van Timmers – zelfs in het koningsnummer: de 100 meter vrije slag, waar de concurrentie, vooral van zwemgrootmachten als de VS en Australië, het sterkst is.
10. Bashir Abdi – brons Tokio 2021
Op basis van de aangehaalde criteria staat de bronzen plak van Bashir Abdi van Tokio 2021 als laatste in deze top tien. Veroverd op de marathon, een van de meest mondiale en prestigieuze nummers op de héle Spelen. Hoger in te schatten dan de olympische atletiektitels van Gaston Reiff op de 5000 meter in 1948 en van Gaston Roelants op de 3000 meter steeple in 1964. Reiff versloeg weliswaar de legendarische Tsjech Emil Zátopek, maar hij en Roelants moesten hoofdzakelijk afrekenen met Europese atleten en een enkele Amerikaan. Van zwarte Afrikaanse toppers was er toen nog geen sprake. De gouden 4×100 meter-ploeg van Peking 2008, met Kim Gevaert, ‘profiteerde’ dan weer van een dopinggeval bij de Russinnen en van de mislukte stokwissels van de VS, Jamaica en Groot-Brittannië – al is dat ook de kunst van een estafette.