Sons of a beach
Met een groep anonieme voetballers ontpopte KV Oostende zich tot revelatie van de Jupiler Pro League en zelfs kandidaat voor play-off 1. Wat is het aandeel daarin van een Duitse trainer met een specifieke identiteit? Alexander Blessin door de ogen van zeven kustjongens.
Eén weg
Kevin Vandendriessche: ‘Eerlijk gezegd was er aanvankelijk toch wat bezorgdheid, misschien zelfs wat angst. Dat is niet zo abnormaal: als er een nieuwe coach komt, weet je dat de regels gaan veranderen. Het was bovendien een Duitser en dan komen automatisch bepaalde clichés in je gedachten naar boven. Ik dacht bijvoorbeeld dat we als gekken moesten gaan lopen.’
François Marquet: ‘Ik had ook vooroordelen over de Duitse manier van werken en dacht evenzeer dat we elke ochtend zouden beginnen met een stevige bosloop. Dat hebben we uiteindelijk niet vaak gedaan en wanneer het toch gebeurde, was het zeker niet om ons kapot te rennen. Als we lopen, is dat met intervallen en op een atletiekpiste. Mentaal is het een opsteker als je weet dat je er na minder dan een uur vanaf zult zijn.’
Maxime D’Arpino: ‘Persoonlijk had ik zelfs verwacht dat we meer aan de fysieke conditie zouden werken. In Frankrijk was ik het gewend om veel zonder bal te lopen tijdens de voorbereiding. Met Alexander Blessin hebben we één, misschien twee keer moeten lopen voor aanvang van het seizoen. Voor de rest trainden we altijd met de bal, wat veel aangenamer is.’
Vandendriessche: ‘Ik kan me zelfs niet herinneren dat we ook maar één keer een bosloop van tien kilometer hebben gedaan. We hebben zelden specifiek aan onze uithouding gewerkt. Dat verschilt enorm met wat ik in het verleden hier in België heb meegemaakt. Tijdens de twee seizoenen onder Yves Vanderhaeghe heb ik veel bijgeleerd, maar de manier waarop we nu werken is compleet anders. In feite zijn het twee methodes die niets met elkaar te maken hebben.’
Arthur Theate: ‘Hier moeten we op training soms honderd keer dezelfde sprint trekken met telkens dezelfde intensiteit om druk te zetten op een tegenstander. Het komt erop neer dat we op training doen wat we ook in de wedstrijd moeten doen. Omdat Blessin mijn eerste trainer is, kan ik niet vergelijken, maar ik zie er het nut niet van in om tien kilometer in het bos te gaan lopen zonder ritmeveranderingen.’
Vandendriessche: ‘Alles is aanwezig op training, alles wat Blessin ons wil inprenten. Vanaf het eerste gesprek begrepen we wat hij ons wilde duidelijk maken: ‘We gaan daar, daar en daar op werken en we gaan dat op die manier aanpakken.’ Er was maar één weg om te volgen, we konden ons niet van richting vergissen. Gelukkig voor mij past dat voetbal me goed, maar voor sommige spelers was het toch even slikken.’
Pressing en positionering
Marquet: ‘Voor mij vergde die aanpak een serieuze aanpassing, want er werd mij gevraagd om de manier waarop ik al sinds mijn vijftien jaar voetbal, te veranderen. Op bepaalde momenten heb ik getwijfeld: moest ik, die opgegroeid was met mooi voetbal gebaseerd op balbezit, mij aanpassen aan dat uitermate verticale voetbal?’
D’Arpino: ‘Voor mij was het anders. Gauthier Ganaye ( sportief directeur van KV Oostende, nvdr) haalde me net naar hier vanwege mijn profiel, dat paste binnen de filosofie van de nieuwe trainer. Mijn trainer bij Orléans, Didier Ollé-Nicolle, werkte ongeveer op dezelfde wijze. Ik was dus niet verrast, ook al kwam er de Duitse discipline bovenop.’
Guillaume Hubert: ‘Het was heel slim van de trainer om ons meteen beelden van Leipzig te tonen. We leerden geen coach kennen, wel een methode. Hij wist heel goed wat hij wilde en waar hij naartoe wou. Trainen en voetballen onder een coach met een echte identiteit is gemakkelijker.’
D’Arpino: ‘Hij nam ons apart, positie per positie, om ons via beelden van de eerste ploeg van Leipzig te tonen wat hij van ons verwachtte. Voor een speler helpt het om je te kunnen spiegelen aan een voorbeeld. Temeer omdat het niet enkel bij de theorie bleef, we moesten die ook onmiddellijk proberen om te zetten in de praktijk.’
Marquet: ‘Het is zijn verdienste dat hij begreep dat wij, voetballers, ons niet langer dan 30 minuten kunnen concentreren… ( lacht) De theoretische uitleg duurt dan ook niet lang. Hij toont ons concreet wat hij verlangt, maar al snel gaan we over tot de praktische oefening ervan. Een kwaliteit van hem is ook dat hij zijn oefeningen altijd weet aan te passen aan de kwaliteiten en gebreken van zijn spelers.’
Theate: ‘Juist, van zodra hij iets opmerkt dat hij kan verbeteren bij iemand, een punt waarop iemand progressie kan maken, schakelt hij. Hij beschikt over een groot arsenaal aan oefeningen waar iedereen bij gebaat is.’
D’Arpino: ‘Voor middenvelders, bijvoorbeeld, legt hij heel sterk de nadruk op bewegen zonder bal, pressing en positionering. Een basisoefening bestaat erin om in het midden van vier doeltjes te gaan staan met elk een andere kleur. Je krijgt te bal aangespeeld en op het laatste moment roept hij je de kleur toe. Als je in het juiste doel scoort, dan gaat de oefening verder. Mis je, dan moet je sprinten naar een kegeltje dat een twintigtal meter verder opgesteld staat.’
Beperkte ruimtes
Theate: ‘Voor hem is het belangrijk, merk ik, dat de intensiteit bij elke oefening hoog ligt. Wanneer de training er voor de anderen opzit, neemt hij me vaak apart. Hij zet zich naast mij als collega centrale verdediger. Vooraf heeft hij doeltjes, weer met een verschillende kleur, op een aantal sleutelplaatsen op het terrein gezet. Als hij dan naast mij staat, legt hij ballen aan mijn linkerkant en zegt elke keer een kleur. Is dat blauw, dan moet ik een strakke pass over de grond geven naar het blauwe doel, alsof ik de lijnen van de tegenstander doorbreek.’
D’Arpino: ‘Dat is een globale samenvatting van zijn filosofie. Bij balverlies krijg je vijf seconden om het leer weer te recupereren. Van daaruit werken we verder volgens thema’s en bepaalde spelvormen.’
Theate: ‘Het idee is om op een zo klein mogelijke zone te werken, met pressing, spurtjes, intensiteit. De hele tijd op zeer kleine, beperkte ruimtes. Zo wil hij een ploeg maximaal insluiten. Echt speciaal!’
Vandendriessche: ‘De oefeningen duren zelden lang, maar zijn heel intensief. Heel de tijd herhaalt hij: ‘Pressing! Pressing!’ Op dat vlak laat hij ons niet gerust, want het maakt deel uit van zijn basics. Soms was dat wel vervelend, moet ik toegeven, vooral in het begin. Ja, we trainden vaak met de bal, maar we bleven toch wat op onze honger zitten. Dan zeiden we na de training: verdorie, nu hebben we geen enkele keer op doel geschoten.’
Theate: ‘Het klopt, dat vindt niet iedereen even plezant. Soms verlieten we de training met een onvoldaan gevoel, want waar houdt een voetballer van? Op doel trappen en wedstrijdjes spelen, niet zozeer van pressing.’
Makhtar Gueye: ‘Soms was dat wel balen, inderdaad, om heel de tijd op die kleine ruimte te trainen. Het is heel specifiek en het laat ons niet toe om ons echt uit te leven op het terrein. Maar de beloning krijgen we elke week tijdens de wedstrijden. Dan zien we de gezichten van bange verdedigers op het moment dat wij hen opjagen als uitgehongerde wolven.’
Brecht Capon: ‘Mijn probleem is dat ik niet zoveel speel, ik krijg die beloning waarover Makhtar spreekt niet. Het is bovendien niet gemakkelijk om op training te bewijzen dat ik beter ben dan anderen. We spelen immers weinig onderlinge wedstrijdjes.’
Theate: ‘Ja, onderlinge wedstrijden kunnen onze trainer maar weinig schelen. Hij laat zijn principes niet los. Wat hem interesseert, is pressing. Je krijgt de indruk dat hij opgejaagde beesten van ons wil maken.’
Enthousiaste jongeren
Vandendriessche: ‘Beetje bij beetje begint hij zijn aanpak toch licht aan te passen. Nu hij ziet dat we bepaalde zaken onder de knie krijgen, werkt hij iets meer op andere domeinen en doet hij bepaalde toegevingen. De ruimtes waarop we trainen, worden iets groter, bijvoorbeeld.’
Marquet: ‘Hij is hier aangekomen met een bepaalde voetbalfilosofie in zijn hoofd en hij wil dat wij daarvan doordrongen geraken en mee in zijn verhaal stappen. Zoiets vergt tijd en veel herhaling. Iedereen wist dat de resultaten niet vanaf de eerste dag zouden volgen.’
Capon: ‘De voorbereiding liep niet van een leien dakje. We verloren bijvoorbeeld een oefenwedstrijd van Union. Een ervaren groep zou op zo’n moment misschien beginnen te twijfelen, maar enthousiaste jongeren laten hun hoofd niet zo gemakkelijk hangen. Ze geloofden in het project van de trainer, waarschijnlijk omdat die erin geslaagd was om in hun hoofd te kruipen. Een jongere is veel kneedbaarder, flexibeler dan een oudere speler.’
Vandendriessche: ‘Dat klopt. Ik weet niet of een andere groep, met andere spelers, zo goed zou blijven meewerken als wij na ons – laat het me zo noemen – moeilijke seizoensbegin.’
Capon: ‘Op dat vlak moet je toegeven dat er goed gerekruteerd werd. Oostende heeft gekozen voor gelijkaardige profielen: jongeren die er de juiste kop op hebben staan, gasten die willen bijleren en bereid zijn om daarvoor hard te werken. Er zitten geen moeilijke karakters in deze groep.’
Marquet: ‘Volgens mij was het vooral de wens van de club, eerder dan van de trainer, om voornamelijk jonge spelers aan te werven. Maar het moge duidelijk zijn dat die jongeren het voor de trainer gemakkelijker maken om zijn stempel door te drukken, zijn systeem door te duwen. Als je als coach met een groep geconfronteerd wordt die het voetbal op een andere manier ziet en je boekt niet snel resultaten, dan kom je al snel in een verzuurde relatie terecht.’
Punctualiteit
Vandendriessche: ‘Dertigers zijn zeldzaam geworden bij Oostende. Volgend seizoen speelt er hier mogelijk geen enkele meer. Mij hebben ze nog een contractverlenging van één seizoen voorgesteld, maar ik moest stevig inleveren ( Vandendriessche tekende intussen bij KV Kortrijk voor volgend seizoen, nvdr). Ze geven een duidelijk signaal: de club wil een nieuw tijdperk aanvatten waarbij ze de filosofie van de trainer volgen. Ik begrijp dat en ik ben er in ieder geval al trots op dat ik op een bepaald ogenblik deel heb uitgemaakt van dit project, dat ik deze coach heb gekend.’
Capon: ‘Ik ben duidelijk al te oud voor de trainer. Het is soms moeilijk om daarmee om te gaan, want hij zegt dat ik goed bezig ben op training en dat hij tevreden is over mijn ingesteldheid. Maar ik besef ook in welke situatie ik me bevind en het ergste is dat ik denk dat hij gelijk heeft om het vertrouwen aan de jongeren te geven. Zij zijn conditioneel frisser en dat is nodig om aan de eisen van deze coach te voldoen.’
Theate: ‘Die dagelijkse veeleisendheid is echt wel maf. Hij is enorm gesteld op punctualiteit en op het groepsgebeuren. Hij zit er zo kort op dat niemand er ook maar aan denkt om te laat te komen. Dat gebeurt werkelijk nooit. Dat wil je ook niet met een coach die altijd als eerste op de club aankomt, die nooit lijkt te slapen.’
Vandendriessche: ‘Op wedstrijddagen trainen we ’s morgens. Dat heb ik elders nooit meegemaakt. Aangezien ik ver van Oostende woon, in Frankrijk, ben ik dan de hele dag op de club. In het verleden kwam ik bij thuiswedstrijden soms twee uur voor de aftrap aan in het stadion. Dat is nu wel even anders.’
Theate: ‘Als we om negen uur ’s avonds moeten spelen, weten we dat we de volgende dag om elf uur ’s morgens op de club moeten zijn en dat alle video’s klaar staan. Ik vraag me echt af wanneer de coach slaapt. Dat is geen grap.’
Vandendriessche: ‘Hij is niet vaak thuis, maar wij ook niet. Als je een gezin hebt, is dat niet altijd evident. Nog nooit in mijn carrière bracht ik zoveel tijd door op de club. Zolang de resultaten volgen gaat dat, maar het weegt wel dat we zelden of nooit een vrije dag hebben.’
D’Arpino: ‘We moeten inderdaad elke ochtend op de club zijn om samen te ontbijten. Tussen de trainingen door ben je ook nog een of twee uur ter plaatse. Dat stoort mij niet, het is de normale gang van zaken bij topclubs. Bij Lyon was het alleszins niet anders.’
Theate: ‘We hebben heel weinig dagen vrijaf, maar andermaal: de coach trekt zich daar niets van aan. ( lacht) Hij heeft geen medelijden met ons en ik vind ook niet dat dat nodig is. Twee dagen na een wedstrijd begint hij met ons weer te werken aan pressing alsof het de allereerste keer is. Zowel fysiek als mentaal moet je er staan bij hem.’
Hubert: ‘Die veeleisendheid heb ik al meegemaakt onder Bernd Storck. Hij verlangde ook heel veel van zijn spelersgroep. Maar hier moet je zelfs recupereren op de club.’
Perfectioneren en controleren
Vandendriessche: ‘Ik profiteer van die tijd om de anderen te verslaan met pingpongen. Als goede kapitein moet ik het voorbeeld geven, hè… ( lacht) Eerlijk waar, als er iemand hier zou beweren dat hij beter is in tafeltennis, is dat een leugenaar.’
D’Arpino: ‘Dan ben ik nummer twee in de wereld. Het klopt dat ik vaker verlies van Kevin dan omgekeerd, maar laten we maar toegeven dat achter ons de concurrentie niet bijster groot is. Het is een beetje zoals Roger Federer tegen Rafael Nadal: ik heb de mooiste stijl, Kevin behaalt de meeste overwinningen.’
Marquet: ‘Kevin tegen Maxime: dat is een klassieker, hè. Mooie wedstrijden, daar valt niets verkeerds over te zeggen.’
Theate: ‘Kevin en D’Arpino, dat is niveau, klopt. Ik speel vaak, maar het blijft een ramp. Ook al maak ik licht progressie, een wedstrijd winnen zit er niet in. In teqball ben ik wél heel sterk. Ik smash met mijn hoofd en dat is altijd raak.’ (lacht)
Vandendriessche: ‘Teqball is een soort voetbaltennis, maar dan op een pingpongtafel. Op dat vlak mogen we zeker niet klagen: de club geeft ons alle mogelijkheden om onze vrije tijd op de club aangenaam door te brengen. We kunnen tafeltennissen, teqballen, darten, tafelvoetbal spelen, noem maar op.’
Gueye: ‘Ik verkies de Engelse lessen, maar de fantastische infrastructuur die de club ter beschikking stelt, zorgt voor een echt familiegevoel. Dat ga ik zeker niet ontkennen.’
Vandendriessche: ‘Dat is nog een kwaliteit van deze trainer: hij brengt iedereen bij elkaar en waakt erover dat niemand uit de boot valt. Hij heeft de hele groep kunnen behouden en dat heeft geloond toen we in januari met zoveel coronabesmettingen en quarantaines zaten en hij moest roteren.’
Theate: ‘Het opmerkelijkste vind ik zijn wil om alles te perfectioneren, om alles te controleren ook.’
Gueye: ‘Ik ben twee kilo bijgekomen sinds ik hier aankwam, maar dat zijn allemaal spieren. Ik kook graag en goed, maar ik klaag niet dat ik 85 procent van mijn maaltijden op de club moet nuttigen. We kunnen hier uitstekend eten en allemaal heel gezond en gecontroleerd.’
D’Arpino: ‘Toen ik hier tekende, werd in Frankrijk gezegd dat ik een stap achteruit zette, dat ik in een kleine competitie tegen de degradatie ging vechten. Maar Gauthier Ganaye heeft me kunnen overtuigen dat er veel zou veranderen bij Oostende. Hij zei me ook dat ik mijn contract niet zou uitdienen, dat deze club een formidabele springplank zou worden voor mijn carrière. Ik had mijn twijfels, maar dankzij de aanwezigheid van Alexander Blessin besef ik dat het mogelijk is.’
Casting
Brecht Capon : 32 jaar rechtsachter 186 speelminuten dit seizoen
Maxime D’Arpino: 24 jaar middenvelder 2182 speelminuten dit seizoen
Makhtar Gueye: 23 jaar aanvaller 1671 speelminuten dit seizoen
Guillaume Hubert: 27 jaar doelman 1980 speelminuten dit seizoen
François Marquet: 25 jaar middenvelder 208 speelminuten dit seizoen
Arthur Theate: 20 jaar centrale verdediger 1800 speelminuten dit seizoen
Kevin Vandendriessche: 31 jaar middenvelder 1595 speelminuten dit seizoen