Snookerspeelster Wendy Jans: ‘Sinds mijn wereldtitel speel ik een stuk minder goed’
Snookerspeelster Wendy Jans stak meer geld in haar sport dan ze eraan verdiende.
Jef Van Baelen vraagt toppers naar hun mooiste sportherinnering.
De eerste keer dat je iets doet, blijft altijd speciaal. Ik was veertien toen ik in 1998 voor de eerste keer het Belgisch kampioenschap won. Piepjong. In de finale versloeg ik Valerie Van Bellinghen, de regerende kampioene. Anderen zeiden dat ze mijn zege hadden verwacht, zelf was ik minder zeker.
Ik speelde helemaal nog niet zo lang. Mijn ouders hadden een snookerzaak. Ik raakte gefascineerd door die rollende ballen, hoe je ze moet sturen en plaatsen. Ik wilde dat gewoon heel graag kunnen: dat is de kiem van mijn sportloopbaan. Kenners zeiden: ‘Dat meisje moet je in de gaten houden, ze kan een topper worden.’ Maar zelf keek ik er niet op die manier naar. Waar het allemaal toe zou leiden, daar was ik nooit mee bezig.
Dat BK van 1998 heeft alles in gang gezet. Ik maakte reuzensprongen, maand na maand werd ik beter. De nieuwe uitdaging was het Europees kampioenschap, dat ik in 2004 voor het eerst won. Ik was zo gedreven toen.
Maar van vrouwensnooker kun je niet leven, ik heb er meer geld in gestoken dan ik ermee heb verdiend. 2006 was het scharnierjaar: ik won mijn eerste wereldtitel en begon een eigen snookerzaak. Aan mijn palmares zou je het niet zeggen, maar sindsdien speel ik een stuk minder goed. Ik doe nog altijd mee aan alle grote toernooien, en meestal win ik ook, maar dat is teren op talent. Ik kan een veel hoger niveau aan, als ik er alles voor opzij zou zetten. Wie in de horeca werkt, heeft niet veel vrije tijd. Trainen komt er te weinig van. Die allesverterende motivatie van mijn beginjaren is ook weg. Op mijn leeftijd kan ik het niet meer opbrengen om me uren af te beulen aan de trainingstafel. Dat is maar menselijk: ik heb toch al alles gewonnen wat er te winnen valt. En als ik een geheim mag verklappen: mijn palmares is een geweldige troef. Tegenstanders halen tegen mij vaak niet hun beste niveau, geïntimideerd door wat ik allemaal gewonnen heb.
De passie brandt misschien iets minder fel, toch haal ik nog veel voldoening uit mijn sport. Snooker is zo ontzettend lastig. Een bal goed raken, een moeilijk punt scoren, een nipte match over de streep trekken: het blijft me boeien. Zodra ik aan de snookertafel sta, neemt het winnaarsinstinct het over. Ik zou alles doen om niet te verliezen.