Nina Pinzarrone, ons ándere kunstschaatstalent: ‘Ze moet nog leren dat perfectie niet bestaat’

© getty
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

Al sinds haar vierde wordt Nina Pinzarrone getraind door Ans Bocklandt. ‘De Winterspelen van 2030 zijn het einddoel.’

Vorig seizoen kwam de toen pas zestienjarige Nina Pinzarrone een eerste keer piepen op het hoogste niveau. Ze werd vijfde op het EK en elfde op het WK kunstschaatsen. Deze winter brak ze helemaal door met een tweede plaats op de Grand Prix in Angers. Die leverde haar een deelname op aan de prestigieuze Grand Prix Final in Peking, waar de jonge vrouw uit Sint-Lambrechts-Woluwe begin december vierde werd. Maar de grootste doelen moeten nog komen: volgende week het EK in Kaunas (Litouwen), waar Pinzarrone na topfavoriete Loena Hendrickx een reële kans maakt op een eerste medaille op een internationaal kampioenschap, en eind maart het WK in Montreal.

Het zijn nieuwe mijlpalen in een carrière die begon toen Pinzarrone vier jaar was. Na een eerste kennismaking met het ijs in haar woonplaats sloten haar ouders de jonge Nina aan bij de kunstschaatsclub in Leuven. Twee keer per week trainde ze er onder leiding van Ans Bocklandt. ‘Tot haar mama me vroeg of ik haar dochter privéles wilde geven, vijf à zes keer per week. Ik ging akkoord en sindsdien ben ik, al dertien jaar lang, haar coach gebleven.’

U ontfermt zich ook over veel praktische zaken en brengt Nina vaak naar de Topsportschool in Wilrijk of naar trainingen, zoals hier in Mechelen. Het vertrouwen van Nina en haar ouders in u moet heel groot zijn?

Ans Bocklandt: Zeker. Veel kunstschaatssters haken onderweg af en zoeken een andere coach, maar de band met Nina en haar ouders is altijd heel close geweest. Ook mijn dochter van elf, zelf al drie keer Belgisch kampioene kunstschaatsen, kijkt naar haar op. Heel belangrijk ook: Nina’s ouders hebben nooit mijn advies over trainingen in twijfel getrokken. En als ik extra lessen of een stage wilde inplannen, hebben ze dat telkens gefinancierd. Dat is niet vanzelfsprekend, want schaatsen is geen goedkope sport. Je moet veel euro’s investeren vooraleer je er iets voor terugkrijgt.

Wanneer zag u dat Nina het potentieel had om de wereldtop te halen?

Bocklandt: Toen ze twaalf was en in internationale competities op het podium eindigde. Maar van bij het prille begin zag ik dat dat ze bijzonder lenig was en heel stabiel schaatste. Toen ze later ook de pirouettes en drievoudige sprongen vlugger onder de knie had dan haar leeftijdgenotes zei ik tegen haar mama dat ze het ver kon brengen. Maar hóé ver kun je nooit exact voorspelen, dat hangt van veel factoren af.

Aan Nina’s inzet zal het niet liggen. Ze is bijzonder gedreven.

Bocklandt: Klopt. Ik hoef zelden of nooit boos op haar te zijn. Nina is erg plichtsgetrouw en beseft het grote belang van de dagelijkse trainingsroutine. Bovendien is ze heel no-nonsense. Daarnet moest ze trainen tussen het publiek, met de discolichten aan. Niet ideaal, maar ze maakte er geen problemen van.

Ze lijkt wel vrij timide.

Bocklandt: Ja, ze zal haar ziel niet snel blootleggen, zelfs niet tegenover haar ouders. Maar ze kan het ook niet verbergen als er iets scheelt. Je ziet het meteen aan haar gezicht. Zoals op het jongste BK. Ze werkte een heel goede kür af, maar één pirouette ging verkeerd en daarna begon ze te huilen. Dat is typisch Nina, ze is heel perfectionistisch.

Soms te perfectionistisch?

Bocklandt: Ja. Ik zeg haar vaak dat ze die foutjes moet relativeren, dat die niet het einde van de wereld zijn. Zelfs kunstschaatssters die wereldkampioen worden, doen geen perfecte oefening. Perfectie bestaat niet, je kunt er alleen naar streven. Nina mag zich ook niet te veel vergelijken met anderen. Alleen met zichzelf, haar eigen progressie.

Ans Bocklandt: ‘Ik heb Nina altijd geleerd dat ze niet over medailles moet spreken.’
Ans Bocklandt: ‘Ik heb Nina altijd geleerd dat ze niet over medailles moet spreken.’ © belgaimage

Nina heeft met Anja Van Gompel nu ook een mental coach. Waarom die stap?

Bocklandt: Nina kan voor een zeventienjarige al goed om met de druk van grote wedstrijden. Vooraf heeft ze haar emoties meestal onder controle en is ze heel rustig, maar soms toont ze in een kür niet wat ze op training al wél heeft gekund. Wellicht door de onderhuidse spanning, en dat proberen we met Anja nu te deblokkeren. Superbelangrijk, want kunstschaatsen is voor een groot stuk een mentale kwestie.

Wat is, naast dat mentale aspect, Nina’s grootste kwaliteit?

Bocklandt: Haar techniek: vorig jaar was ze op dat vlak de op één na beste op het EK en de vierde beste op het WK. Toch kan het beter. Vooral in de kwaliteit van de uitvoering van haar drievoudige sprongen: rotaties volledig, proper en snel afwerken. Daarin is ze soms nog te wisselvallig. Maar naarmate ze ouder wordt, meer trainingsuren op de teller heeft staan en meer zelfvertrouwen zal hebben, moet die uitvoering stabieler worden.

Trainen jullie al op een viervoudige sprong en een triple axel, die hogere scores opleveren?

Bocklandt: Ja, maar voorlopig alleen in de zomer, want Nina kan die vierde rotatie nog niet uitvoeren. Op termijn misschien wel, als ze wat aan kracht wint, maar we zullen dat niet overhaasten, zeker niet tijdens het seizoen. Veel jonge kunstschaatssters hebben zich daar te vlug aan gewaagd en raakten geblesseerd omdat ze te vaak en te hard vielen. Nu is de prioriteit om de drievoudige sprongen zo goed en stabiel mogelijk af te werken. Daarmee zal Nina hoger scoren dan met een viervoudige sprong waarbij ze zou vallen.

Sinds de uitsluiting van de Russische meisjes wegens de oorlog in Oekraïne zijn die viervoudige sprongen op Grand Prixs en kampioenschappen zeldzamer geworden. De scores van de toppers liggen dus ook lager. Waarom slaagden Kamila Valieva en co. daar wel in?

Bocklandt: Omdat zij daar al vanaf hun elfde of twaalfde in gedrild worden. En als je met vijftig talenten begint, en vijfenveertig moeten er onderweg geblesseerd afhaken, dan blijven er toch nog vijf over. Vaak zag je dat die op vroege leeftijd al wereldtop waren en dan rond hun twintigste van het toneel verdwenen. Waarna de Russen een nieuw blik jonge meisjes opentrokken. Dat risico kunnen wij in België, gezien onze beperkte pool met talent, niet nemen.

Opvallend: Nina krijgt ook balletles.

Bocklandt: Mijn zus heeft net als ik de Koninklijke Ballet School gevolgd en zij geeft privéles aan Nina, twee tot drie keer per week, ook in de winter. Die lessen zijn een heel goede afwisseling en aanvulling voor de trainingen op het ijs. De belasting van de spieren, de manier van het hoofd bewegen en de benen optillen, de houding van het lichaam: dat is allemaal heel gelijklopend met kunstschaatsen.

Nina oogt door haar kleine gestalte heel frêle, maar schijn bedriegt wellicht?

Bocklandt: Zonder sterke spieren en een goede conditie kun je die küren niet afwerken. Maar Nina kan nog leniger en sneller worden, nog hoger springen ook. Met een fysiektrainer werkt ze in de zomer drie keer per week in de fitness vooral aan haar explosieve kracht. Tijdens het seizoen schroeven we die trainingen wel flink terug. De belasting van de wedstrijden is al groot genoeg.

Nina is 1,60 meter groot. Kan ze nog groeien?

Bocklandt: Vorig jaar lieten we een scan maken en toen bleek dat haar groeischijven nog ‘openstonden’. Een echte groeischeut zal ze zeker niet meer krijgen – haar zus is ook vrij klein – maar ze zit nog in haar puberteit, dus blijven we, met het oog op blessures, voorzichtig.

Nina scoort minder in het ‘components’-deel, voor de choreografie, de presentatie en de schaatsvaardigheid. Waaraan ligt dat?

Bocklandt: Vooral aan haar skating skills, met onder meer de passenserie. Al sinds ze begon met schaatsen is dat Nina’s zwakste punt. Het is al beter dan vroeger, maar ze moet er nog veel op trainen, hoe ze bijvoorbeeld het mes van haar schaatsen beter kan gebruiken.

Daarnaast blijft schaatsen een jurysport, waarbij de juryleden vrij onbekende, jonge kunstschaatssters vaak minder punten geven dan meer gevestigde waarden. We merken dat ook bij Nina. Dat is voorlopig nog een nadeel, maar na dit jaar zal dat wel verdwijnen.

Nina schaatst vooral op neoklassieke muziek. Een andere stijl dan de 24-jarige Loena Hendrickx, die bijna danst op funky popmuziek. Waarom die keuze?

Bocklandt: Nina is niet zo expressief als Loena, maar ze schaatst wel mooie lijnen. Dat past beter bij de klassieke stijl. Met Benoît Richaud, een Franse choreografiecoach, trainen we daar ook intensief op.

Wanneer zal Nina op haar best zijn?

Bocklandt: Volgens het plan dat we met het BOIC hebben opgesteld, moet ze haar hoogste piek bereiken op de Olympische Winterspelen van 2030. Ze zal dan 23 jaar zijn. Er is wel een tussentijdse piek op de Winterspelen van 2026, maar ook daarna zie ik nog een groeimarge. Misschien niet zozeer qua pure techniek en fysiek, die ze dan vooral zal moeten onderhouden. Wel qua ervaring en maturiteit.

Kleven jullie daar een specifiek doel op: top x, eventueel zelfs medailles op WK’s of Olympische Spelen?

Bocklandt: Ik heb Nina altijd geleerd dat ze niet over medailles moet spreken. Dat doet ze, timide als ze is, ook nooit, zelfs niet tegen mij. Natuurlijk wil ze graag ooit een olympische medaille veroveren, maar als de Russische meisjes binnen x jaar weer mogen deelnemen, kunnen die misschien opnieuw alle medailles winnen. En blijkt, zelfs voor de allerbeste Nina, een vierde of vijfde plaats op een groot kampioenschap misschien het hoogst bereikbare. Zolang ze maar het beste uit zichzelf kan halen. Dat is het belangrijkste.

Ans Bocklandt

1983: Geboren in Deurne.

Opleiding: Koninklijke Balletschool Antwerpen, lerarenopleiding, coach kunstschaatsen.

Verbonden aan Antarctica Skate Wilrijk (momenteel zonder ijsbaan).

2001: Wordt coach in het kunstschaatsen.

2011-nu: Coach van Nina Pinzarrone.

Coacht nog een vijftiental andere kunstschaatsers (m/v), van jonge beloften (onder meer in het ontwikkelingsprogramma van Sport Vlaanderen) tot internationale top.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content