MMA-vechter Jan Quaeyhaegens: ‘Op elkaars gezicht slaan creëert een unieke band’
Een Belg is het aan het maken in mixed martial arts, de brute, snelst groeiende vechtsport ter wereld. ‘Wie met MMA begint, ontdekt dat het een gemis opvult’, zegt vechter Jan Quaeyhaegens.
Jan Quaeyhaegens heeft een droom, en daarvoor moet hij zaterdag in Dublin afrekenen met Paul Hughes. Het liefst met een knock-out of door de Ier in een wurggreep te nemen. Quaeyhaegens en Hughes doen aan MMA, wat staat voor mixed martial arts. Een brute gevechtssport waarin veel is toegestaan en die, zoals de naam al zegt, een combinatie is van andere vechtstijlen. MMA-vechters kampen in een achthoekige kooi, bekend als de octagon. Wie er meer over wil weten, kan terecht bij de MMA-podcast Oep z’n bakkes. Jan Quaeyhaegens is er vast panellid, naast Robin Pront, Pedro Elias en Andries Beckers.
In de MMA staat Quaeyhaegens bekend als Q-bomb, de man die het licht uitdoet: zijn laatste vijf gevechten won de Antwerpenaar met knock-out. Zijn tegenstander Paul Hughes is anders ook allesbehalve een doetje. ‘Hughes is regerend kampioen bij de vedergewichten. Hij maakt tegen mij zijn debuut als lichtgewicht, één gewichtsklasse hoger’, vertelt Quaeyhaegens. ‘Iedereen dacht dat hij getekend zou worden door de UFC, de Champions League van de mixed martial arts. Hughes dacht dat zelf ook, daarom sloeg hij een jaar lang alle uitnodigingen af. Nu dat niet doorgaat, wil Hughes zijn comeback vieren in zijn thuisland, waar hij bijzonder populair is. Maar dat ga ik verpesten. Ik wil het Ierse publiek stil krijgen: niks mooiers dan te triomferen in het hol van de leeuw.’
Kijkt u ernaar uit?
Jan Quaeyhaegens: Op bepaalde manier allesbehalve, maar dat is altijd zo in de aanloop naar een kamp. Telkens komt er een moment dat je denkt: waar ben ik aan begonnen? Waarom doe ik geen gewone job? (lacht)
Het is een natuurlijk beschermingsmechanisme, dat je ook nodig hebt om met gevaarlijke situaties om te gaan. Maar zodra ik in de kooi sta, blaak ik van vertrouwen.
Mijn kortste kamp duurde vijf seconden: één uppercut en het licht ging uit.
U daagde Paul Hughes uit op sociale media. Is dat authentiek of verloopt zoiets in overleg, om de kamp in de aandacht te krijgen?
Quaeyhaegens: Nee, het is echt. Ik heb niet de gewoonte om te stoken op sociale media, maar ik zat op hete kolen. Ik ben al twee maanden klaar om te vechten, maar niemand kon me zeggen wanneer mijn volgende kamp zou zijn. Er blijven niet zoveel tegenstanders over die voor mij interessant zijn om tegen te vechten, en nu ik bezig ben aan een reeks van knock-outs zijn er waarschijnlijk ook niet veel die zin hebben in een gevecht. Ik nam het heft in handen en heb Paul Hughes aangesproken. Eén dag later was het rond.
U verweet Hughes dat zijn laatste drie
overwinningen op beslissing waren..
Quaeyhaegens: Dat is de kritiek die leeft rond Hughes, en waarschijnlijk ook de reden waarom hij niet in de UFC zit. Acht van míjn elf professionele overwinningen waren na KO, de andere drie waren opgaves.
Mag alles in de MMA?
Quaeyhaegens: Stoten op het achterhoofd, het kruis of de ruggengraat zijn verboden en wanneer een tegenstander op de grond zit, mag je niet naar het hoofd trappen. Valse technieken zoals bijten, krabben of vingers in de ogen of de mond steken leiden ook tot diskwalificatie. Die regels worden over het algemeen goed gerespecteerd.
MMA is geen straatgevecht. Wie alleen maar kan uithalen, redt het niet. Je moet ook een goeie conditie hebben. Een gevecht kan drie keer vijf minuten duren en titelkampen duren zelfs nog langer. Een kwartier aan een stuk met iemand vechten, hou je alleen vol als je in topvorm bent. Er komt ook wat tactiek bij kijken. Je kunt ervoor kiezen om krachtig uit de startblokken te schieten. Maar als zo’n felle start mislukt, dan is de ander, die minder energie heeft verbruikt, al half gewonnen. Ik heb een goeie conditie maar ik hoef ze zelden te gebruiken, want de tegenstander ligt meestal snel tegen het canvas. Mijn kortste kamp duurde vijf seconden: één uppercut en het licht ging uit.
(Lees verder onder de preview)
Tegen Erick da Silva won u na 25 seconden, door een kniestoot. Dat had u op voorhand gepland, bleek uit een documentaire op YouTube.
Quaeyhaegens: Iedere vechter heeft zijn gewoontes, goede en slechte. Ik wist dat Da Silva graag naar de benen duikt wanneer zijn opponent tegen de kooi staat. Ik zette een stapje achteruit, lokte hem naar de grond en plantte mijn knie tegen zijn gezicht. Die spectaculaire finish heeft mij op de kaart gezet. Tactisch heb ik sindsdien een stevig voordeel. Ik ben groot voor mijn gewichtsklasse. Kleinere tegenstanders zoeken bij mij altijd een grondgevecht, om me door een wurggreep tot opgave te dwingen. Nu ze weten dat ik een gevaarlijke knie heb, denken ze wel twee keer na.
Zo’n grondgevecht kan bijzonder beangstigend zijn. Ik zag stoere bodybuilders gillen van schrik toen ze klem werden genomen door spichtige meisjes die 70 kilogram minder wogen. Je niet kunnen bewegen, langzaam gewurgd worden, geen uitweg zien: er bestaat niks griezeligers.
Hoe bent u in de mixed martial arts beland?
Quaeyhaegens: Door als puber filmpjes te zien op het internet. Het zag er cool uit, ongepolijst en echt. Ik ging op zoek naar een club, en toevallig was er een in mijn buurt. Ik wandelde naar buiten met een tienbeurtenkaart.
Mijn ouders stonden er niet om te springen. Ik was een onstuimige puber die niet graag naar school ging en niet wist wat hij van zijn leven wilde maken. Ze waren bang dat ik ongelukken zou begaan. We spraken af dat het zou stoppen als mijn gedrag negatief evolueerde of als ik buiten de kooi in een vechtpartij terecht zou komen. Maar het tegendeel gebeurde. MMA leerde mij discipline en doorzettingsvermogen. Uitgaan kan maar beperkt, je moet op je eten letten, elke dag trainen. Je ego wordt ook serieus uitgedaagd: er zijn in de gym altijd wel mannen die sterker of stoerder zijn dan jij. Kerels die denken dat ze goed kunnen vechten, ziet een MMA-trainer graag komen. Die piepen snel een toontje lager.
Een paar jaar geleden stond er in Knack een reportage over mixed martial arts. Een professor sportsociologie zei: ‘Dit is een reservaat waarin mannen nog ruig mogen zijn.’
Quaeyhaegens: Vechten is iets heel menselijks, heel natuurlijks. Maar we doen dat niet meer, want de maatschappij keurt het af. Terecht natuurlijk, maar diep vanbinnen snakken veel mensen naar fysiek contact, naar de stress of zelfs de angst van het gevecht en de ontlading achteraf. Ik zeg het half als grap, maar het creëert een bijzondere band wanneer je op elkaars gezicht slaat. Je beleeft iets unieks samen en hebt de rest van je leven respect voor elkaar. Wie met MMA begint, ontdekt vaak dat het een gemis opvult waarvan je niet besefte dat je het had.
In de vroege jaren van de MMA zette men boksers tegen sumoworstelaars en judoka’s tegen muay thai-kickboksers. Het begon als een zoektocht naar de ultieme gevechtssport.
Quaeyhaegens: Ondertussen is dat uitgekristalliseerd. We weten intussen wat er werkt: de efficiëntste vechtstijl is een mix van boksen, thaiboksen en worstelen, met invloeden uit judo en Braziliaans jiujitsu. Vrije stijl worstelen is de basis: alle kampioenen hebben een verleden in die sport. Binnen de gevechtssporten wordt mixed martial arts gezien als het summum. Alle boksers, thaiboxers of karateka’s willen doorgroeien naar de MMA.
In MMA-kringen mijdt men het woord ‘kooivechter’. Waarom?
Quaeyhaegens: Ik voel me niet beledigd als je mij zo noemt, maar aan ‘kooivechter’ hangt een bijklank en die helpt niet als we MMA als een professionele sport willen neerzetten. Tegelijk gaat het natuurlijk om twee mannen of vrouwen die vechten in een kooi. Je moet niet verbloemen dat het wel degelijk een heftige, brute sport is. Ik snap ook dat het niet ieders idee van een prettige televisieavond is.
Op mijn tv moet je een beveiligingscode ingeven om MMA te kunnen zien. En terecht. Sommige gevechten eindigen in een bloedbad.
Quaeyhaegens: Wanneer je de kooi in stapt, zit je in overlevingsmodus. Hij of ik. Wie vecht met de handrem op, is al verloren. Het cruciale moment zijn de laatste klappen, voor het licht uitgaat. Ik kan het uit eigen ervaring beamen: het is heel moeilijk te bepalen welke stoot de stoot te veel is. Je wilt een tegenstander verslaan, maar wanneer ben je hem aan het afmaken? De scheidsrechter speelt een cruciale rol. Hij moet zeggen wanneer het genoeg is, anders ga je door.
Wat is het ergste dat u overhield aan een gevecht?
Quaeyhaegens: Een gebroken neus, en af en toe een snee of een blauw oog. Bij het trainen heb ik weleens ligamenten gescheurd, maar dat maakt een voetballer ook mee. Ook bij mijn tegenstanders eindigde het nooit met zware blessures, hoewel ik doorgaans win met knock-out. Het lijkt vaak erger dan het is, zelfs als er bloed vloeit. Al zeg ik er meteen bij: de langetermijneffecten van slagen op het hoofd zie je natuurlijk niet.
U komt allerminst over als een bloeddorstige geweldenaar. Maar in de kooi draait u de knop om?
Quaeyhaegens: In het dagelijks leven ben ik een rustige, lieve papa, maar ik heb ook een agressief kantje. Anders beland je niet in deze sport. MMA-vechters weten waar ze aan beginnen. De ander stapt de kooi in om mij pijn te doen. Ik ga hém pijn doen, uit zelfbescherming. Ik krijg vaak de vraag of ik niet softer ben geworden sinds ik vader ben, maar het tegendeel is waar. Om mij op te peppen visualiseer ik dat mijn tegenstander mijn gezin zijn toekomst probeert af te pakken. Op een bepaald niveau is dat ook zo: ik verdien mijn brood met die gevechten.
Het is nu of nooit. Als het komend weekend slecht afloopt tegen Paul Hughes, dan zet het mij voor jaren terug en moet ik misschien mijn toekomst herbekijken. Ik ben 30. Op je 35e is het beste er meestal af voor een MMA-vechter. Het duurt langer om te herstellen en je snelheid bot af. Je gaat niet zomaar wat meedoen wanneer je niet meer top bent, want het gevecht te veel kan lelijk eindigen. Maar als het wél lukt tegen Hughes, dan is mij een kamp beloofd tegen George Hardwick, de kampioen in mijn divisie. Versla ik hem ook, dan staat het nagenoeg vast dat ze mij tekenen bij de UFC, de grootste MMA-bond ter wereld.
Een contract bij de UFC betekent groot geld verdienen?
Quaeyhaegens: Dat valt tegen. De bedragen zijn openbaar: je krijgt 12.000 dollar per kamp en nog eens 12.000 dollar wanneer je wint. Daar gaan nog belastingen af en eigen sponsors zijn verboden. Tenzij je een superster wordt, is het geen vetpot. Er bestaan bonden in Rusland of Polen waar je meer verdient, maar die zijn niet zo prestigieus als de UFC. Als ik kan zeggen dat ik in de UFC heb gevochten, dan opent dat misschien deuren om later analist te worden of iets meer te vragen als trainer. Voor mij zou het financieel sowieso een stap vooruit zijn. Ik kom nipt rond met wat ik vandaag aan mijn gevechten overhoud. Gelukkig heb ik privésponsors en werkt mijn vrouw.
Onlangs begon een artikel op de website van Sporza met de vraag: ‘Is MMA een geschikte sport voor jongeren?’ Het antwoord kan alleen ‘nee’ zijn.
Quaeyhaegens: Kinderen mogen onder geen beding geraakt worden aan hun hoofd, vind ik. Je kunt hen wel de techniek leren, en pas overgaan naar het ruwere werk wanneer ze meerderjarig zijn. Het lastige is dat jongeren juist aangetrokken worden door het rauwe, brute kantje van de sport. Je moet ze dus afremmen en pushen tegelijk.
De rest van de wereld is minder voorzichtig dan wij, jammer genoeg. In Rusland of Brazilië beginnen ze vanaf vijf jaar met mixed martial arts. Daar bestaan grote trainingscentra waar ze vol de beuk erin gooien. Van de duizend kandidaatjes schieten er op hun achttiende vijf over, maar die supertalenten zijn na zo’n leerschool wel ongelooflijk goed.
En wat met de 995 anderen?
Quaeyhaegens: Ik vind dat ook onverantwoord. Jammer, want in principe kun je ook op jonge leeftijd veilig aan MMA doen.
Jan Quaeyhaegens
1992: Geboren in Brasschaat.
2014: Eerste officiële gevecht, verlies tegen David Ramires.
2017: Stapt over naar het Cage Warriors Fighting Championship.
2022: Vaste gast in de MMA-podcast Oep z’n bakkes.
2023: Vecht tegen Paul Hughes, kampioen bij de vedergewichten.