‘Mensen verkochten ons boekje in ruil voor een reep chocola’
Laat aanrukken, die bubbels! We vieren het 70e bestaan van de Nationale Unie der Clubbladen. De wát, denkt u? Wel, er bestaat een vereniging die nog de lof zingt van de traditionele clubmagazines. Maar in een wereld vol glimmende eurotekens schrijdt de organisatie een roemloze dood tegemoet. ‘Wij zijn een uitstervend ras.’
Al meer dan een uur ratelt ex-beroepsmilitair Georges Debacker (61) passioneel over SHOT, het in 2016 ter ziele gegane maandblad van Cercle Brugge. Plots kruipt het haar op zijn armen recht. ‘Op een keer zei ex-voorzitter Paul Ducheyne tegen mij: ‘Meneer Debacker, ik bewonder hoe u in uw redactioneel van het kleinste lichtpuntje een heldere ster kunt maken.” De ogen van Georges schieten vol. Gegeneerd neemt hij een slok van zijn Duvel. ‘Die woorden vergeet ik nooit. Ik wilde in SHOT de realiteit door een lichtgroene bril. Ik schreef niet voor het bestuur en niet voor de spelers op het veld, maar voor Cercle. En wie is Cercle? Alle mensen die groen kleuren vanbinnen.’
Dik twintig jaar legde Debacker als amateur-hoofdredacteur zijn hele ziel en zaligheid in SHOT. ‘Mijn medewerkers moesten enkel hun teksten op tijd inleveren. Al de rest deed ik: plannen, sponsors zoeken, fotograferen, redigeren, etiketteren én distribueren.’ Allemaal als vrijwilliger. ‘Je ziet hier mijn huis. Als ik betaald geweest was voor mijn werk voor SHOT, kon ik dit huis nog een keer zetten. Ik kwam makkelijk aan veertig uur per week. En mijn vrouw lacht als ik dat zeg; zij weet dat het meer was.’
Websitegedoe
In Zandhoven is Dirk Willocx (40) een man van hetzelfde kaliber. Eén belangrijk verschil wel: Antwerp Clubblad, het magazine waaraan hij al zeventien jaar zowat al zijn vrije tijd opoffert, bestaat nog altijd. Bij elke thuismatch op de Bosuil is er een nieuw nummer, telkens zo’n zestig pagina’s dik. Zijn er in een week uitzonderlijk eens drie matchen op de Bosuil, dan presenteren Willocx en zijn redactie drie verschillende edities van Antwerp Clubblad. ‘Vroeger was dat bij elke Belgische club zo’, zegt hij. Van afbouwen naar pakweg één nummer per maand wil Willocx niet weten. ‘Wij zijn het stamnummer 1, we maken deel uit van de historiek van het Belgische voetbal; voor mij hoort dit daarbij. Trouwens: we hebben gezien hoe dat afbouwen op andere plaatsen is afgelopen.’
Willocx verwijst naar het grote aantal clubbladen in België dat eerst minder frequent en uiteindelijk helemaal niet meer verscheen. De schuld van het internet, zegt hij. Georges knikt: ‘Er zijn bij Cercle nu jongere beheerders dan vroeger; ook zij neigen meer naar dat websitegedoe.’ Willocx: ‘Maar ga op zo’n website maar eens een tekst zoeken over iets wat vorig seizoen gebeurde, laat staan over iets van tien jaar geleden. Wat doen die webmasters bij de start van een nieuw seizoen? Alles wissen. Ik bewaar massa’s oude foto’s en documenten van Antwerp. Die gebruik ik voor Antwerp Clubblad. Zo is dat magazine het levende archief van de club én een naslagwerk.’
Een gemiddelde editie laten Willocx en zijn redactie drukken op 1200 exemplaren. Een deel daarvan verdelen ze gratis – aan businesspartners, pers en clubmedewerkers – maar het gros verkopen ze, aan twee euro per stuk. ‘We hebben 150 abonnees en daarnaast brengen we op een wedstrijdavond rond het stadion nog zo’n 700 magazines aan de man.’ Dankzij die verkoop kan de vzw Antwerp Clubblad elk jaar een mooie winst voorleggen: ‘Zo’n 10.000 euro. Die dragen we telkens over naar de nv van de club.’
Maar ondanks die blinkende cijfers is Willocx toch ongerust. Hij vreest dat de club zich vroeg of laat zal laten verleiden door een marketingbureau dat blitser en chiquer uit de hoek kan komen. ‘Zulke bedrijven spiegelen clubs een grotere winst voor. Of ze zeggen dat ze het clubblad in alle boekenwinkels kunnen krijgen. Maar daar zit niemand op te wachten. Bovendien maken die bureaus hun beloftes nooit waar; dat bleek al bij Anderlecht, Club Brugge en Standard. Je kúnt een clubblad niet professioneel runnen. Zo’n marketingbureau heeft onvoldoende voeling met de club. Als iemand sterft, moeten ze een in memoriam schrijven, maar kennen ze die mens niet eens.’
Garnalen op de dijk
8 september 2018, Houba De Strooperlaan. Tijdens de week is het bondsgebouw in Brussel vaak het epicentrum van de Belgische voetbalactualiteit, maar deze zaterdagnamiddag ligt het er godverlaten bij. Enkel vanuit een achterafzaaltje weerklinkt wat gestommel. Daar vindt de raad van bestuur plaats van – hou u vast – de Nationale Unie der Clubbladen / l’Union Nationale des Bulletins Officiels de Clubs (NUC-UNBOC). Dat klinkt hoogdravend, maar de echo’s die via de open deur tot in de gang kruipen, gaan over champagne en lamskroontjes. Onderwerp van de debatten blijkt het volgende feestje van de NUC-UNBOC te zijn. Dan mogen alle leden naar Deinze voor een geleid bezoek aan het Kasteel van Ooidonk en een banket. ‘Laat ons hopen dat we met twintig man zijn’, prevelt NUC-voorzitter Marcel Dingemans (74). Een bescheiden ambitie, zeker als je weet dat de NUC-UNBOC dit jaar zeventig kaarsjes uitblaast.
‘Eind jaren zeventig waren bijna tachtig bladen aangesloten’, weet Dingemans nog. ‘Vandaag zijn dat er maar twintig meer, waarvan er slechts 14 nog op papier verschijnen.’ Maar de verschrompelde ledenlijst is niet enkel te wijten aan het gedaalde aantal clubbladen. Er bestaan ook clubbladen die zich niet meer aansluiten bij NUC-UNBOC, simpelweg omdat zo’n aansluiting geen voordelen meer biedt. Met de twee lidkaarten die je krijgt, geraak je niet eens meer binnen bij een profclub. Vroeger, vóór het internettijdperk, gold de NUC-UNBOC als een plaats waar kennis werd uitgewisseld. Willocx: ‘Toen bespraken we hier bijvoorbeeld wat de goedkoopste manier van verzenden was.’ Vandaag is de NUC-UNBOC nog louter een vriendenkring. Naast haar halfjaarlijkse uitstappen doet de organisatie niks noemenswaardigs meer. De nog aangesloten ‘anciens’ die vroeger betrokken waren bij een clubblad, zijn talrijker dan de leden die er vandaag nog een runnen. Toch blijft de NUC-UNBOC halsstarrig ‘vergaderen’. En rekeningen checken. En emblemen aankopen. Want bij elke halfjaarlijkse ontmoeting – een toeristische uitstap naar de thuishaven van een van de leden – laten ze zich ontvangen door de plaatselijke burgemeester. En dan krijgt die een aandenken.
‘Vroeger was het toeristische aspect belangrijk in de voetbalwereld’, betoogt Willocx. ‘Van een uitmatch in Oostende maakten supporters toen een daguitstap: eerst naar het strand, dan garnalen eten op de dijk en ’s avonds naar de match. Nu word je op een bus geduwd, in kooien gestoken en moet je achteraf meteen naar huis. Op de Bosuil kun je als bezoekende supporter niet eens aan ons Antwerp Clubblad geraken; dat mag niet verkocht worden aan de fans van de tegenpartij, op politiebevel. Met de NUC-UNBOC vertegenwoordigen wij nog de oude cultuur, die van het gezellige verbroederen tussen supporters van verschillende ploegen. Maar wij zijn een uitstervend ras.’
Een ‘brokkenpap-parcours’
Aan de NUC-vergadertafel wordt Willocx geflankeerd door Jos Vandebroeck (61), een broer van OHL-voorzitter Chris. ‘Bij Oud-Heverlee Leuven is er al enkele jaren geen magazine meer’, zegt Jos. Wat verderop zit Freddy Janssens uit Beveren. Bij Waasland-Beveren bestaat er wel nog een magazine, maar daar zijn het clubbedienden die dat volpennen. ‘Zo’n betaald personeelslid blijft vaak niet lang’, werpt Willocx op. ‘Bij Antwerp vind je haast niemand meer die al langer dan twee jaar in dienst is van de club. Hoe zouden die mensen dan ooit een goede retro kunnen schrijven?’
Retroreportages, het is hét stokpaardje van Willocx. In Antwerp Clubblad bekleden ze een prominente plaats. Daarnaast zijn er in Antwerp Clubblad ook interviews met spelers van vandaag, verhalen over de jeugdwerking, een cartoon en een quiz. ‘Vroeger deden we ook interviews met spelersvrouwen, maar daarmee zijn we gestopt. Tegen de tijd dat het interview verscheen, was dat meisje soms al samen met een andere speler.’
Nog niet afgevoerd is het item ‘De Bosuil’, een rubriek op de laatste pagina waarin een medewerker van het clubblad anoniem zijn bespiegelingen deelt. Als er al eens een kritische noot in het clubblad te vinden is, dan daar. In 2012 liet Dennis van Wijk, toen trainer op de Bosuil, eens publiekelijk zijn ongenoegen blijken over een passage in die rubriek. ‘Een clubblad moet een positief verhaal brengen’, foeterde hij. ‘We proberen alles vanuit een positieve hoek te benaderen,’ verdedigt Willocx zich, ‘maar als een mindere periode aanhoudt, kun je niet blijven verkondigen dat alles koek en ei is. Anders verlies je je geloofwaardigheid.’
Als het gaat over de marge om kritisch te zijn, valt in clubbladmiddens al snel de naam van Geel & Rood, het magazine bij KV Mechelen. ‘Een supportersblad’, geen clubblad. In de intro van dat magazine gaat het weleens over ‘het brokkenpap-parcours van Malinwa’ of ‘een rapport om van te huilen’, maar coördinator Gert Schroons (56) legt uit dat ook de Mechelse redactie niet ambieert om messcherp uit de hoek te komen. Vroeger gebeurde dat vaker eens (zie kader). Toen werd de scheidsrechter in G&R om de haverklap omschreven als een ‘resultatenfabrikant’.
Dat G&R een supportersblad is, betekent vandaag vooral dat het Supportersorgaan het magazine runt, ook op financieel vlak. G&R wordt – in tegenstelling tot Antwerp Clubblad – niet verkocht. Alle fans die zich aansluiten bij een supportersclub, krijgen het magazine thuis. ‘Wij steken er geld in,’ zegt Schroons, ‘maar we blijven dat de moeite waard vinden. In G&R lees je nog verhalen die je nergens anders vindt.’ Zoals die anekdote over de reis van KV Mechelen naar Zwitserland ‘in het jaar des heeren 1947’: Onze spelers smokkelden op de terugweg zilveren en platina horloges mee naar België om aan hun vrouwen cadeau te doen of verder te verkopen aan vrienden of kennissen. Ze deden de horloges rond hun armen en bonden die vervolgens af met dikke windels en verbanden, alsof ze geblesseerd waren. Zo bleven die horloges onzichtbaar voor de strenge Zwitserse douane.
Hoofd tegen de muur
Om zulke anekdotes en andere verhalen neer te pennen, heeft G&R vrijwilligers nodig. Daar knelt het schoentje weleens. ‘Wij hebben nu gelukkig wel een samenwerking met de Thomas More-hogeschool’, zegt Gert Schroons. ‘Studenten journalistiek kunnen via ons schoolopdrachten en zelfs hun eindwerk afwerken. Daarnaast hebben we nog enkele supporters die voor ons schrijven, maar dat zijn werkende mensen. Dat schept soms praktische problemen, want de club plant interviews met spelers doorgaans op de middag. Soms moet een van onze medewerkers dan een halve dag vakantie nemen op zijn werk om een interview te maken waarvoor hij niét betaald wordt.’
Bij Cercle ondervond ook Georges hoe het gaandeweg almaar moeilijker werd om medewerkers te vinden. ‘Veertig jaar geleden verkochten mensen ons blad in ruil voor een reep chocola. Van mij kregen ze eerst vijf frank per verkocht nummer ( zo’n 12 eurocent, nvdr) en later, op een barkoude avond, besliste ik eens om daar tien frank van te maken, maar ook na die opslag vond ik nog amper volk dat wilde helpen. Gelukkig gingen er bij Cercle maar twee toegangspoorten meer open en kon ik mijn mannetjes strategisch plaatsen. ( smaalt) Er waren weinig mensen die beseften wat er allemaal bij kwam kijken om tot ons resultaat te komen.’
Met ‘ons resultaat’ doelt Georges op de financiële kant van de SHOT-verkoop. ‘Acht jaar geleden bereikten we onze piek met een oplage van 1200 exemplaren. Later zakten we terug naar zo’n 900 stuks. De kosten probeerde ik altijd zo laag mogelijk te houden. Telkens als ik terugkwam van de verdeling bij de post, stopte ik op tientallen plaatsen om SHOT zelf in de brievenbussen van abonnees te steken. Het boekje was nog warm en de mensen konden het al lezen. Al het mogelijke deed ik om Cercle aan een mooie winst te helpen. Maar in 2015 waaide er een nieuwe CEO binnen ( Katrien Houpe, nvdr) en zij slaagde erin de leden van de beheerraad ervan te overtuigen dat SHOT verlieslatend was. Toen schoot ik hier door het plafond. Hoe al die zakenmensen zich zo konden laten beïnvloeden, begrijp ik vandaag nog altijd niet. Ik wéét wat ik heb opgebracht voor Cercle; daar kun je ook een huis van zetten, en geen klein. Toen Monaco in zee ging met Cercle, vroegen mensen: ‘Gaat SHOT weer verschijnen, nu er opnieuw geld is?’ Maar dat was dus helemaal het probleem niet.’
Wel het probleem was dat Georges op familiaal vlak over zijn grenzen ging om SHOT op niveau te houden. ‘Dus wilde ik afbouwen. Maar er bood zich geen opvolger aan. Daarnaast liep de samenwerking met die nieuwe CEO dus moeilijk. Ik zei Frans Schotte ( de voorzitter van Cercle Brugge, nvdr) dat het voor mij niet meer lukte. Hij belegde een bemiddelingspoging, maar dat hielp niet. Begin 2016 mailde ik hem dat ik op het eind van het seizoen echt zou stoppen. Niemand van de beheerraad ondernam ook maar één poging om mij op andere gedachten te brengen. Toen wist ik dat ik de juiste keuze maakte. Alleen de supporters waren niet tevreden. Daarom besliste Cercle om op de website een tabblad voor SHOT te voorzien. Zo kan ik mijn ei nog kwijt en ben ik toch verlost van een heleboel werk. Maar het is natuurlijk niet meer hetzelfde als vroeger.’
Voor de neus van Georges, naast zijn Duvel, ligt de laatste papieren SHOT. In de linkerbovenhoek van de cover prijkt het getal 92. Zoveel jaargangen liep het verenigingsblad. En dan plots gedaan. ‘Maar ik had het mezelf altijd voorgehouden hoor, dat ik ooit eens met mijn hoofd tegen de muur zou knallen.’ De rest van de laatste cover is gevuld met het logo van zijn geliefde vereniging, de woorden Leve Cercle! en vooral: een grote, pikzwarte leegte. ‘Mijn bedoeling was om met weinig toch heel veel te zeggen. Ik praat graag, maar soms moet je ook eens zwijgen.’
De openstaande boete van KV Mechelen
Dat Geel & Rood van KV Mechelen geen clubblad is, maar wel een supportersmagazine, biedt in theorie de mogelijkheid om kritischer uit de hoek te komen. Vroeger gebeurde dat vaker en scherper dan nu. Zeker medio 1973 ging de redactie tekeer nadat KV op de laatste speeldag was blijven steken op een 1-1-gelijkspel tegen Cercle Brugge en zich zo een Europese plaats door de neus geboord zag. Scheidsrechter van dienst én kop van Jut was Brusselaar Pierre Wouters, die een spelersverleden had bij Racing White. Die club kon dankzij de draw van Malinwa wel naar Europa. Geel & Rood schreef: Als de Belgische Voetbalbond het ooit nog waagt om ‘Pie Klet’ als scheidsrechter naar een wedstrijd van KVM te sturen, dan zullen wij, supporters van Malinwa, hem als een paria van onze grasmat verjagen.
Bertrand Peeters (45) van het Malinwa Archief zegt: ‘Op donderdag kwam Geel & Rood uit, op vrijdag bracht de toenmalige BRT het item op de radio en hup, de poppen waren aan het dansen. Hoewel G&R toen al geen clubblad was, sanctioneerde de bond onze club. De boete van 100.000 oude Belgische frank werd tot op heden niet betaald.’
Het ordinair ‘folderke’ van Anderlecht
Het was eind jaren 90. Anderlecht had de journalisten uitgenodigd op zijn traditionele persconferentie voor aanvang van het seizoen. Op het einde van de maaltijd kwam manager Michel Verschueren aan de tafel zitten van enkele Franstalige journalisten. ‘Wat zou er nog beter kunnen bij Sporting?’, vroeg hij. De sterke man van paars-wit kreeg twee suggesties: de doos met koekjes van Delacre, die aangeboden werd aan de pers tijdens de rust van de wedstrijden, vervangen door sandwiches die naam waardig. Dat was immers al het geval bij elke andere eersteklasser. En… Anderlecht Sports, het clubblad, vervangen door een meer moderne versie. ‘Want nu is het maar een ordinair folderke‘, zei een van de disgenoten.
Het duurde niet lang of het journaille werd verwend tijdens de rust op Anderlecht, maar op een nieuw clubblad was het toch wachten tot 2004, toen RSCA Magazine het licht zag. Vijf jaar later werd dat op zijn beurt vervangen door Purple Heart.
De spreekbuis van Roger Petit
Op 4 november 1906 verspreidt Standard zijn allereerste clubblad op rozerood papier. Het heet L’Officiel en krijgt als ondertitel: ‘ Organe du Standard-Club Liégeois‘. Elke dinsdag kan je het kopen voor de prijs van 10 centiemen en je vindt er artikels in over wat de club gepresteerd heeft in het Foot-Ball, Courses à pied, Law-Tennis (geschreven zonder -n) en Athlétisme.
Standard-Sport neemt het over op 4 september 1931. De clubactiviteiten in het Foot-ball-Tennis-Hockey-Athlétisme worden er gevolgd. Aangezien de club intussen ook ‘koninklijk’ is geworden, is de ondertitel veranderd in: ‘Organe officiel du Royal Standard Club Liégeois’.
Parallel aan Standard-Sport, dat beschikbaar is op matchdagen, lanceert de club in 1963 het driemaandelijkse Standard Magazine, waarvan de verantwoordelijke uitgever niemand minder is dan Roger Petit, secretaris-generaal van de club. De Rouches hebben dan net hun derde titel binnengehaald en Monsieur Standard wil ‘een publicatie lanceren die uitzonderlijk zal zijn in de annalen van het Belgisch voetbal’.
Petit trekt in het blad al snel van leer tegen wat hij noemt ‘de anderlechtisering van het Belgische voetbal’. Die kritiek bereikt trouwens een hoogtepunt op 30 september 1964, wanneer de Rode Duivels in Deurne Nederland partij geven met elf spelers van Anderlecht.
‘Noem hen dan Paarse Duivels als u wil, maar in dat geval waarschuw ik u dat wij nooit meer zullen meedoen.’ De boodschap valt niet in dovemansoren want later zal de Belgische nationale ploeg nooit meer uit elf Anderlechtspelers bestaan.
In 1997 krijgt Standard Magazine een nieuw elan onder impuls van de journalisten Claude Leruth en Jean-Pierre Delmotte. Vanaf het jaar erop tot januari 2000 worden er zelfs enkele artikels in het Vlaams gepubliceerd. In 2003 wordt Standard Magazine herdoopt in Magazine officiel du Standard de Liège. In plaats van driemaandelijks verschijnt het vanaf dan maandelijks.