Luc Nilis: ‘Zonder Gerets had ik mijn carrière bij PSV beëindigd’
Van begin jaren 90 tot zijn horrorblessure in september 2000 was er in de Benelux geen aanvaller die het zijn verdedigers en zijn trainers zo moeilijk kon maken als Luc Nilis. Daarom gaat Anderlecht nu beroep doen op zijn expertise. Gesprek met een Belgisch icoon.
Het moet nogal een aanblik gegeven hebben: Alain Van Baekel, Marc Emmers, Bruno Versavel, Danny Boffin, Luc Nilis en Peter Maes die aan de poorten van het Constant Vanden Stockstadion uitgespuwd worden door een Toyoto Previa na een helse rit over de E314, de E40 en de Brusselse Ring. Maes en Emmers begonnen met hun tweeën aan de trip ergens tussen Lommel en Hamont-Achel, ze raapten in Zonhoven Nilis op en in Rillaar stapten de andere drie musketiers op.
Het Limburgse busje was begin jaren 90 een begrip op Anderlecht. ‘We zijn nooit te laat gekomen op training. Ook al was het verkeer toen al pittig op maandagochtend’, herinnert Luc Nilis zich. ‘Maar we vertrokken zo vroeg dat we tijd over hadden om in Aarschot een koffiepauze in te lassen. Maes nam het busje mee naar Lommel omdat hij van het verste punt kwam. De auto was oorspronkelijk van mij en elke maand moest iedereen geld op mijn rekening storten voor benzine en andere kleine uitgaven.’
België was in de jaren 90 niet bekwaam om dominant te spelen en ik was niet de speler die in zo’n team kon uitblinken.’
Luc Nilis
Dat zes voetballers van de grootste club van het land samen zouden carpoolen in een weinig glamoureuze gezinswagen is nu haast ondenkbaar. Voor Nilis, de beste Belgische voetballer van de jaren 90, was dat toen een doodnormale zaak. Hij kan er met zijn hoofd niet bij dat trainers vandaag zo geheimzinnig doen tijdens hun wedstrijdvoorbereiding. ‘Alles moet nu blijkbaar achter gesloten deuren gebeuren. En waarom? Omdat trainers zo achterdochtig geworden zijn dat ze achter elke boom een vijand zien. Ik stel mij de vraag: kun je de tegenstander nog verrassen met al het beeldmateriaal dat nu voorhanden is? Ik ben geen voorstander van afzonderingen, gesloten trainingen en noem maar op. Je straft er de supporters mee die een training willen meepikken.’
Was het dan vroeger zoveel beter? Jij komt wel van een tijdperk waarin de voorzitter een contractvoorstel deed en de speler gewoon moest tekenen.
LUC NILIS: ( lacht) ‘Bij mij is het ook zo gegaan. Ik werd samen met mijn vader door Constant Vanden Stock en Michel Verschueren op Anderlecht uitgenodigd om te komen praten. Toen ik het stadion binnen stapte, wist ik dat ik weer buiten zou komen met een contract. De ontvangst was heel overweldigend. Ik kwam van Winterslag en ik had nog niet veel van de voetbalwereld gezien. Ja, dan word je ingepakt wanneer je voor het eerst op Anderlecht komt. Bij het eten waren er zoveel gangen dat mijn vader telkens aan mij moest vragen waarvoor een bepaald mes diende. Volgens mij had hij liever gewoon biefstuk met frieten gegeten.’
Je hebt dus niet echt onderhandeld over de financiële voorwaarden van je contract toen je in 1986 als negentienjarige op Anderlecht kwam?
NILIS: ‘Ik heb tijdens het gesprek gevraagd of ik even iets mocht bespreken met mijn vader. Hij keek mij met een vragende blik aan. We zonderden ons af en hij vroeg meteen wat er scheelde: ‘Is het niet goed genoeg wat ze jou voorstellen?’ Ik zei: toch wel, maar ik wil het spannend houden en zien hoe jij erover denkt. We gingen terug aan tafel zitten en ik stelde een extra voorwaarde om te tekenen: een parkeerplaats voor mijn vader en vier abonnementen. Iedereen schoot uiteraard in de lach… Over geldkwesties werd er dus niet gepraat. Ik kwam van niets en ik kreeg een voorstel waarover je in die tijd niet hoefde te discussiëren. Zeker niet met Constant, die een vaderfiguur was met enorm veel uitstraling. Als hij de spelers kwam toespreken, moest iedereen opstaan. En hij gaf een teken wanneer we weer mochten gaan zitten.’
VERLOSSING UIT NEDERLAND
In 1990 stond Anderlecht in de finale van de Europabeker voor Bekerwinnaars tegen Sampdoria. Je was toen samen met je ploegmaats Marc Degryse en Marc Van der Linden vicetopschutter van het toernooi met vier doelpunten, maar Aad de Mos liet jou verrassend uit de basisploeg.
NILIS: ‘Dat was de grootste ontgoocheling uit heel mijn periode bij Anderlecht. Aad de Mos had mij de dagen en weken voor de finale opgehitst. Hij beweerde dat ik die Italianen gek zou maken met mijn kapbewegingen, maar twee uur voor de wedstrijd kreeg ik te horen dat ik niet zou spelen. De Mos wist wat hij deed: had hij de bespreking de dag ervoor gehouden, dan had ik het vliegtuig terug naar huis genomen. Ik ben er tweehonderd procent van overtuigd dat ik het had gedaan! Maar nu kon ik geen kant op. Ik ben na de bespreking kwaad weggelopen en Degryse heeft toen zwaar op mij moeten inpraten om toch op de bank plaats te nemen. Ik mocht tijdens de verlengingen invallen en hoe vreemd het ook mag klinken, ik vond het niet erg om die finale te verliezen…’
Is dat incident lang blijven hangen tussen De Mos en jou?
NILIS: ‘We hebben het nooit meer over dat voorval gehad en dat hoefde voor mij ook niet. Als je mij flikt, dan houdt het op, dan is er geen weg meer terug. En dan boeit die persoon mij niet meer. Bij mij is het zwart of wit. Nochtans liet De Mos ons aardig voetballen – het enige akkefietje tussen ons was die finale. Zijn opvolger Luka Peruzovic was een heel ander type. Hij had een conditietrainer meegenomen en die liet ons voor elke training een halfuur zonder bal opwarmen. Dat betekende soms van het ene doel naar het andere rennen. We stonden elke dag met een lang gezicht op training en niemand had er nog zin in. En ondanks 24 op 24, toen nog in het tweepuntensysteem, werd hij ontslagen. Johan Boskamp was vanuit het oogpunt van de spelers een verlosser.’
Het klinkt alsof Boskamp toen het Belgische voetbal vernieuwde?
NILIS: ‘Boskamp had de Nederlandse manier van trainen – alles met de bal – in België geïntroduceerd. Hier was het de gewoonte om veel in het bos te lopen of de bal even opzij te leggen tijdens een deel van de training. Boskamp gebruikte de bal in al zijn fysieke oefeningen. Dat was in die tijd revolutionair. En daardoor klikte het meteen met de groep.’
Je maakte in acht seizoenen meer dan honderd doelpunten voor Anderlecht, maar je was er nooit erg geliefd. Hoe komt het dat je op Anderlecht en in België nooit de erkenning hebt gekregen die je verdiende?
NILIS: ‘Van mij werd altijd iets extra’s verwacht… Ik werd ooit uitgefloten in een thuismatch tegen Beveren. We stonden 0-2 bij de rust en tijdens de pauze was er wat tumult in de kleedkamer. Boskamp vond dat Philippe Albert te vaak mee naar voren ging. Albert heeft Boskamp bij de kraag gegrepen en opgetild… ( lacht) Na zeventig minuten zat ik nog altijd niet goed in de match, maar ik had geluk dat Boskamp mij ten koste van iedereen liet staan. In blessuretijd scoorde ik de 3-2 en ik spurtte naar de coach. We sprongen met zeker drie spelers op hem. Elke trainer zou daarbij omvallen, maar Bossie bleef gewoon staan met zijn handen in de zij.’
Je was niet de meest geapprecieerde speler bij de supporters, maar een deel van de media lustte jou toen ook niet…
NILIS: ‘Ik dacht: oké, laat ze maar schrijven wat ze willen, als ze mij niet op mijn prestaties beoordelen. Achteraf gezien had ik water bij de wijn moeten doen en misschien had ik dan meer erkenning gekregen. Marc Degryse was daar veel leper in, hij wist hoe hij moest omgaan met journalisten. Ik was koppig en ik vond dat ik de pers niet nodig had.’
GEKIBBEL MET GERETS
In 1994 vertrok Albert naar Newcastle United en jij naar PSV. Degryse uitte toen kritiek op het bestuur van Anderlecht omdat er volgens hem een leegloop aan de gang was.
NILIS: ‘Na acht jaar, vier titels en de dubbel in het laatste seizoen was het tijd voor iets nieuws. PSV was toen een grote naam en qua afstand was het minder ver dan Anderlecht. Zo vreemd was de stap dus niet. De Nederlandse makelaar Rob Jansen was toen mijn vertegenwoordiger in de onderhandelingen met PSV.’
Het klinkt cliché, maar het klikte meteen met een andere nieuwkomer bij PSV: de Braziliaan Ronaldo.
NILIS: ‘Onze eerste match was op verplaatsing bij Vitesse. Dat was voor PSV altijd een lastige match, werd mij gezegd. We wonnen met 1-4. Met twee doelpunten van Ronaldo en twee van mij. We spraken eigenlijk dezelfde voetbaltaal. En na een goede assist kwam hij gelijk naar mij gelopen. Hij ging niet op zijn eentje de show stelen.’
Herinner je je nog de eerste ontmoeting met Ronaldo?
NILIS: ‘Het verhaal van onze ontmoeting was heel grappig. Wij namen deel aan een toernooi in het Olympisch Stadion van Barcelona. Ik hoorde dat Ronaldo, een zeventienjarige Braziliaan die de club gekocht had, mijn kamergenoot zou worden. Ronaldo had een lange vlucht achter de rug en hij viel als een blok in slaap. Maar hij snurkte als een varken en in die omstandigheden kon ik onmogelijk op dezelfde kamer blijven liggen. Ik riep de teammanager en dokter erbij om het gesnurk te beluisteren en zij vonden het ook niet normaal. Ze hebben Ronaldo onderzocht en wat bleek? Hij snurkte door een aandoening van zijn keelamandelen. De dokters hebben die klieren pas tijdens de winterstop operatief kunnen verwijderen en al die tijd heeft hij uiteraard alleen geslapen.’
In België heb je een paar keer naast de Gouden Schoen gegrepen. Maar in je eerste jaar in Nederland werd je meteen uitgeroepen tot Voetballer van het Jaar.
NILIS: ‘Ik werd op handen gedragen in Nederland en dat gaf mij vleugels. Wat ik bij Anderlecht gepresteerd had, was niet verkeerd, maar bij PSV ben ik als voetballer echt volwassen geworden. Door die cultuur van openheid moest ik uit mijn schulp kruipen. In het begin was het even schrikken – zelfs de jonge gasten vertelden rechtuit wat hen stoorde – maar je moest daar in mee of je werd er weggeblazen.’
In je laatste seizoen in Eindhoven kreeg je Eric Gerets als trainer. Twee Belgen die PSV naar successen moesten leiden, dat moest wel een goede match opleveren.
NILIS: ‘Ik keek ernaar uit om met Gerets, toch een icoon van het Belgische voetbal, samen te werken. Maar het botste vanaf dag één. Ik was aanvoerder en immens geliefd bij PSV en ik verdenk hem ervan dat hij moeite had met mijn populariteit. Een paar dagen nadat we teruggekeerd waren uit zomerstage, was er een meeting op zijn kantoor met de volledige staf erbij. Hij heeft mij toen met de grond gelijkgemaakt. Ik was in zijn ogen tekortgeschoten in mijn rol als aanvoerder. Ik heb toen gezegd wat ik over hem dacht: ‘Je bent een grote trainer, maar als mens ben je heel klein. De kapiteinsband interesseert mij niet, je mag hem hebben. Maar hier bij PSV zijn het wel de spelers die de aanvoerder kiezen. Voor mij staan de spelers op één en dan pas de trainer. Kun je er niet mee leven, dan moet je maar een andere kapitein kiezen.’ Ik was vooral kwaad op Gerets omdat hij mij wilde pakken op zaken waar we nooit over gepraat hebben. Dat vond ik laf van hem.’
Waarom is het niet meer goedgekomen tussen jullie?
NILIS: ‘In augustus speelden we een Europese wedstrijd tegen Chisinau. Op verplaatsing werd het 0-0 en in de terugwedstrijd twee weken later had Gerets mij op de bank gezet. Bij de rust stond het 0-0 en hij vertikte het om mij in te brengen. Met nog een halfuur op de klok moest ik gaan opwarmen. Ik heb hem aangekeken en gezegd: ‘Ofwel laat je mij nu invallen of ik ga naar binnen. Zeg het maar.’ Ik ben toen meteen ingevallen en tien minuten voor tijd trapte ik een vrije trap los in de kruising. Dat was kicken! Net voor affluiten gaf ik een corner waar André Ooijer de 2-0 op scoorde. In het feestgewoel op het veld is Gerets bij mij gekomen, maar ik heb hem weggestuurd met de woorden: ‘Wegwezen jij!’ Zo was ik. Maar het gevecht tegen een trainer kun je niet winnen, dat heb ik een paar keer mogen ondervinden.’
Was dat de definitieve breuk?
NILIS: ‘Op winterstage werd ik ontboden bij voorzitter Harry van Raaij en Gerets. Ik mocht voor een jaar aan dezelfde voorwaarden bijtekenen, maar ik zou gebruikt worden als stand-in voor Arnold Bruggink. Ik had een goede band met Van Raaij en daarom heb ik mij toen respectvol uitgedrukt: ‘Voorzitter, dank u wel voor het voorstel. Maar die meneer naast u weet perfect dat ik hiermee niet akkoord kan gaan. Ik had het meer geapprecieerd van hem mocht hij rechtstreeks gezegd hebben dat ik weg moest.’ Ik heb hen de hand geschud en ben vertrokken. Dat is het enige echte verhaal. Zonder Gerets had ik mijn carrière bij PSV geëindigd.’
Je was einde contract en je had de clubs voor het uitkiezen. Waarom heb je toen gekozen voor Aston Villa, een club die toen al op haar retour was?
NILIS: ‘Liverpool heeft zich ook gemeld, maar Aston Villa heeft toen echt doorgeduwd. Het grootste struikelblok voor hen was de verzekering tegen arbeidsonbekwaamheid. Aston Villa wilde mij laten opdraaien voor die verzekering, maar ik vond dat zij dat moesten betalen aangezien ze mij gratis hadden gehaald. Een geluk dat ik toen heb aangedrongen op die regeling…’
Denk je soms niet: had ik voor een andere club gespeeld dan Aston Villa, dan had ik nooit die zware beenblessure opgelopen?
NILIS: ‘Ik dacht vooral: de bal, waar ik mee geboren was, wordt mij in een fractie van een seconde afgenomen. Maar het moest zo gebeuren. Ik mocht invallen omdat Juan Lozano in Waregem het veld moest verlaten met een dubbele beenbreuk en mijn carrière kwam ten einde door dezelfde blessure. Heel bizar, toch? Sommige dingen zijn wellicht voorbestemd.’
SCHANDELIJK PUNT
In clubverband was je succesvol, maar met de nationale ploeg heb je een haat-liefdeverhouding gehad. Je miste onder andere het WK in 1990.
NILIS: ‘ Guy Thys wilde geen spelers meenemen naar het WK die op de bank hadden gezeten in een Europese finale… De avond voor de selectie bekend werd gemaakt, was er een feestje bij Patrick Vervoort in Antwerpen en ik was daar blijven slapen. Tijdens het radionieuws van 10 of 11 uur vernam ik mijn niet-selectie. Misschien was het al eerder op het nieuws geweest maar toen lag ik nog te slapen. Van de bondscoach heb ik geen woordje uitleg gekregen – zo ging dat in die tijd – maar het was een serieuze klap in mijn gezicht. Vier jaar later in de VS was ik er wel bij, maar door mijn eigen schuld heb ik niet veel gespeeld. In de eerste groepswedstrijd tegen Marokko gaf ik de assist op het doelpunt van Degryse, maar nog voor het uur werd ik gewisseld. Ik heb mijn shirt naar de coach ( Paul Van Himst, nvdr) gegooid. Dat doe je niet als speler, dat besefte ik later, en dat heeft mij de de rest van het toernooi gekost.’
Het heeft zes jaar geduurd voor je je eerste doelpunt kon scoren voor de Rode Duivels. Heb je er werkelijk alles uitgehaald bij de nationale ploeg?
NILIS: ‘Ik vind van wel. Al zijn er te weinig wedstrijden geweest waarin ik belangrijk kon zijn voor de ploeg. België was niet bekwaam om dominant te spelen. We probeerden vanuit een teruggetrokken posities te voetballen en ik was niet de speler die in zo’n team kon uitblinken. Op het WK in 1998 heb ik tegen Nederland heel de match als rechtsback of rechtsmidden gespeeld. Het was dat of op de bank zitten. Het punt dat we toen pakten, was een schande, maar het voelde toen aan als een overwinning. Meestal werd onze manier van voetballen afgestraft.’
Hebben jullie nooit aan de trainers gevraagd om aanvallender te spelen?
NILIS: ‘Ja, dat werd al eens aangegeven, maar er werd nooit gehoor aan gegeven. Guy Thys, Paul Van Himst of Georges Leekens waren niet bepaald trainers die bekend stonden als de meest aanvallende trainers. De omslag kwam er na 1998. Leekens werd toen hard aangepakt in de pers en vanaf 2000 zijn we omgeschakeld naar een ander concept.’
Met al het geld dat sinds een aantal jaren omgaat in het voetbal, was je toch beter nu profvoetballer geweest?
NILIS: ‘De belangen zijn groter, de druk is enorm en het financiële aspect blaast al de rest weg. Twintig jaar geleden had ik die evolutie niet zien aankomen. Ik ben destijds voor 120 miljoen Belgische frank, een kleine 3 miljoen euro, van Anderlecht naar PSV gegaan. Dat was al een behoorlijke som geld. Zelfs in mijn eigen entourage vonden ze dat bedrag onfatsoenlijk. Nu zou ik minimaal 30 miljoen euro opbrengen, want alle transferbedragen zijn maal tien gegaan.’
Dertig jaar geleden waren er geen gsm’s en geen sociale media. Op de club en op de bus waren jullie dus verplicht om met elkaar te praten.
NILIS: ‘Voor een voetballer was dat toen een heerlijke tijd. Ontelbare keren hebben we met het busje uit Limburg de afslag Leuven of Hasselt genomen na een wedstrijd om te gaan feesten. We konden ons volledig laten gaan en niemand hoorde er toen iets over. Nu kan dat niet meer. Een voetballer die een beetje bekend is, staat constant in de schijnwerpers. Een verkeerd woord is genoeg om commotie te veroorzaken.’
Wie waren voor jou de beste voetballers in de jaren 90?
NILIS: ‘In België was dat Enzo Scifo. Op internationaal vlak denk ik aan Zinédine Zidane, Diego Maradona, Ruud Gullit, Marco van Basten en Ronaldo uiteraard.’
Ronaldo noemde jou in een interview de speler aan wie hij het meeste heeft gehad.
NILIS: ‘Hij had zoveel namen kunnen opnoemen, maar hij heeft aan mij gedacht. Hij zal misschien geoordeeld hebben dat ik hem geholpen heb aan zijn transfer naar Barcelona. Ik herinner mij vooral zijn bescheidenheid. De Ronaldo die ik kende, was een man zonder kapsones. Na mijn carrière heb ik hem eens aan de telefoon gehad. Ik was op citytrip in Madrid en hij heeft toen kaartjes voor mij geregeld voor een wedstrijd tegen Valladolid. Hij is na de match zelfs naar mijn hotel afgezakt om een shirt te overhandigen aan mijn zoon. Maar één ding heeft mij nog meer verbaasd: in Madrid was hij omringd door dezelfde gasten die tien jaar daarvoor met hem naar Eindhoven waren gekomen om voor hem te koken en hem gezelschap te houden.’
‘Ik kwam tekort voor de absolute top’
Je hebt op Europees vlak niet genoeg je stempel kunnen drukken bij Anderlecht of PSV, al maakte je onder andere drie doelpunten in de groepsfase van de Champions League. Heb je de indruk dat het topniveau net iets te hoog gegrepen was?
Luc NILIS: ‘Ik ben altijd realistisch geweest over mijn capaciteiten. Ik had talent, maar ik was geen absolute topper. Eigenlijk kwam ik startsnelheid tekort om de Europese top te bereiken. Ik compenseerde veel met mijn vernuft en traptechniek, maar vanaf een zeker niveau heb je meer nodig. Mij ontbrak het aan de benodigde twintig procent om een complete speler te zijn. Ik voelde mij er niet minder door, ik heb er het maximale uitgehaald.’
Kan een type als Luc Nilis nog mee in het hedendaagse voetbal?
NILIS: ‘Voetballers hebben aan kracht, snelheid en loopvermogen gewonnen in vergelijking met mijn tijd – het zijn echte monsters geworden – maar ze zijn niet slimmer geworden. Ik zie minder en minder spelers met een groot voetbalinstinct, jongens die een wedstrijd of situatie aanvoelen. Waarom zou een type als ik zijn plaats niet meer hebben vandaag? Ik was een soort Hans Vanaken. Ik vind het een fantastische voetballer, maar net als ik mist hij snelheid op de eerste meters. Anders voetbalde hij allang niet meer in België. In de Champions League heeft hij het verschil niet kunnen maken omdat hij iets mist. Hij zit ergens tussen de top en absolute top in. Misschien moet hij toch maar eens naar het buitenland gaan om te kijken waar zijn limieten liggen.’
Wanneer wist je dat je ook niet gemaakt was voor het hoofdtrainerschap?
NILIS: ‘Ik wist snel dat ik niet capabel genoeg was om te functioneren als hoofdtrainer. Ik weet welke kwaliteiten ik heb en welke ik niet heb. Ik kan ervan genieten om iemand als Philippe Clement zijn ideeën te zien overbrengen op een groep. Ik vraag mij dan af: hoe doet hij dat?’
Luc Nilis
Geboren
25/05/1967 Hasselt
Speler
1984-1986 FC Winterslag
1986-1994 RSC Anderlecht
1994-2000 PSV Eindhoven
2000 Aston Villa
Nationale ploeg: 56 caps, 10 goals (1 EK, 2 WK’s)
Trainer
2004-2005 Heusden-Zolder (technisch directeur)
2006-2011 PSV (spitsentrainer/scout)
2011 Kas?mpasa SK (assistent)
2011 Gençlerbirligi SK (assistent)
2013-2014 KSK Hasselt (assistent)
2014-2018 PSV (spitsentrainer)
2018-2020 VVV-Venlo (assistent)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier