Afscheid van Bjorg Lambrecht: ‘Zo’n goeie vriend ga ik nooit meer vinden’
Vorige week maandag maakte profwielrenner Bjorg Lambrecht (22) een dodelijke val in de Ronde van Polen. Gisteren vond de uitvaart plaats. Zijn dorp Knesselare is in diepe rouw, voor enkele jonge mensen staat het leven er stil.
Dit is het verhaal van een hechte vriendengroep uit Knesselare. Een tiental levenslustige jongeren die op meerdere manieren met elkaar verbonden zijn, makkers van de lagere en middelbare school, een zus, schoonbroers, liefjes en vooral: kameraden die broers werden op de fiets. Ze hielpen elkaar met huiswerk, gingen samen uit, maakten grappen en renden in hun blote kont over het strand.
Eén jongen was het middelpunt van dat groepje. Via hem hadden ze elkaar leren kennen. Hij was het cement dat hen bond, niet toevallig de meest goedlachse van hen allen. Toevallig was hij ook degene die het hardst op de pedalen kon duwen. Die jongen was Bjorg Lambrecht.
Sinds zijn overlijden zoeken ze steun bij elkaar. Op donderdagmiddag 8 augustus zitten zijn schoolkameraad Jordi Vandenberghe, zijn vriendin Carmina Clipea en zijn wielervriend Arno Claeys, die een koppel vormt met zijn zus Britt, samen in Café De Sportkring in Knesselare, de verzamelplaats voor de supporters van Bjorg.
Onderweg naar De Sportkring valt er niet naast te kijken: een dame heeft op Facebook een oproep gepost om ter nagedachtenis van Bjorg teddyberen buiten te zetten. De eerste staat aan een winkel, wat verder zit er eentje op een vensterbank, aan de overkant een gigantisch exemplaar op het balkon van een appartement. En zo gaat het door, beren en andere knuffels, met hartjes en kaartjes. Voor Bjorg. RIP Bjorg. Rust zacht Bjorg.
Ook de vrienden zijn in heel het dorp bekend.
Jordi: ‘Toen we vanochtend naar de bakker gingen, stonden de mensen aan de overkant te kijken.’
Carmina: ‘Die weten natuurlijk ook niet goed hoe ze moeten reageren.’
De vrienden klitten samen, sinds maandag al. Zoals Bjorg het zou gewild hebben, zeggen ze. Zelf wilde hij tegenslagen ook nooit alleen verwerken.
Jordi: ‘Ik zou het ook niet aankunnen, alleen.’
En dus zijn ze blij dat ze kunnen praten. Hun verhaal kunnen doen. Over hun beste vriend, over hun Bjorg.
Jordi
September 2009. In het VTI van Brugge krijgen de eerstejaars elektriciteit muziekles. Om elkaar te leren kennen vraagt de leraar dat ze zichzelf al zingend voorstellen. Een liedje met hun naam erin en waar ze vandaan komen. Er zingt er een: ‘Ik ben Jordi uit Sint-Kruis.’ Een andere: ‘Ik ben Bjorg en ik kom uit Knesselare.’ Ze kijken elkaar aan en lachen. Een vriendschap is geboren.
‘Er was die klik’, vertelt Jordi. ‘We waren allebei hetzelfde, graag dom doen, elkaar opstoken: je durft dat niet! Zo was hij wel. Bijna hebben we eens de klas in brand gestoken. We speelden met een papiertje en een aansteker en om het te blussen hadden we er deo op gespoten. We dachten dat het uit was en net voor de pauze hadden we het achteraan in de kast gegooid. Toen we na de pauze weer binnengingen, hing de klas vol rook. Als straf zijn we op een woensdagochtend moeten gaan helpen bij de brandweer. Dat kattenkwaad, dat ga ik nog het meeste missen.’
Naast de school vinden ze elkaar al gauw ook op de fiets. Bjorg koestert grootse plannen als wielrenner. Jordi fietst ook graag en vaak gaan ze samen een toertje maken, maar koersen mag hij van thuis niet. ‘Mijn ouders vonden dat te gevaarlijk.’
Zes jaar lang zien ze elkaar dagelijks, met nog enkele anderen erbij, onder wie Jordi’s tweelingbroer Jarno. Wanneer de middelbare school erop zit, verwatert met de meesten het contact, maar niet met Jordi en Jarno. ‘Wij waren de enigen die verder studeerden. Daardoor hadden we tijd om Bjorg vaak te zien. Elk vrij moment spraken we met elkaar af. Dan belde hij of ik niet wou langskomen en ’s avonds zei hij: blijf maar slapen. En dan zat ik daar een halve week.’
Alles vertellen ze aan elkaar, hun problemen, hun dromen, hun angsten, hun verliefdheden. Ze maken plannen, zouden getuige zijn op elkaars huwelijk, peter van elkaars kind, naast elkaar gaan wonen. ‘Met onze hof tegeneen, zodat we elke morgen samen koffie konden drinken op ons terras, want hij was echt zot van koffie. We zijn samen een goeie koffiemolen voor hem gaan zoeken. Ik heb nog een filmpje waarop hij aan het malen is. Ik studeer sportmassage, ik zou zijn vaste masseur worden. En Carmina zijn diëtiste.’
Gaandeweg moest Bjorg voor langere periodes weg, maar de vrienden hielden dagelijks contact via Snapchat en Skype en zodra hij landde kwam de ene naar de andere. Dan gingen ze tuin- en dierenwinkels bezoeken, AVEVE of Baele in Aalter. Bjorg hield van dieren, hij was dol op koivissen. De week voor hij in Polen ging koersen, waren ze nog naar Baele geweest. Met Jordi en Arno en Senne.
Senne
Even buiten het centrum van Knesselare is Senne Deloof aan de oprit van zijn ouderlijk huis aan het werken. Zijn handdruk is stevig, zijn huid gebruind als die van een bouwvakker. Een klein jaar geleden zei hij zijn wielerdroom vaarwel. Tot dan was hij Bjorgs beste maatje op de fiets. Aan de houten tuintafel haalt hij herinneringen op.
‘Ik ken Bjorg al van de lagere school. Hij zat een jaar hoger maar ik wist wel wie hij was. Op mijn dertiende ben ik beginnen te koersen, ervoor voetbalde ik. Net als Bjorg zat ik bij het team van Keukens Buysse, hier in Knesselare. Omdat we een jaar scheelden, reden we altijd de reeksen na elkaar. Je zag toen al dat het een goed coureurke was. Een paar jaar later ging Bjorg naar Spie en hij vond dat ik daar ook moest gaan rijden. Hij merkte dat ik echt interesse had in koersen. Toen ik in zijn ploeg kwam had hij al veel vrienden, maar die stopten een voor een. Ik bleef koersen en haalde ook mooie resultaten. Zo vonden we elkaar.’
Vanaf dan zijn Bjorg en Senne onafscheidelijk op de fiets. Zestien zijn ze, twee kilometer wonen ze van elkaar. Elke woensdagmiddag trainen ze samen en zodra ze van de school verlost zijn, kiezen ze allebei voor de sport.
‘In de voormiddag gingen we trainen, ’s middags aten we samen en daarna hielden we ons bezig met naar de koers te kijken of te gaan vissen. We leefden voor de sport. En als je zoveel uren samen doorbrengt, dan weet je alles van elkaar. Ik hoorde het meteen wanneer het uit was met zijn vriendin of als hij ergens mee zat. Wij konden alles tegen elkaar zeggen, we wisten meer van elkaar dan onze ouders.’
Over de typische eigenschappen van Bjorg moet Senne niet lang nadenken. ‘Bjorg was een slordigaard‘, glimlacht hij. ‘Als hij hier bij mij enkele uren op de rollen was komen trainen, dan liet hij altijd wel wat achter. En de manier waarop hij pap at, met zo’n klein lepeltje … Ik moest altijd vanillepap voor hem maken, dat kon ik blijkbaar goed. Dan lepelde hij dat mechanisch uit, hij kon daar zo van genieten.’
Senne leerde ook de angstige kant van Bjorg kennen, hij was snel ongerust. ‘We gingen eens met de mountainbike rijden. Hij viel en had een kap in zijn wenkbrauw, het bloed liep in zijn oog. Dat was grote paniek. Ik belde Anje, zijn mama, om ons te komen halen en terwijl we wachtten, moest ik op Google opzoeken wat hij zou kunnen hebben en wat de gevolgen en bijeffecten zouden kunnen zijn. Hij kon van een mug een olifant maken, maar dat was omdat hij het liefst van al fietste en bang was dat dat ooit zou stilvallen…’
Voor Senne kwam een klein jaar geleden een einde aan het wielerverhaal. Hij koos voor het harde werk in de bouw. ‘Daar heb ik voor gestudeerd, en ik werk graag. Ik had voor mezelf uitgemaakt: als ik niet doorbreek, dan stop ik. Trainen voor kermiskoersen, dat kon ik niet opbrengen.’ Het zat de jonge renner ook niet altijd mee. Een paar jaar geleden raakte hij besmet door mycoplasma. Maandenlang huisde een ellendige vermoeidheid in zijn lijf. Bjorg week de hele tijd niet van zijn zijde. ‘Na elke training sprong hij binnen. Ik sliep bijna voortdurend, dus veel had hij niet aan mij. Maar toch bleef hij hier, om naar de koers te kijken of zo. Dan was hij er als ik even wakker werd. Toen ik zei dat ik misschien zou stoppen, zag hij daar echt van af.’
Wanneer Senne in de zomer van 2018 effectief besluit om er de brui aan te geven, is Bjorg daar het hart van in. Maar de vriendschapsband blijft even sterk. Ook Senne wordt betrokken in de tomeloze toekomstplannen van de jonge prof. ‘Ik moest overal bij zijn, overal mee naartoe. Sowieso zou ik zijn huis zetten en zijn moestuin aanleggen. We gingen vlak bij elkaar wonen. En ik moest meegaan op stage, samen met mijn vriendin, zo konden de meisjes samen zijn, zei hij. Ook de andere vrienden waren erbij als we optrokken. Jordi, Jarno, Arno en Britt. Ja, hij zocht het allemaal uit voor hen, zo was hij wel. Zijn toekomst lag klaar. En die zag er ook mooi uit. Hij werd elk jaar sterker en sterker.’
Senne staart naar zijn handen, waarop de tekenen van het werk zichtbaar zijn. Het verdriet is hem al enkele keren te machtig geworden sinds hij vorige week maandag zijn beste vriend verloor. Na het bericht over de val belde hij meteen naar Bjorgs ouders. Die waren in Polen, onderweg naar het ziekenhuis waar ze het overlijden van hun kind zouden vernemen. Senne reed naar huis en zette de tv aan. Om zeven uur werd het eerste nieuwsitem plots onderbroken voor een pas binnengekomen bericht.
Slapen lukte amper die nacht. De ochtend erop zag hij op de sociale media de zwart-witfoto van zijn maat met daarop 1997-2019. ‘Toen dacht ik voor het eerst: het is dan toch waar.’
Op woensdag hield hij het niet meer en belde hij naar Kurt, Bjorgs vader, of hij mocht langskomen. Het antwoord was vanzelfsprekend. Toen hij er aankwam, vloog Britt huilend in zijn armen. ‘Ze zei: hoe moet ik nu verder leven? Je kunt daar zo weinig op antwoorden.’
Arno
Terug naar De Sportkring. Jordi, Arno en Carmina praten stil, in hun stem sluimert het ongeloof. ‘We denken nog altijd dat hij gewoon aan het koersen is en dat we hem vrijdag met z’n allen samen gaan afhalen op de luchthaven, om hem te verrassen.’
Net als Senne zijn ook zij naar het ouderlijk huis van Bjorg getrokken, ze zijn er bijna voortdurend bij elkaar, bekijken foto’s en filmpjes van Bjorg, luisteren naar zijn lievelingsmuziek.
Arno, de vriend van Britt en broer van Cofidisrenner Dimitri Claeys, verliest niet alleen zijn makker en schoonbroer maar ook een collega en een idool. ‘Drie jaar geleden was ik op stage met mijn ploeg en Bjorg deed individueel mee, omdat zijn trainer de trainer was van mijn ploeg. Ook al kende je Bjorg niet persoonlijk, hij was direct sympathiek tegenover iedereen. Misschien had hij wat meer interesse in mij omdat mijn broer prof is. Ondertussen ben ik een jaar samen met zijn zus, we werden dus schoonbroers. Ik zie hem nog zitten, telkens ik bij Britt thuis kwam, aan de keukentafel. Altijd goedlachs, onbeschrijflijk. Ik zag hem dagelijks of wekelijks. Ik had er geen idee van dat iemand zo’n impact op je kan hebben op nog geen jaar tijd …’
De actie met de teddyberen vinden ze hartverwarmend. Het toont hoe heel Knesselare meeleeft. Iemand van de supportersclub denkt dat het verwijst naar de knuffel die Bjorg altijd bij zich had, een konijntje.
Carmina: ‘Hij had dat al van bij zijn geboorte. Een echte naam had het niet. Gewoon, Konijn.’
Arno: ‘Het was helemaal in stukken, zeker al tien keer genaaid. En er was een oog uit.’
Bjorg vertrok nooit zonder Konijn. Eén keer had hij de knuffel thuis gelaten en toen viel hij lelijk op zijn knie. Ook in Polen had hij Konijn bij zich, zeggen zijn vrienden. Ze begrijpen het niet.
Dat Bjorg bijgelovig was, wisten ze wel.
Jordi: ‘Hij heeft mij ooit verteld dat hij alleen op de even minuten dronk, nooit op de oneven. Anders zou hij vallen.’
Arno: ‘Op het eind van elke training maakte hij altijd nog lusje van enkele honderden meter, gewoon in de straat.’
Jordi: ‘Hij was bang om dood te gaan, zei hij. Soms werd hij ’s nachts wakker en riep hij op zijn zus of zijn ouders.’
En dan denken ze terug aan de val en wat ze erover gelezen hebben en hoe ze hopen dat hij het niet te erg beseft heeft, dat hij niet geleden heeft. ‘Als er één gast dat niet verdiende, dan was hij het wel.’
Ze willen er niet te veel aan denken, liever onthouden ze hoe goed het Bjorg de laatste tijd ging, hoe opgetogen hij was over zijn bezoek aan Vive le vélo. Goede gesprekken hadden ze gehad. Voor hij vertrok naar Polen vertelde hij nog aan Arno dat hij nog nooit zo gelukkig was geweest, hoe super het ging met Carmina en met zijn sport.
‘De dag voor zijn vertrek zijn we nog honderd kilometer gaan rijden en probeerden we in de buurt nog een paar KOM’s ( besttijden, nvdr) te pakken op Strava. Ik heb nog seingever voor hem gespeeld bij een sprint in Aalter. Hij werd tweede, op twee seconden.’ Arno kijkt naar Jordi. ‘Die KOM pakken we nog wel eens, voor hem.’
Hoe het met zijn eigen carrière verder moet, weet Arno nog niet. Sinds maandag heeft hij niet meer getraind. Zijn moeder zei al dat het maar eens gedaan moest zijn met koersen. En Britt weet niet of ze zo nog kan leven, met die eeuwige bezorgdheid tijdens de koers. Zelf is hij er nog niet uit. ‘Het heeft geen zin om de dingen te ontlopen, we moeten voort, we zijn allemaal jong en hebben een toekomst.’ En hij voegt eraan toe: ‘We moeten er zijn voor elkaar.’
Handen worden op armen gelegd, armen rond schouders. Wat hen nu rechthoudt, is plannen maken, zoals Bjorg deed. Ze willen een fietstocht voor hem organiseren, stickers laten maken met zijn naam. Alles om hem te herinneren.
Jordi: ‘Ik heb nooit veel vrienden gehad, maar Bjorg is er altijd geweest. Zo’n goeie vriend ga ik nooit meer vinden. Hij was mijn broer, en Britt is mijn zus. Het besef van hem nooit meer te zien … Ik heb het tegen Britt gezegd: mijn eerste kind ga ik Bjorg noemen, sowieso.’