In zijn eerste trainingen in de Brugse winterkou trof Carlos Bacca (25) meer lucht dan doel, maar ruim een jaar later blijkt dat de Clubscouts zich niet vergist hebben. Hoe ontpopte de Colombiaan zich tot topschutter? Zes stemmen over zijn kwaliteiten en gebreken, als voetballer en als mens.
Philippe Clement (assistent-coach Club Brugge) “Hét wapen van Bacca is bekend: op de offsidelijn spelen, als een bliksemschicht op het juiste moment diep gaan en tegen een hoog percentage afwerken. Wat me daarbij opvalt, is dat hij niet lukraak richting doel trapt, maar bewust én snel een hoek uitkiest. Dat lijkt simpel, maar dat is alleen voor topspitsen weggelegd.
“Qua beschikbaarheid en collectief denken heeft Carlos de voorbije maanden grote stappen gezet. Veel meer is hij in het spel betrokken – getuige daarvan zijn vier assists – waardoor zijn rendement, en ook dat van de ploeg, gestegen is. Vroeger wachtte hij te veel op een kans, was hij te gefixeerd op het doel, waardoor hij te voorspelbaar werd. Nu beweegt hij meer, duikt hij vaak in de hoeken en schept hij zo ruimte voor zijn ploegmaats.
“Ook in het meeverdedigen is hij nu veel actiever dan vorig seizoen. In Colombia had hij dat amper moeten doen en onder Chris-toph Daum zakten we ook met zijn tienen laag terug. Dat lag Carlos duidelijk niet, zoals ook de combinatie in een kleine ruimte. Al is hij ook op dat vlak verbeterd. Zijn balaanname is nog niet tóp, maar al een pak fijner, waardoor hij ook minder de bal kwijtraakt.
“Hoewel Carlos al twee keer met links scoorde, is hij hoofdzakelijk rechtsvoetig. En dan? Met buitenkant rechts treft hij even goed raak, een kwaliteit die je hier in België weinig ziet. Trouwens: met één goede voet kan je ook een topper zijn. Maradona gebruikte zijn rechter toch ook alleen maar om op de bus te stappen? Perfect tweevoetig is natuurlijk ideaal, maar zo vind je er niet veel. Al werken we er met Carlos wel op tijdens afwerkingsoefeningen. Alleen op zijn kopspel trainen we minder individueel, omdat dat zijn spel niet is.
“Over zijn mentaliteit kunnen we alleszins niet klagen – als ex-buscontroleur weet hij wat werken is, hé. Januari was, gezien de transferperikelen, de enige periode waarin zijn motivatie slabakte en Carlos op training en in wedstrijden soms zijn focus verloor. We hebben hem toen wat op scherp moeten zetten, maar sindsdien is dat geen probleem meer.”
Joost Desender (fysiektrainer Club Brugge)
“Carlos’ grootste kwaliteit is zijn topsnelheid. Die kan hij drie, vier seconden aanhouden, waardoor hij tussen de tien en dertig meter een van onze rapste spelers is, samen met Maxime Lestienne. Dat hij, zoals Philippe aanhaalde, ook dikwijls op het goede moment vertrekt, maakt hem nóg sneller. Johan Cruijff zei altijd: ‘Ik heb liever een speler die het snel ziet, dan iemand die snel loopt.’ Carlos heeft het alle twee en kan door zijn grote wendbaarheid bovendien ín de versnelling, met bal aan de voet, vlug van ritme en richting veranderen.
“Cruciaal is dat hij die intensieve inspanningen nu 90 minuten kan aanhouden, met weinig kwaliteitsverlies – een groot verschil met vorig jaar. Toen hij hier aankwam, had hij in zijn laatste weken in Colombia weinig getraind, dus hebben we zijn conditie stap voor stap opgebouwd: eerst capaciteit en volume. En dan intermitterend werk: korte, explosieve acties; bal ophalen/aanpakken, dribbelen/draaien, scoren. Tegen het einde van play-off 1 was hij op niveau en sindsdien is hij alleen maar verbeterd. Te danken aan zijn grote trainingsijver. Zelfs toen hij begin dit seizoen onder Georges Leekens teleurgesteld op de bank zat, liet hij niet af.
“Die individuele oefeningen herhalen we nog elke week, met resultaat. In de laatste competitiematch tegen Lierse liep hij bijvoorbeeld meer dan 500 meter in sprintjes met meer dan 24 kilometer per uur – dat is héél rap – en 850 meter boven de 21 per uur. En ook de totale afstand die hij aflegde – 10,5 kilometer – beviel me. In de tweede helft liep hij zelfs meer dan voor de rust. Mooie cijfers voor een spits en een aanwijzing voor zijn grotere inhoud én inzet – de wil om ook in minuut 88 nog eens diep te gaan. Niet alleen in de aanval, ook in het meeverdedigen.
“Onder Juan Carlos Garrido is hij qua lichaamsbouw sterker geworden, aangezien de coach veel belang hecht aan krachttraining en rompstabilisatieoefeningen – voor bijna elke training sessies van een half uur tot drie kwartier. Carlos moet wel vooral de kwaliteit van zijn explosieve spiervezels trainen, niet de massa, want drie, vier kilo extra zou nefast zijn voor zijn snelheid en wendbaarheid.”
Colin Coosemans (keeper Waasland-Beveren, ex-Club)
“In zijn eerste weken bij Club, na de winterstop vorig jaar, overtuigde Bacca allerminst. Daum trainde toen eerder op de korte ruimte, en daar had hij veel moeite mee. Met zijn balaanname, passing, kaatsen, zelfs afwerken op doel – mede door de bevroren velden. Aan het tactische, fysieke spel in België moest hij echt wennen, bij balverlies wist hij amper waar te lopen.
“Er rezen twijfels over zijn capaciteiten, maar toen Daum, die wel heel erg in hem geloofde, later meer op een volledig veld trainde, zag je dat hij een potentiële topschutter was. Zijn kwaliteiten dreven meteen boven: een neus voor goals, een uitstekende rechtervoet – binnenkant en buitenkant, geen kanonballen met de wreef, eerder ‘gebrosseerd’ en goed geplaatst – en vooral: snelheid, timing en diepgang. Zowel bij balbezit als bij balverlies voelt hij instinctief het moment aan wanneer hij in de rug van de verdediging moet lopen. Carlos staat ook altijd uitstekend ingedraaid: niet met het gezicht of de rug naar doel, maar zijdelings, zodat hij in één oogopslag weet wanneer hij, randje buitenspel, kan gaan. Desnoods door zich even in te houden, lateraal te lopen en dán te vertrekken. Voor grensrechters moet hij een gesel zijn. En ook voor verdedigers, want eer zij gedraaid zijn, is hij al weg.
“De kunst is om de ruimte tussen de keeper en de defensie zo klein mogelijk te houden. Niet simpel, want als doelman kun je moeilijk op dertig meter voor je doel staan, en als verdediging kun je ook geen hele match tegen je eigen zestien plakken. Ook noodzakelijk: veel druk op de middenvelders zetten en de passinglijnen afsnijden. Ook niet makkelijk, want het is niet omdat je wéét dat je Odjidja, Donk en Vázquez uit de match moet halen, dat dat ook lukt. In die zin is het verschuiven van Donk naar het middenveld een goede zet, want zo krijgt Bacca nog meer bruikbare ballen.”
Karel D’Haene (verdediger Zulte Waregem)
“Het klinkt raar, maar de beste manier om op Bacca te verdedigen, is – zoals Colin aanhaalt – vooral het Brugse middenveld afstoppen. Als je passeurs Vázquez, Donk en Odjidja belet te combineren, dan ben je al een eind ver – wat Standard ook bewees op Club. Zie je als verdediger dat zij toch in een positie komen om een dieptepass te versturen, dan zak je best een metertje af, want als je op dezelfde hoogte van Bacca blijft, haal je hem, zodra hij vertrekt, niet meer bij.
“Alleen als hij met de rug naar doel speelt, kun je er kort op zitten, want een targetspits die een bal doorkopt of bijhoudt, of makkelijk wegdraait, is hij niet. Daarvoor heeft hij te weinig body en soms te veel moeite met zijn balcontrole. Als de verdedigende middenvelders dan wat terugzakken, kun je hem makkelijk vastzetten. Op zijn andere minpunt – zijn zwakke linkervoet – heb ik in onze twee matchen tegen Club minder gelet. Je houdt er wel rekening mee, maar focus je te veel op zijn dominante rechter, dan pakt hij je toch met links – echt slecht is die niet hoor.
“Op Bacca’s uitstekende positionering is het moeilijker te anticiperen. Hij voelt waar de bal gaat komen. Zijn laatste goal tegen Anderlecht, waarbij hij plots in de zestien duikt, is bijna niet te verdedigen. Zoals ook zijn doelpunt in Waregem, toen hij mij met een schijnbeweging even op het verkeerde been zette, plots afhaakte en de assist van Refaelov simpel binnentikte – een echte spitsengoal.
“En typisch ook voor Bacca: je mag hem de hele match in je broekzak steken – zoals eind december óp Club – toch moet je 90 minuten aandachtig zijn. Een totaal ander type dan de fysiek krachtiger Dieu-merci Mbokani, met wie je als verdediger véél meer werk hebt omdat die vanuit het duel speelt en meer bij het spel betrokken wordt dan Bacca. Maar dat maakt hem daarom niet minder gevaarlijk.
“Of hij niet beter met een targetspits rond hem, in een 4-4-2 in plaats van in een 4-3-3, zou renderen? Moeilijk te beoordelen, het lijkt me vooral belangrijk dat hij genoeg goeie assistspelers rond zich heeft, en dan is het systeem van weinig belang.”
Kenneth Brylle (vorig seizoen spitsentrainer bij Club Brugge)
“Bacca is een fenomeen: hij is niet groot, hij lijkt niet echt snel – al is hij het wel -, tactisch moet hij nog een flinke stap zetten – omdat hij per se de bal wil raken, zakt hij soms te diep terug en neemt hij ruimte weg van de middenvelders -, aan zijn linkervoet en kopspel heeft hij nog werk, en in de korte combinatie en bij een balaanname oogt hij soms onhandig.
“Dat zijn veel minpunten, ja. Máár, Carlos heeft wél een buitengewone gave: killersinstinct. En als je in 26 matchen 22 keer scoort – plus 3 goals in de Europa League – dan mág je onhandig zijn. Op de een of andere manier slaagt hij er vaak in om de bal toch nog mee te nemen en met een onorthodoxe beweging zijn tegenstander te passeren.
“Even goed als zijn landgenoot RadamelFalcao zal Bacca nooit worden. Die is completer, technisch beter, straalt meer klasse uit en heeft vooral op topniveau al zijn waarde bewezen. Maar wie in België 22 goals maakt, kan het zeker waarmaken bij een Europese subtopper. Vooral in Spanje, waar het bewegings- en combinatievoetbal met diepgang op zijn lijf geschreven is. Bovendien zal Carlos zich er – gezien het klimaat en de taal – beter thuis voelen dan in Duitsland, Engeland of het kille Rusland. Real Madrid of FC Barcelona zijn uiteraard te hoog gegrepen, maar bij Espanyol of Valencia zou hij geen mal figuur slaan.”
door jonas creteur
“Johan Cruijff zei altijd: ‘Ik heb liever een speler die het snel ziet, dan iemand die snel loopt.’ Carlos heeft het alle twee.” Joost Desender