Cercle Brugge stelde een alternatief klassement op en, voorwaar, het staat daarin zelf op de eerste plaats. Een goede zaak, of juist niet ?
Het gaat goed met Cercle Brugge. Veel vroeger dan vorig seizoen, toen het pas op de voorlaatste speeldag zekerheid verwierf over het behoud, leeft het nu al zonder degradatiezorgen. Trainer Harm van Veldhoven kreeg de credits en houdt er een transfer naar Germinal Beerschot aan over, maar verder biedt die vroege zekerheid alleen maar voordelen : niet alleen kan rustig naar een opvolger worden gezocht, ook de contractverlengingen en de abonnementenwerving verlopen vlot, en de bedrijfswereld kan nu al warm worden gemaakt voor sponsoring volgend seizoen.
In zijn charmeoffensief naar potentiële sponsors maakt Cercle onder meer gebruik van een zelf opgestelde ranking, gebaseerd op de verhouding punten/budget. Voor de budgetten van de clubs baseerde het zich op twee bronnen : Sport.be en de voetbalgids van Het Nieuwsblad. Telkens werd het hoogste budget genomen. In het klassement prijkt Cercle zelf helemaal bovenaan, waaruit het meent te mogen concluderen dat het de meest efficiënt werkende club uit de Jupiler Liga is. “Een mooie, maar kromme redenering”, zegt sporteconoom Trudo Dejonghe. “Volgens deze redenering zou een club met een budget van 1 miljoen euro en 8 punten het efficiëntst zijn. Dat is niet zo natuurlijk.”
Pol Van den Driessche, bestuurslid en woordvoerder van Cercle, geeft graag toe dat het van Brugse kant wat kort door de bocht is geredeneerd. Volgens Dejonghe zou de verhouding punten/loonmassa een juister beeld van efficiëntie opleveren : verscheidene clubs betalen met een groot deel van hun budget immers schulden af – bij Lierse zou het gaan om bijna de helft van het budget – waardoor dat deel niet bijdraagt tot het aantal punten. Van den Driessche is het daar niet mee eens. “Schulden moeten integraal mee in rekening worden gebracht”, zegt hij. “Het is een variabele kost. Bovendien is de loonmassa van de clubs niet echt openbaar, waardoor dit geen goede parameter is. Trouwens, onze lonen liggen niet hoog. Stel dat we de ranking daarop baseren, dan zou Cercle nóg spectaculairder scoren.”
Opvallend is dat de vier topclubs – Anderlecht, Genk, Standard en Club Brugge – het slechtst scoren in de ranking. Dat komt, zegt Dejonghe, omdat je een grotere loonmassa nodig hebt om aan de top te raken. “Ik denk dat we vanaf een bepaald puntenaantal van degressieve meeropbrengsten moeten spreken”, zegt hij. “Dat betekent dat de kost per punt om van 50 naar 55 punten te gaan, groter is dan de kost om van 30 naar 35 te gaan. Anders zou Anderlecht bijna tien keer zoveel punten moeten hebben als Cercle Brugge.”
Klopt, erkent Van den Driessche : “Een club met coëfficiënt 9 werkt niet dubbel zo efficiënt als een club met 4,5. Onze redenering is puur lineair. Het enige wat wij willen zeggen, is dat we gewoon efficiënter werken dan de anderen. Wij slagen erin om met weinig middelen een zeer goed gerunde vereniging te zijn.”
Volgens de sporteconoom kan het zelfs gevaarlijk zijn om in deze ranking bovenaan te staan. Meer punten betekent immers meer kosten en bij de kleinere clubs wordt dat meestal niet gecompenseerd door directe meeropbrengsten in de vorm van meer toeschouwers of sponsors. “Veel clubs ( met name de clubs voor wie het behoud de ambitie is en die die ambitie nu al hebben bereikt, nvdr) zouden op dit moment liever voor nul punten spelen, want de kosten per punt en het aantal toeschouwers zal niet meer stijgen.”
Van den Driessche geeft toe dat de betere toeschouwersaantallen van Cercle vooral toe te schrijven zijn aan allerhande voordeelacties. Het sportieve succes moet zich vooral op langere termijn uitbetalen : met de alternatieve ranking in de hand probeert Cercle nu al een tariefverhoging door te voeren en nieuwe sponsors te vinden voor de toekomst. “Er is wel degelijk een directe correlatie tussen een beter klassement en een grotere aantrekkelijkheid voor sponsors”, is de woordvoerder zeker. “De vijfde plaats levert meer geld op uit het Belgacom tv-contract dan de tiende. Door het punt dat we vorig seizoen door een klacht van Germinal Beerschot verloren, zakten we een plaats. Dat kostte ons 40.000 euro.”
Aansluitend bij zijn vorige redenering vraagt Dejonghe zich af hoe je ‘efficiënt’ eigenlijk moet definiëren. “Naar de fans toe is dat waarschijnlijk : zo goed mogelijk presteren. Maar intern zal er wel een doelstelling vooropgesteld zijn, met andere woorden : x aantal punten. Tenminste : dat hóóp ik. Als men dan meer punten behaalt dan de doelstelling was, kan dit ook inefficiënt zijn omdat de kosten stijgen.”
Het is wat Lierse en Moeskroen overkwam in het seizoen dat ze onverwacht in de top vijf eindigden en daarvan nadien – financieel – niet herstelden. “Juist,” zegt Van den Driessche, “maar zonder leedvermaak te koesteren, denk ik toch te mogen zeggen dat Lierse zijn hand toen heeft overspeeld. Het is onze ambitie een vaste waarde te worden in de middenmoot. Bij Cercle huldigen we het oude West-Vlaamse principe dat we zaaien naar de zak. Wij doen geen zotte toeren. Volgens Dejonghe is Cercle economisch niet leefbaar, maar het lukt ons wel. Zonder schulden, zonder problemen, maar wel met hard werken.”