In het hoofd van Tadej Pogacar, de aaibare Kannibaal: ‘Ik denk nooit dat ik onverslaanbaar ben’
Hij ziet er nog altijd uit als een jongen, speels, lachend en zorgeloos door het leven stappend. Op de fiets heeft hij echter de dadendrang en honger van de grootste kampioenen. Wat ruist er in het hoofd van Tadej Pogacar (24)? Een portret aan de hand van vier karaktereigenschappen.
De jongensachtige aanvaller
‘My Tuft was cold, so he hid under cap‘, antwoordde Tadej Pogacar grappend op Twitter toen een journalist opmerkte dat zijn haar tijdens de verkenning van de Ronde van Vlaanderen vorig jaar voor een keer niet uit zijn helm stak. Let op de hoofdletter T, want de Tufts van Tadej, vaak in meervoud, zijn intussen een begrip, inclusief een speciaal daarvoor gecreëerde Twitteraccount van een fan.
Vaak lijkt Pogacar een fietsende Samson: hoe meer plukjes haar door de gaten van zijn helm priemen, hoe beter hij rijdt. Die Tufts zijn nochtans niet nieuw, al in zijn juniorenjaren vonden ze steevast een weg naar buiten, even aanvallend als hijzelf. Voor hem zijn ze intussen een geluksbrenger. Of zoals hij zei aan cyclingtips.com: ‘Ik hou ervan. Er goed uitzien is een deel van het plezier van wielrennen. Blij dat ik my little touch heb.’
Die Tadej Tufts staan symbool voor het beeld dat de buitenwereld van hem heeft: dat van een jongen die dolt in een speeltuin voor grote mensen. Zelfs de Tour ervaart hij als ‘a game I love to play‘, zoals de intussen tweevoudige winnaar vertelde op het einde van de editie 2021 waarin hij de tegenstand had verpletterd.
Kannibalisme van een Baby Faced Assassin, dat door zijn Jommekesachtige looks echter niet ruikt naar de tirannie waarmee bijvoorbeeld Lance Armstrong zijn wil oplegde. De Tour omschrijven als een spelletje, dat heeft The Boss nooit gedaan.
Zijn speelsheid staat een kannibalistische zegedrang niet in de weg.
Pogacar wel, omdat hij, op zijn nu 24e, nog altijd een ‘man’ aan het worden is. En daar ook bewust mee bezig is. Vorige week wilde hij daarom per se aanwezig zijn tijdens de rechtszaak van de dieven die zijn peperdure Richard Mille-horloge hadden gestolen. ‘Omdat het goed is voor mijn ontwikkeling als persoon’, zei hij achteraf.
Zijn vriendin Urska Zigart vertelde eind mei vorig jaar ook in Het Nieuwsblad: ‘Tadej is nu volwassener dan toen ik hem ontmoette (in 2017, nvdr) Toch heeft hij nog zijn kleine, kinderachtige momenten. Daar zie ik niets slechts in. Integendeel: het is leuk.’
Geen toeval dus dat Pogacar zijn Twitteraccount @TamauPogi noemde. Naar de twee liefkozende bijnamen die hij kreeg toen hij nog een schriel ventje was. Tamau betekent immers ‘kleine jongen’ in het Sloveens.
Speelsheid die zijn kannibalistische zegedrang echter niet in de weg staat, zelfs wanneer hij gaat skiën of karten met zijn ploegmaats. Of bij de nieuwe uitdagingen die hij graag aanneemt, zoals de Ronde van Vlaanderen winnen.
De Sloveen was er vorig jaar zelfs een zeldzame keer een grommende Pogi Bear, toen hij na de chaotische, verloren sprint tegen Mathieu van der Poel, de teruggekeerde Dylan van Baarle en Valentin Madouas zijn boosheid uitte richting de Nederlander. Een kortsluiting waarvoor hij de dag erna op Instagram echter al zijn excuses aanbood aan Van Baarle: ‘Sorry, ik was gefrustreerd. Ik gun jou het podium.’
Even veelzeggend: zijn later uitgesproken wens om terug te keren naar de Ronde van Vlaanderen, omdat hij er zich zo had ‘geamuseerd’. En uiteraard om revanche te nemen na zijn nederlaag in 2022. Een missie die hij dit jaar met brio volbracht. Twee weken later won de Sloveen ook de Amstel Gold Race en vervolgens de Waalse Pijl, terwijl hij evengoed alles op Luik-Bastenaken-Luik van komende zondag had kunnen zetten.
Pogacar koerst én wint evenwel dolgraag, zelfs nu zijn Tufts soms onder een aerohelm verborgen blijven. ‘De beste zijn van een peloton van 170 renners, het verveelt nooit’, zei hij afgelopen woensdag na de Waalse Pijl.
Zeker in eendagsraces, die hem meer aanspreken dan grote rondes. Daarin kan hij immers meer op intuïtie koersen, zonder te moeten denken aan de volgende dag. Een klassieker zoals Luik-Bastenaken-Luik of de Ronde van Vlaanderen winnen geeft hem naar eigen zeggen zelfs een grotere adrenalinerush dan de Tour domineren.
Toch strooit Pogacar ook daar graag met aanvallen, zoals in de bergetappe naar Le Grand Bornand in 2021. Waar hij al op 30 kilometer van de finish, op de Col de Romme, de concurrentie als kilometerpaaltjes achterliet. Of zoals in de jongste Parijs-Nice, toen hij de gele trui al op zak had, maar in de slotrit toch een solo van 18,8 kilometer uit zijn mouw schudde. Omdat hij het graag doet, en het vooral ook kan uitvoeren.
Zijn ploegleiders benadrukken echter dat Pogacar zelden in het wilde weg aanvalt en vaak het juiste moment kiest, zoals in de Ronde van Vlaanderen op de Oude Kwaremont of in de Amstel Gold Race op de Keutenberg, op aanraden van Mathieu van der Poel.
Pogi weet immers perfect hoe hij zijn inspanning moet indelen. Met steevast dezelfde mindset. ‘Ik denk nooit dat ik onverslaanbaar ben. Zelfs als ik alleen ga, denk ik altijd dat ze mij kunnen terughalen. Daarom houd ik er altijd mijn verstand bij.’
Het was ook de manier waarop hij als neoprof al de Ronde van Californië in 2019 naar zijn hand zette. Door in een heuvelrit de lichaamstaal van de andere favorieten te bestuderen, zodat hij in de beslissende etappe naar Mount Baldy wist wie hij moest volgen: Sergio Higuita.
Uitslag van die rit: 1. Pogacar, 2. Higuita.
De introverte vedette/leider
Valentijnsdag, 14 februari 2017. Op stage met de Sloveense bond moeten de jongens en meisjes samen trainen: sprintjes trekken over een halve minuut. Duo’s worden gevormd, tot er één jongetje overblijft: Tadej Pogacar. Hij wordt gekoppeld aan het laatste overblijvende meisje: Urska Zigart, die meteen een klik met hem heeft. Al ziet ze hem nog niet als een toekomstig vriendje, want de achttienjarige junior is bijna twee jaar jonger. Het zal dan ook nog anderhalf jaar duren eer ze een écht koppel vormen.
De dag voor de beslissende tijdrit naar La Planche des Belles Filles danste Pogacar in de bus.
Nochtans zijn het twee tegenpolen: zij extravert, met het hart op de tong. Hij, zeker in contact met vreemden, meer bescheiden en verlegen. Wat ook zal blijken als hij in 2019 zijn eerste profsuccessen boekt en hij interviews als een grote beproeving ziet. ‘Altijd kunnen koersen en er nooit over moeten praten, dat zou het allermooiste zijn’, zegt hij na zijn eerste seizoen op de mediadag van Team UAE.
Voor bekenden, en zeker bij zijn vriendin, is Pogacar echter veel opener én grappiger. Op die manier verovert hij ook meteen het hart van zijn schoonouders. Ook op de fiets is van die verlegenheid niets te merken: al van in zijn debuutjaar gooit hij er vol de beuk in. Terwijl Urska, die ook prof werd, op de fiets wel een vat vol twijfels is, geholpen door haar vriend die haar meer vertrouwen probeert in te pompen. Zoals zij hem met de media heeft leren omgaan, om te tonen wie hij echt is, als persoon.
Toch zal de kern van Pogacars karakter niet veranderen: hoog van de toren blazen doet hij niet, vedetteallures zijn hem vreemd. Bescheidenheid en nuchterheid, hem zo ingepompt door zijn ouders, als hoogste goed. Iets wat zijn ex-ploegleider Allan Peiper steevast beaamt: ‘Ondanks alle successen is Tadej dezelfde beleefde, dankbare jongen gebleven.’
Veelzeggend dan ook de anekdote die Philippe Gilbert aanhaalde in L’Equipe: ‘Tadej is heel respectvol. Toen ik hem en zijn vriendin in mijn fietswinkel (in Monaco, nvdr) geduldig zag wachten op een herstelling, in een rij met ‘normale’ klanten, vond ik dat geruststellend.’
Evenzeer raakte Eddy Merckx onder de indruk van de timide Sloveen, toen ze elkaar in 2021 ontmoetten in de aanloop van Il Lombardia, op invitatie van een sponsor. Pogacar was naar eigen zeggen bijzonder nerveus en zelfs van zijn melk toen de Kannibaal hem ‘de nieuwe Merckx’ noemde. Een ster of een kampioen beschouwt hij zich immers niet. ‘I’m just a bike rider.‘
Op dezelfde manier werpt hij zich ook binnen zijn ploeg op als een leider. Zonder het hoge woord te voeren of uit de hoogte te doen. Maar hij creëert door zijn dankbaarheid en speelsheid, zijn altijd positieve en ontspannen houding, wel een rustgevend en vertrouwenwekkend gevoel bij zijn teamgenoten.
Ook binnen het peloton viel daardoor nog geen onvertogen woord over Pogi, geliefd door vriend en vijand. Hij werpt er ook steeds meer zijn verlegenheid af. Zoals toen hij in 2021 in de Tour Michal Kwiatkowski en Toms Skujins tot de orde riep omdat zij na een val in het peloton geniepig wilden wegglippen. Indruisend immers tegen Pogacars grote rechtvaardigheidsgevoel.
Wat ook bleek uit zijn antwoord op dopinginsinuaties, toen kritische journalisten verwezen naar zijn niet onbesproken teamleiding en zijn grote dominantie. Schijnbaar (en hopelijk oprecht) beledigd repliceerde de Sloveen: ‘Ik kom uit een goede familie, mijn ouders hebben me opgevoed om een good boy te zijn.’ Een antwoord dat – net als de ‘boy’-omschrijving, (nog) geen ‘man’ dus – veel zegt over zijn waarden.
De aanhankelijke familieman
Zijn familie komt in interviews vaak terug. Volgens hem ook het grootste minpunt van zijn bestaan als renner: dat hij door zijn uithuizigheid en zijn verhuizing naar Monaco in 2019 hen zo weinig ziet. Niettemin bedankt hij hen vaak: ‘Zij hebben mij gemaakt tot wie ik nu ben, als mens.’
Geen moment aarzelde Pogacar om met zijn vriendin naar Slovenië te vliegen, toen hij vorig jaar na de Waalse Pijl hoorde dat zijn schoonmoeder, die maandenlang had gevochten tegen kanker, op sterven lag. Hij en Urska kwamen te laat om afscheid te nemen, maar hij bleef de dagen erna om haar en zijn schoonfamilie te steunen. Luik-Bastenaken-Luik laten schieten of niet? Het was niet eens een dilemma.
Zijn vriendin, met wie hij zich in september 2021 verloofde, is dan ook dé belangrijkste persoon in zijn leven. De reden waarom hij in zijn allereerste Vuelta van 2019 absoluut een rit wilde winnen – het werden er zelfs drie – en waarom hij ook nu na elke zege meteen naar Urska wil. Tijdens lange, lastige koersen, wanneer zélfs Pogacar afziet, motiveert hij naar eigen zeggen zichzelf door aan haar te denken.
Nog blijer is hij als hij Urska kan steunen tijdens haar wedstrijden. Zoals in 2019, toen hij een hele week de Giro Rosa volgde, inclusief een ‘Go Urska!’-spandoek.
Of zoals begin 2021, toen zijn vriendin haar eerste profzege boekte in de Setmana Ciclista Valenciana, een koers die Pogacar tijdens een opname voor een sponsor via Twitter en een livestream had gevolgd. Veel nerveuzer dan hij zelf op de fiets ooit was geweest. Achteraf zelfs enthousiaster dan toen hij de Tour won. Liefst acht felicitatieberichtjes stuurde hij naar Urska. Volgens haar zou hij zelfs een traantje hebben gelaten.
Zijn verloofde zorgt er ook voor dat de Sloveen zich kan ontkoppelen van het hectische rennersleven. Wanneer ze samen op restaurant gaan, wandelen of met de wagen de bergen in rijden om van het uitzicht boven Monaco te genieten. Wielrennen is dan zelden een gespreksthema.
Door de zich steeds opstapelende nevenactiviteiten koesteren Tadej en Urska die momenten samen nog meer. Zoals de tweevoudig Tourwinnaar ook de korte periodes thuis, in Slovenië, meer dan ooit naar waarde schat. Een van de redenen waarom hij als aanloop naar de Tour liever deelneemt aan de ronde van zijn land dan aan de Dauphiné. ‘Winnen in het bijzijn van mijn familie en vrienden is zo speciaal. Essentieel zelfs voor het vervolg van mijn carrière’, zei hij in 2021 in La Dernière Heure.
Die verknochtheid aan zijn heimat, en de dankbaarheid voor de mensen die hem in zijn carrière hebben geholpen, blijkt ook uit het Pogi Team, dat hij sinds 2020 financieel ondersteunt. Een jongerenploeg, voor ruim 150 renners van 13 tot 19 jaar, die onder de paraplu van zijn oude KD Rog Cycling Club zit. En door zijn tussenkomst gesponsord wordt door UAE en alle materiaalleveranciers van zijn WorldTourteam.
Met Miha Koncilija, zijn ex-jeugdtrainer bij KD Rog, heeft Pogacar zelfs nog geregeld contact. Het was ook Koncilija die hij in de Strade Bianche van 2022, net voor de Via Santa Caterina in Siena, vanop de fiets een high five gaf. ‘Een schitterend moment’, zei hij achteraf.
Evenzeer is de Sloveen bijzonder trots als hij op een kampioenschap voor de nationale ploeg mag uitkomen, al sinds zijn eerste EK en WK in 2015, als junior. Met plezier rijdt hij zelfs in dienst van een landgenoot, zoals voor Primoz Roglic op het WK in 2020 in Imola (kort na de verrassende ontknoping in de Tour), en voor Matej Mohoric in 2021 in Leuven. Toch blijft het een droom om ooit zelf eens te winnen in het groen-wit-blauwe shirt.
Hoog van de toren blazen doet Pogacar niet, vedetteallures zijn hem vreemd.
Het weerbare ijskonijn
Het karakter van een renner drijft vaak vroeg boven. Zo ook bij Tadej Pogacar in zijn eerste maanden als prof, toen hij ploegleider Allan Peiper imponeerde met zijn kalmte, nooit in paniek in stresssituaties. Niet toen hij na de Cadel Evans Great Ocean Road Race vaststelde dat hij zijn paspoort was kwijtgeraakt en zijn vlucht naar huis moest worden uitgesteld.
Niet toen hij in zijn volgende race, de Ronde van de Algarve, de leiderstrui veroverde met ritwinst op de Alto da Fóia en in de slotetappe naar Malhão zijn slim tempo koos toen hij op de slotklim even moest lossen. Om vervolgens te terug te keren en de eindzege veilig te stellen.
Anderhalf jaar later, in september 2020, keek Peiper met nog grotere ogen naar de manier waarop Pogacar cool en strijdvaardig bleef op weg naar zijn eerste gele trui. Ondanks de 1 minuut en 21 seconden die hij, na een val, verloor in de waaierslag naar Lavaur. Waarop hij op de rollen en in de teambus tegen de ploegleiding voorspelde: ‘Morgen is een andere dag en ga ik aanvallen.’
Met Peipers raad in gedachten, over hoe zijn tegenstanders de minste kans zullen grijpen om hem te liquideren, en hoe hij even meedogenloos moet zijn als hij zelf die kans krijgt. Zo gezegd, zo gedaan: de volgende dag pakte Pogacar al 40 seconden terug, na een supersonische beklimming van de Peyresourde.
Ook toen de Sloveen in de derde week op de Col de la Loze 15 seconden verloor op Primoz Roglic en het geel onhaalbaar leek, bleef hij positief, zonder energie te verliezen aan negatieve gedachten. De dag voor de beslissende tijdrit naar La Planche des Belles Filles danste Pogacar zelfs in de bus, om tijdens de opwarming van die cruciale chronoproef doodleuk te videocallen met het thuisfront, tot verbazing van zijn gestresseerde ploegleiding.
Nog veelzeggender: zijn reactie toen hij even ervoor de mecaniciens een witte wegfiets zag monteren, voor op de Champs-Elysées, als eindwinnaar van de … witte trui. ‘So they don’t think I can do it?‘, vroeg hij lachend aan Allan Peiper. Met it doelend op het veroveren van de géle trui. Weinigen die dat nochtans geloofden. Behalve hijzelf.
Een emotionele stabiliteit die Pogacar in oktober 2021 aan cyclingnews.com verklaarde: ‘Ik ben niet perfect en word soms kwaad als het even tegenzit. Ik probeer dat echter niet te tonen. Zeker in races is het heel belangrijk dat je niets geks doet, dat je gefocust blijft. Tijd verliezen, lek rijden of vallen is nooit leuk, maar het heeft geen zin om je op te winden. Beter het zo snel mogelijk oplossen en verder racen.’
Twee jaar eerder vertelde Pogacar in Rouleur, toen nog als neoprof, dat hij een nederlaag altijd positief en analytisch benadert: ‘Wat kan ik doen om de volgende keer wél te winnen? Verliezen scherpt mijn drang om te verbeteren alleen maar aan. Mijn grootste vrees? Dat ik blijf steken, geen progressie meer boek.’
In die tijd stond op de Instagramaccount van Taumu nog zijn toenmalige motto: ‘Ik ben een renner. Nog niet de beste, maar daar streef ik naar. Ik zal dat misschien nooit bereiken, maar zal nooit ophouden met proberen.’
Intussen is die mantra verdwenen uit Pogacars ‘Insta Bio’ – hij ís nu de beste. Maar de honger om te blijven verbeteren, gekoppeld aan een onwrikbaar emotioneel evenwicht, die blijft.
Als Pogi, de aaibare Kannibaal.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier