‘Ik probeer te presteren volgens mijn eigen verwachtingen’
Na zijn ‘Tom Boonenmoment’ in Parijs-Roubaix blijft Florian Vermeersch nuchter in zijn ambities. ‘De komende jaren wil ik uitgroeien tot een topper in het klassieke werk, maar in 2022 wil ik vooral nog veel bijleren.’
De Vonk van het Jaar! Niet Wout van Aert voor zijn heroïsche tocht over de Ventoux, niet Jasper Stuyven voor zijn ‘monumentale’ jump in Milaan-Sanremo, niet Victor Campenaerts voor zijn overwinning na een spannende, doorregende en knotsgekke Giro-etappe en ook niet Dylan Teuns voor zijn zege in de eerste Alpenrit van de Tour, maar wél Florian Vermeersch kreeg van de aanwezigen op het Gala van de Flandrien de prijs voor het spannendste en meest beklijvende moment van het wielerjaar. De enige niet-winnaar in het gezelschap zag zijn prestatie in een legendarische editie van Parijs-Roubaix alsnog bekroond.
De komende jaren wil ik uitgroeien tot een topper in het klassieke werk.’ Florian Vermeersch
Bij de kenners was hij vorige lente al opgevallen, onder meer in de E3 Saxo Bank Classic, en een jaar eerder in zijn debuutseizoen bij de profs met een dertiende plaats in Gent-Wevelgem, maar het grote publiek leerde Vermeersch pas echt kennen in de oktoberversie van Parijs-Roubaix. Een interview met het 22-jarige talent van Lotto-Soudal kan dus alleen maar beginnen met een terugblik op zijn exploot in de Hel van het Noorden.
Meteen na de koers overheerste bij jou de ontgoocheling. De commentaren achteraf waren lovend, maar sommige analisten spraken toch van een gemiste kans omdat je zo sterk reed en zoveel krachten had verbruikt. Hoe kijk jij er zelf op terug?
Florian Vermeersch: ‘Mijn doel was om in de vroege vlucht te zitten, omdat die in Roubaix sowieso ver kan geraken, zeker bij nat weer. Het was natuurlijk niet de bedoeling om op 150 kilometer van de aankomst met tweeën voorop te rijden. Het waren de omstandigheden en ik zat in een flow, het voelde juist aan. Bij een goede dag en als ik gespaard zou blijven van pech, wist ik dat ik ver kon geraken. Ik had gehoopt op de top 20, top 10 misschien, maar een podiumplaats was onverhoopt. Ik besef dat ik er dichtbij was en dat het niet evident is om nog zo’n editie te rijden waarin ik over heel goede benen beschik én volledig gespaard blijf van pech, maar ik kijk er toch vooral positief op terug. Die wedstrijd bevestigde voor mij dat ik zo’n lange en lastige koers aankan. Bovendien heb ik de ploeg getoond dat ik het waard ben om een vooraanstaande rol te krijgen. Nu komt het erop aan om hard te blijven werken en te verbeteren waarin het nodig is.’
Waarin is dat volgens jou?
Vermeersch: ‘Recuperatievermogen, in combinatie met explosiviteit, is enorm belangrijk voor de klassiekers. Die aspecten ga ik dus niet verwaarlozen, maar daarnaast moet ik leren meer mijn mannetje te staan in het peloton. Dat kun je niet trainen in de winter, wel door in alle koersen lucide aanwezig te zijn en je telkens goed te positioneren.’
Nokere Koerse
Je sprak net over een vooraanstaande rol binnen de ploeg. Die zul je krijgen, maar dat zorgt ook voor extra druk, zeker bij Lotto-Soudal, dat na alweer een tegenvallend voorjaar 2021 met argusogen bekeken zal worden. Hoe ga je daarmee om?
Vermeersch: ‘We moeten daarover niet rond de pot draaien: we hebben als ploeg minder gepresteerd dan verwacht. Het lijkt me normaal dat er, ook daardoor, dit seizoen meer druk op mijn schouders terechtkomt. Ik ga gewoon proberen om te presteren volgens mijn eigen verwachtingen en niet te veel rekening houden met hoe de buitenwereld reageert.’
Wat zijn die eigen verwachtingen?
Vermeersch: ‘Ik ga geenszins beweren dat ik al onmiddellijk in elke klassieker ga meedingen naar de overwinning. Dat zou niet realistisch zijn. De komende jaren wil ik uitgroeien tot een topper in het klassieke werk, maar in 2022 is het in de eerste plaats een kwestie van veel bij te leren. Ik ben immers nog jong en rijd nog niet lang bij de profs. Mijn ambitie voor dit seizoen is om in de ‘kleinere’ klassiekers, zoals Nokere Koerse of de Bredene Koksijde Classic, een topresultaat te behalen en in een van de grote klassiekers mee te doen in de finale. Als dat lukt, dan noem ik mijn voorjaar geslaagd.’
Dat je kunt uitgroeien tot een topper voor de kasseimonumenten, daar zijn een aantal ‘prominenten’ het over eens. Jouw vader vertelde daags na Parijs-Roubaix al: ‘Ooit is het bingo voor hem in Parijs-Roubaix of de Ronde van Vlaanderen. Daar ben ik van overtuigd.’ Eddy Merckx liet jouw naam dan weer vallen in La Gazzetta dello Sport. ‘Van die jongen gaan we nog veel horen’, klonk het. En Tom Boonen schreef in zijn column in Het Laatste Nieuws: ‘Ik ben fan van Florian Vermeersch.’ Jouw krachttoer in Parijs-Roubaix was straffer dan wat hij deed in 2002, voegde hij er nog aan toe. Wat doen die woorden met jou?
Vermeersch: ( lachje) ‘Mijn vader heeft die zaken in al zijn emotie uitgesproken. Het is ook mijn doelstelling op termijn, maar het is niet omdat ik al een keer tweede werd dat me dat ooit zal lukken. Daar ben ik realistisch in. Wanneer iconen als Eddy Merckx en Tom Boonen zoiets zeggen en mij volgen, maakt me dat trots, maar zoals ik al zei probeer ik me daar niet op te focussen. Dat zou alleen maar voor stress zorgen en koersen is al lastig genoeg.’ ( grijnst)
In het peloton moet ik nog meer mijn mannetje staan.’ Florian Vermeersch
Tour
Twee weken voor je meest in het oog springende wapenfeit van vorig seizoen behaalde je een derde plaats op het WK tijdrijden bij de U23. In de openingstijdrit van de Ronde van Zwitserland maakte je ook al een uitstekende beurt. Welke ambities koester je op dat vlak?
Vermeersch: ‘Het is alleszins ook een discipline waar ik mijn aandacht op ga vestigen de volgende maanden. In rittenwedstrijden van een week, genre de Ronde van België of de Benelux Tour, zou ik eens een goed eindklassement willen rijden. Een goeie tijdrit is daarbij cruciaal. Ik ambieer niet om een superspecialist te worden, maar ik ga er wel op blijven trainen, ook al omdat ik het met plezier doe.’
Je nieuwe ploegmaat Victor Campenaerts liet in Het Nieuwsblad optekenen dat hij zijn knowhow graag wil doorgeven. ‘Als ik Florian Vermeersch één procentje beter kan maken, dan rijdt hij prijs in de WorldTourtijdritten’, stond er te lezen.
Vermeersch: ‘Met Victor hebben we er niet alleen een klepper bij voor de kasseiklassiekers, maar ook iemand die van goudwaarde is vanwege de kennis die hij ons kan bijbrengen in het tijdrijden. Wat hij daar beweert, zijn zware woorden ( lacht), maar ik begrijp wel dat één procent in dat werk een verschil kan maken.’
Over ‘een verschil maken’ gesproken: een grote ronde uitrijden – zo wordt altijd gezegd – maakt een renner sterker. Had jij dat gevoel ook na de Ronde van Spanje?
Vermeersch: ‘Absoluut. Ik vond het een beetje cliché dat iedereen dat zei, maar de mate waarin je moet afzien, in het bijzonder de derde week, is voor mij alleen maar positief gebleken. Ook de drie weken hoogtestage voordien heeft bijgedragen tot mijn vormpiek. Meer zelfs, ik voel dat heel die periode van voorbereiding op de zomer en het najaar me dit seizoen iets extra’s, enkele procenten winst, zal geven.’
Welke grote ronde mag het dit jaar worden?
Vermeersch: ‘Mentaal denk ik dat het moeilijk wordt om na de klassiekers door te gaan en er de Giro bij te nemen. Ik hoop op de Tour, maar zover in het programma zitten we nog niet. Als je ziet wat Brent ( Van Moer, vriend, ploeg- en trainingsmaat van Vermeersch) daar gerealiseerd heeft en in de wetenschap dat hij er een betere coureur van geworden is, schrikt het mij zeker niet af om als jonge, klassieke renner aan de belangrijkste koers van het jaar deel te nemen. In de sprinttrein van Caleb Ewan zie ik voor mezelf niet meteen een rol weggelegd. Voor dat nerveuze gedoe in de ultieme aanloop voel ik me onvoldoende comfortabel, ik verlies er te gemakkelijk een aantal plaatsen. We hebben trouwens, mede dankzij de komst van MichaelSchwarzmann en RüdigerSelig, genoeg volk voor dat werk. Die trein afzetten op bijvoorbeeld vier kilometer van de meet, dat moet me wel liggen.’
Mentale barrière
Het komt neer op wat je daarnet al aangaf, namelijk dat je meer je mannetje moet leren te staan in het peloton. Je trainer Jeroen Dingemans ziet het als je grootste werkpunt dat je je te gemakkelijk laat wegduwen in het gewring voor de cruciale stroken in de klassiekers.
Vermeersch: ‘Dat is iets waarin ik inderdaad nog moet groeien. Bij de beloften was het vrij simpel: als je tot de beste renners behoorde, zat je sowieso vooraan. Bij de profs rijd je tegen alleen maar mannen die goed zijn. Dat is wennen, maar ik heb er wel al progressie in gemaakt. Onder meer door in de Vuelta een paar keer mee te sprinten leerde ik om gedurende enkele kilometers met het mes tussen de tanden te rijden.’
Jouw grootste kwaliteit is dan weer dat je nooit kapot lijkt te gaan. Om nog eens je trainer te citeren: ‘Ik heb hem op training nog niet op de knieën gekregen. Misschien moeten we in 2022 zijn limieten eens opzoeken.’
Vermeersch: ‘Qua volume kan ik veel aan, maar dat wil niet zeggen dat hij me niet doet afzien op training, hoor… ( lachje) Het klopt wel dat ik niet snel kapot ga. In Roubaix kende ik één slecht moment, maar ik hervond mezelf en kwam er weer helemaal door. Dat heeft ook met het mentale te maken. Je mag als wielrenner je kop nooit laten hangen. Soms zie je zodanig af in de koers dat je de neiging hebt om te denken: dit is veel te lastig, het lukt niet meer. Maar dat geldt dan misschien voor negen op de tien renners in je groep. Dat is een mentale barrière waar ik ook al tegen gebotst ben, maar waar je af en toe door moet.’
Voetballer, gemeenteraadslid en student
Hoewel zijn vader nu mecanicien is, komt Florian Vermeersch eerder uit een voetbal- dan uit een wielernest. ‘Mijn vader heeft lang bij de eerste ploeg van Zaffelare gespeeld en daar heb ik zelf ook voor het eerst aan competitiesport gedaan. Op een dag – ik was nog maar negen jaar oud – ging ik kijken naar een fietsje dat te koop stond en ik was meteen verkocht. Mijn grootste troef is misschien wel dat ik het vanaf het begin zeer laconiek heb aangepakt. Ik fietste maar één keer in de week, op woensdag, en soms deed ik in het weekend mee aan een jeugdinitiatie. Jaar na jaar heb ik het zachtjesaan opgebouwd. Er zat altijd veel marge op.’
Zijn eerste liefde heeft hij echter nooit volledig losgelaten. ‘Ik ben Zaffelare blijven volgen en supporter ook voor Lokeren. Bovendien voetbal ik zelf nog altijd heel graag, Als ik stop met koersen heb ik me voorgenomen om bij de zondagreserven van Zaffelare te gaan spelen. Dat is uiteraard nu niet combineerbaar met een bestaan als profrenner.’
De combinaties die hij wél nog maakt, lijken anders ook niet evident voor een wielrenner. Zo studeert hij geschiedenis aan de UGent én is hij gemeenteraadslid voor Open VLD in Lochristi. ‘In de vier jaar dat ik erin zit, heb ik nog geen vijf gemeenteraden gemist. De coronasituatie heeft wel een beetje in mijn voordeel gespeeld, omdat alle vergaderingen online verliepen. Omdat de gemeenteraden ’s avonds plaatsvinden, kon ik ze ook volgen toen ik in het buitenland was. Dat is immers een tijdstip waarop je meestal op je hotelkamer zit. Mijn training en mijn rustperiodes komen niet in het gedrang door mijn activiteiten in de politiek. Ik wil die combinatie dus blijven doen, want ik denk graag mee over de toekomst van de gemeente. Op hoger niveau is het allemaal veel minder zichtbaar, maar in de gemeentepolitiek kun je kleinere problemen soms onmiddellijk oplossen.’
Professioneel koersen koppelen aan zijn universitaire studies vindt hij iets moeilijker. ‘In de winter is het aangenaam om eens met iets anders bezig te zijn, maar als je van wedstrijd naar wedstrijd gaat, staat je hoofd niet altijd naar studeren. Ik neem er wel mijn tijd voor, zo neem ik dit academiejaar slechts drie vakken op van mijn tweede bachelorjaar. Mijn doel is om zeker afgestudeerd te zijn wanneer ik mijn carrière afsluit en op de arbeidsmarkt kom. Wat ik ermee wil doen, staat nog niet vast, maar het lerarenverhaal heeft me altijd wel aangesproken.’