Hommage aan tweevoudig Tourwinnaar Laurent Fignon: ‘Veel geluk professor!’
Nu de Tour de France 2024 in volle gang is, duiken we nog eens in ons rijk sportarchief. Herlees hieronder de reportage over Laurent Fignon (artikel uit de Tourgids 2023).
Veertig jaar geleden won Laurent Fignon zijn eerste Tour, toen hij amper 22 was. Hij won er nadien nog een en verloor een andere op dramatische wijze. In 2010 overleed hij, veel te jong. Een persoonlijke hommage aan de man die vaak om de verkeerde redenen wordt herinnerd.
Zelden is er een renner geweest die zo’n herkenbaar uiterlijk had als Laurent Fignon. Enkele potloodtrekken volstaan om hem te schetsen. Probeer het maar. Twee cirkeltjes, daarboven een dikke streep voor de zweetband en enkele sprietige lijntjes als haar. Dat is Laurent Fignon. Zijn modieuze paardenstaart liet hij pas enkele jaren later groeien. In 1983, bij zijn eerste Tourzege, droeg hij nog dat blonde pagekapsel. Jommeke met een brilletje.
Was het die mix van kinderlijke looks en heldendom die mij als jochie in de hete zomer van 1983 naar het tv-scherm trok? Of was het een gevoel voor dramatiek? Terwijl mijn kameraadjes ergens in de bossen ravotten, zat ik in de koele living met de rolluiken op spleetjes gefascineerd te kijken naar de dagelijkse afleveringen van een heroïsch schouwspel. Een renner in een gele trui zwalkte over de weg, een pijnlijke grimas op het aangezicht. Het was Pascal Simon, leider sinds de tiende rit, martelaar sinds de elfde, waarin hij tegen de grond ging en een barst in het schouderblad opliep. Dagenlang duurde de calvarietocht van Simon. Aangevuurd door het Franse publiek stelde hij het onvermijdelijk altijd maar uit, tot de pijn hem in de rit naar Alpe d’Huez toch klein kreeg. Een gebroken geletruidrager die in de volgwagen verdween. Drama. Maar zijn opvolger sprak nog meer tot mijn verbeelding: de blonde knaap met de zweetband, zoals de tennissers er een droegen.
Wat een titanenduel belooft te worden, Fignon tegen Hinault, draait uit op een walk-over.
Mijn ware held in die Tour was natuurlijk niet Fignon maar een Belg, Lucien Van Impe. De Kleine van Mere reed rond in de fiere driekleur en vervolgens in de iconische bollentrui. Hij haalde net niet het podium maar blonk uit in wielrennen op zijn mooist: het huppelen van de berggeit op de flanken van de cols. Die zomer wou ieder jongetje Lucien Van Impe zijn.
Maar de laatste Belgische Tourwinnaar was, op zijn 36e, aan zijn laatste topprestatie toe. Fignon kwam nog maar net piepen. Hij won in 1983 en deed dat op indrukwekkende wijze over in 1984. Het zijn de jaren die zo mooi weerspiegeld worden in de titel van zijn autobiografie Nous étions jeunes et insouciants (we waren jong en zorgeloos), die een jaar voor zijn dood verscheen. Hij vertelt daarin hoe hij na zijn tweede eindoverwinning van een journalist de vraag kreeg: ‘Hoeveel ga je er nog winnen?’ Het waren dat soort onnozele vragen waarmee je de intelligente Fignon op de kast kon krijgen en waarop hij hautain, zelfs giftig, durfde te repliceren. Zijn laconieke antwoord: ‘Ik win er vijf of zes en dan stop ik ermee.’
Niemand die zich kon inbeelden dat hij net zijn laatste gewonnen had.
Fignon en Laurent
Dit portret is een eerbetoon maar geen apologie. Fignon was niet de gemakkelijkste en ‘had zijn tong niet in zijn zak’, zoals zijn tweede echtgenote Valérie na zijn dood nog zou zeggen. Meermaals kreeg hij de Prix Citron voor de grootste zuurpruim van het peloton. Maar Valérie, die hem pas na zijn carrière ontmoette, zei ook: ‘Ik heb Fignon nooit gekend, ik kende alleen Laurent.’ Koers en privé moesten gescheiden blijven, hij sprak er ook niet over in zijn autobiografie. In intieme kring was hij minzaam en grappig, naar buiten toe soms kortaf en nors. En tussen beide persoonlijkheden schakelde hij met hetzelfde gemak als waarmee hij een derailleur bediende. Op de foto die zijn graf siert kijkt hij guitig, met een brede glimlach, de wereld in. Geen spoor van Fignon, alleen Laurent.
Dat graf bevindt zich op Père Lachaise, de begraafplaats van de beroemdheden. Ik stond er als tiener bij de tombes van Oscar Wilde, Edith Piaf en de onvermijdelijke Jim Morrison, de zanger van The Doors, voor wie bedevaarders nog altijd gul drank en sigaretten aandragen. Fignon leefde toen natuurlijk nog, hij moest enkele maanden later zelfs zijn grootste koersdrama nog beleven. Daarom deze verbale roos op zijn graf, om hem te herinneren zoals hij herinnerd hoort te worden: als een van de beste renners aller tijden, niet als een loser.
Want we kunnen niet om de olifant in de kamer heen: de Tour van 1989, het ultieme tijdritduel met Greg LeMond en de fatale acht seconden.
Nous étions jeunes et insouciants begint met een kort gesprek dat zich honderden keren moet hebben voorgedaan hebben:
‘Ah, maar ik herken u: u bent degene die de Tour verloren heeft met acht seconden!’
‘Non, monsieur, ik ben degene die er twee gewonnen heeft.’
Tien minuten
Laurent Fignon was niet voorbestemd om wielrenner te worden. In zijn jonge jaren was hij een boekenwurm en zijn ouders zagen hem het liefst studeren. Over de koers verneemt hij voor het eerst iets in juli 1969, wanneer hij in de auto op de radio een verslaggever bezig hoort die het met overslaande stem over ‘un Belge phénomenal’ heeft – de solo van Eddy Merckx op weg naar Mourenx. Gaandeweg palmt de belangstelling voor de fiets hem in. Toch slaagt hij als achttienjarige voor zijn eindexamen, zijn bac. Om dierenarts te worden schiet zijn diploma tekort, hij schrijft zich dan maar in voor een technische richting aan de universiteit van Villetaneuse. Het is die achtergrond, in combinatie met zijn bril, die hem later de bijnaam Le Professeur zal opleveren.
Achter de rug van zijn ouders wint Fignon wielerwedstrijden, maar de combinatie met studeren ziet hij al gauw niet meer zitten. Hij geeft er de brui aan en weet zijn ouders te paaien met de belofte dat hij aan het eind van het jaar zijn militaire dienst zal doen. Vanaf dan is er geen weg terug: het is vélo ou boulot, profrenner worden of gaan werken.
In 1981 wordt hij geselecteerd voor de nationale amateurploeg. Hij leert er zijn boezemvriend Pascal Jules kennen, ook Parijzenaar en even hongerig naar het leven. Ze worden onafscheidelijk. Samen mogen ze deelnemen aan de Ronde van Corsica, een open wedstrijd waarin amateurs zich kunnen meten met de profs. Fignon kruist er voor het eerst het pad van Bernard Hinault. De beste renner ter wereld op dat moment maakt een diepe indruk op hem en hij plooit zich dubbel om iets te tonen. Dat blijft niet onopgemerkt. Op de laatste dag komt Cyrille Guimard, de sportbestuurder van Hinault, op hem en Pascal Jules af. ‘Willen jullie dat ik jullie het komende seizoen een beetje volg?’, vraagt hij. ‘Om misschien, op een dag, prof te worden?’ Stomverbaasd kunnen ze alleen maar uitbrengen: ‘Bien sûr, monsieur Guimard. ’
Het blijkt geen loze belofte. Een jaar later biedt Guimard hen een contract bij het team Renault aan voor het seizoen 1982. Ze tekenen met beide handen, al is het geen evidente keuze voor ambitieuze jonge renners, want binnen de ploeg draait alles om één man. Renault en Hinault, het zijn bijna synoniemen.
In zijn zevende profkoers, de GP van Cannes, pakt Fignon een eerste bloementuil. Hij laat dat jaar al flitsen van zijn latere klasse zien.
In 1983 helpt hij als meesterknecht Hinault aan de zege in de Vuelta, die dan nog in het voorjaar wordt gereden. De Das raakt in Spanje geblesseerd aan de knie en moet verstek geven voor de Ronde van Frankrijk. Guimard acht de piepjonge LeMond, die in de Vuelta heeft opgegeven, nog niet rijp voor de Tour, zodat Fignon in La Grande Boucle debuteert als kopman.
Aanvankelijk heeft hij het niet onder de markt. In de 300 kilometer lange rit naar Le Havre passeren de renners over de kasseien van de Hel van het Noorden. Fignon, niet gewend aan het dokkeren over pavées, klemt krampachtig zijn stuur vast. Bij de aankomst kan hij zijn vingers, die bedekt zijn met blaren, nog amper bewegen. Enkele dagen later loopt hij een ontsteking van het bindvlies op en ziet hij amper nog uit één oog. Normaal gezien zou dat de opgave betekenen, maar hey, dit is de Tour. De artsen lappen hem op en hij kan verder. En dan besluit het noodlot een andere Fransman tot slachtoffer te nemen. De val van Pascal Simon betekent de glorie van Laurent Fignon. Die idee blijft hangen bij het publiek, want hoewel Fignon de laatste tijdrit wint, zien ze hem maar als een halve winnaar. Eentje die chance gehad heeft.
Het jaar erop zal Fignon tonen dat hij geen geluk nodig heeft. De Professor is in 1984 gewoon de beste van het hele lot, zonder discussie. Hij etaleert zijn uitstekende vorm al in de Giro en had zijn naam eigenlijk moeten bijschrijven op het korte lijstje van kampioenen die in hetzelfde jaar de Rondes van Italië en Frankrijk gewonnen hebben. De Italianen zien echter liever Francesco Moser het roze pakken. Ze schrappen de Stelvio van het parcours wegens sneeuw – die er helemaal niet ligt – en laten in de tijdrit een tv-helikopter voor de neus van Fignon vliegen. Moser wint met een dikke minuut voorsprong.
‘Ik ben in mijn tweede grote ronde altijd het best’, zegt Fignon in zijn autobiografie. ‘Sommigen recupereren niet tijdig van de eerste, maar ik heb die juist nodig om mijn beste vorm te bereiken.’ Geen betere illustratie van die uitspraak dan de Tour van 1984. Fignon moet het dit keer opnemen tégen Hinault, die de lokroep van Bernard Tapie en veel Franse francs gevolgd is en naar het nieuwe team La Vie Claire is overgestapt. Wat een titanenduel belooft te worden, de oude meester tegen de nieuwe prins, draait uit op een walk-over. Fignons Renaultploeg pakt maar liefst tien ritzeges en de Professor neemt er daarvan vijf voor zijn rekening, drie tijdritten en twee aankomsten op een col. De eindafrekening is spijkerhard voor Hinault: hij krijgt ruim tien minuten aan zijn broek. Fignons ploegmaat LeMond is derde op nog een minuut meer. Sindsdien heeft niemand de Tour nog met zo’n ruime voorsprong gewonnen.
Ontelbare keren heeft Laurent Fignon in zijn hoofd acht seconden afgeteld.
Onverdraaglijke gedachte
In mijn pocketexemplaar van Nous étions jeunes et insouciants zit een kreuk in de cover. Het is haast symbolisch voor de carrière van Laurent Fignon. Die bewuste vraag na de Tour van 1984, ‘Hoeveel win je er nog?’, heeft onheil afgeroepen. In het voorjaar van 1985 treft hem dezelfde kwaal die Hinault twee jaar eerder aan de kant hield: tendinitis – bij Fignon aan de achillespees. Het markeert het begin van vier seizoenen vallen en opstaan, blessures en allerlei ziektes, van keelontstekingen tot een lintworm. In 1986, 1987 en 1988 neemt hij deel aan de Tour, maar alleen de middelste rijdt hij uit, op een matige zevende plaats.
Niet alleen zijn lichaam wordt op de proef gesteld. Net na het seizoen 1987 komt zijn boezemvriend Julot om bij een verkeersongeval. Guimard belt hem midden in de nacht om het nieuws te melden. Sterven op je 26e, Fignon vindt de gedachte onverdraaglijk. De zorgeloosheid van de jeugd is voorgoed voorbij.
In de lente van 1989 wordt hij nog maar eens ziek. Hij is net op tijd hersteld om met groot machtsvertoon een tweede keer op rij Milaan-Sanremo te winnen. En de Italiaanse grond is hem gunstig gezind. In de Giro neemt hij revanche voor 1984. Na Jacques Anquetil en Bernard Hinault is hij de derde Fransman die het roze pakt.
Aan die Giro neemt nog iemand deel die er helse jaren opzitten heeft: Fignons oude ploeggenoot LeMond. In het voorjaar van 1987 heeft de schoonbroer van de Amerikaan hem tijdens de jacht per ongeluk een lading hagel tussen de ribben gejaagd. LeMond overleeft het ternauwernood. Twee jaar kost het hem om weer competitief te geraken. Al is dat relatief: in de Giro eindigt hij als 39e en aan zijn vrouw Kathy laat hij weten: ‘Na de Tour hou ik ermee op.’
Maar wanneer juli daar is, zijn het de twee comeback kids die de Ronde van Frankrijk domineren. Fignon trekt herhaaldelijk ten aanval, LeMond bijt zich vast in zijn wiel en slaat terug. Vier keer nemen ze van elkaar de gele trui over. Fignon wordt weer leider na rit 17. In rit 19, de laatste tocht door de bergen, probeert LeMond nog tijd terug te pakken, maar het lukt niet. Het verschil blijft 50 seconden. Na de finish gaat Fignon zijn rivaal feliciteren met de geboden tegenstand: ‘On s’est bien battus. ’ In zijn hoofd is de strijd gestreden.
Maar opnieuw pruttelt zijn lichaam tegen. In de voorlaatste, vlakke etappe lijdt hij vreselijke pijn aan het zitvlak. Op de ochtend van de afsluitende tijdrit is die niet meer te harden. Zelfs een opwarmingsritje zit er niet in. Maar ach, het is nog maar 24 kilometer. Dat lukt wel.
Martelarenlaan
Tik. Tak. Tik. Tak. Te. Traag. Te. Laat. Ontelbare keren heeft Laurent Fignon in zijn hoofd acht seconden afgeteld. Het is zo voorbij. Wat kun je doen in acht seconden? Bijna niks. Je kunt er de Tour in verliezen.
Een Belg heeft daar een belangrijk aandeel in gehad. José De Cauwer, LeMonds ploegleider bij ADR, had in alle vroegte een jurylid uit zijn bed getrommeld om de fiets van de Amerikaan te laten keuren. Een fiets met een voor die tijd revolutionair triatlonstuur. Het slaapdronken jurylid kon niet snel genoeg van De Cauwer afkomen en bromde iets van: ‘Oui, oui, ‘t is in orde.’
Op zondag 23 juli om 16.12 uur rijdt Greg LeMond van het startpodium, met triatlonstuur en aerodynamische helm. Twee minuten later vertrekt Laurent Fignon, de blonde paardenstaart wapperend in de wind. Tik. Tak.
Ontelbare keren heb ik de beelden herbekeken. Zo vaak dat ik niet meer weet of ik ze live heb gezien – de tijd van ravotten en verduisterde woonkamers was voorbij, juli was ondertussen de maand van de gezinsvakantie geworden. Ik weet wel dat ik voor Fignon supporterde, wiens kapsel mee was geëvolueerd met de rebellie van een tiener. En LeMond, in dienst van een half Belgische ploeg, werd te nadrukkelijk opgehemeld in de pers. Hij was ook zo braaf, zo overdreven goedlachs, zo Amerikaans – al zou ik om zijn persoonlijke battles na zijn carrière nog diepe bewondering voor hem krijgen.
LeMond zet de snelste tijd neer. Fignon stampt en zwalpt over de Avenue des Champs-Elysées, de Gelukzalige Velden, die voor hem een Martelarenlaan worden. Had hij geen zadelpijn gekregen, had hij een helm gedragen, had hij zijn paardenstaart afgeknipt… Tik. Tak. De vijftig seconden bonus zijn weg. Tik. Tak. Nog acht seconden. Merde.
Wat volgt is nog pijnlijker. Minutenlang zit zit Fignon op de stenen van de Champs-Elysées, het hoofd in de handen. Onderweg naar de dopingcontrole botst hij op Thierry Marie en in de armen van zijn ploegmaat begint hij onbedaarlijk te huilen. Het is te intiem voor de buitenwereld, maar hij kan het niet helpen. En dan, voor ze hem naar het podium sturen, in zijn Parijs, waar hij naast zijn rivaal zal moeten plaatsnemen, wacht hem nog één kleine maar betekenisvolle handeling. Hij moet zijn gele skinsuit afstropen als een slang die zijn oude vel afwerpt en zijn teamplunje van Super U aantrekken. Nooit zal hij nog de gele trui dragen.
As op de Kilimanjaro
Jarenlang wilde hij zelfs niet meer met de wagen over de Champs-Elysées rijden. Zo diep zat het trauma. Hij probeerde het van zich af te schudden, maar zoals hij zelf schreef: ‘Hoe kun je iets vergeten wat geen enkele wielerfan ooit zal vergeten?’
De Fransen houden van mooie verliezers, genre Raymond Poulidor, meer nog dan van koele winnaars zoals Anquetil. Maar Fignon was een winnaar geweest en in de blik van velen zag hij nu leedvermaak. Hij werd er niet beminnelijker door. Na die Tour van 1989 kreeg hij nog een Prix Citron. ‘Ach,’ reageerde hij cynisch, ‘dan heb ik toch nog iets gewonnen.’
Ik had graag zelf ondervonden hoe hij echt was, een glimp van de Laurent achter Fignon opgevangen, maar na zijn actieve carrière, toen hij achtereenvolgens wedstrijdorganisator en tv-commentator werd, gaf hij nog amper interviews. En in juni 2009 werd duidelijk dat het er nooit van zou komen: Fignon had kanker.
Het was bij ons misschien niet zo’n nieuws als in Frankrijk, maar ik had het gehoord. Als je zelf een paar weken eerder je vader aan die ziekte verloren hebt, pik je zoiets snel op. Het bracht mij opnieuw dichter bij Laurent Fignon. Wat ik toen niet zag – maar gelukkig bestaat voor zoiets YouTube – is de aflevering van Salut Les Terriens! op Canal+ van 20 juni 2009. Een vrijwel kale Fignon is te gast bij sterpresentator Thierry Ardisson. Het verschijnen van Nous étions jeunes et insouciants viel bijna samen met het bericht van zijn ziekte. ‘Ook in het creëren van een buzz ben je een kampioen’, knipoogt Ardisson. Fignon antwoordt grappig en gevat, hij is de welwillendheid zelve. Welke kanker hij precies heeft is nog niet duidelijk. Maag? Pancreas? Later blijkt het in de longen te zitten. ‘Hoe dan ook, hij moet verslagen worden’, zegt Fignon met overtuiging.
In die uitzending spreekt hij ook over zijn dopinggebruik, waar hij in zijn boek eerlijk voor uitkomt. Hij vergoelijkt het een beetje: ‘Alleen maar amfetamines buiten de wedstrijd en cortisone. Dat laatste kunnen renners nu op voorschrift krijgen.’ Hij trapt in de val van generatiegenoten: alsof échte doping pas begon bij groeihormonen en epo. Zijn ziekte kan er alleszins geen gevolg van zijn, zo zou hij later in een speciaal voorwoord bij zijn autobiografie vertellen. ‘Toen ik het de artsen opbiechtte, want ik wilde open kaart spelen, moesten ze lachen. Ze hadden veel ergere dingen verwacht.’
Fignon volgt dat jaar de Tour voor de Franse tv. Tijdens de laatste rit bedankt Daniel Bilalian zijn cocommentator en drukt hij zijn hoop uit hem in 2010 terug te zien. De emotie en de uitputting worden Fignon op dat moment te veel en voor de tweede keer huilt hij in het openbaar. Snikkend legt hij zijn hoofd op de desk. Hij geneerde zich er later voor, nodeloos.
Ik weet het niet met zekerheid, maar vanaf dan leek Laurent Fignon aan een laatste Vredeskoers begonnen. Een milde rust daalde over hem neer. José De Cauwer krijgt nog rillingen als hij de volgende anekdote vertelt. Tijdens de Tour van 2010 zitten Franse en Belgische tv-analisten in dezelfde zaal naar de finale van het WK voetbal te kijken. De Cauwer, altijd uiterst koel bejegend door Fignon vanwege de guidonhistorie van 1989, merkt hoe de Fransman hem zit te beloeren. Wanneer Fignon opstaat, houdt iedereen de adem in. Fignon stapt naar De Cauwer, verrast hem met een stevige omhelzing en fluistert hem toe: ‘Kom, het is goed geweest. Merci.’ Een maand later overlijdt hij.
Het was de laatste wens van Laurent Fignon om zijn lichaam aan de wetenschap te schenken, maar door zijn ziekte kon dat niet. Op zijn vraag heeft Valérie zijn as uitgestrooid op de Kilimanjaro. ‘Sindsdien’, zo zegt ze, ‘is een deel van hem op Père-Lachaise en een deel op de Kilimanjaro, en zo is het goed.’
In het licht van de eeuwigheid zijn acht seconden van geen tel meer. Verhalen vervagen maar de namen op de palmaressen blijven. 1983: Laurent Fignon. 1984: Laurent Fignon. Ik hoop met hem dat hij vooral zo herinnerd zal worden. Bonne merde, monsieur le professeur!
Laurent Fignon
Geboren 12/08/1960 in Parijs
Overleden 31/08/2010 in Parijs
Belangrijkste overwinningen
2x Tour (1983, 1984)
1x Giro (1989)
2x Milaan-Sanremo (1988, 1989)
1x Waalse Pijl (1986)