Hoe Nina Derwael en Lotte Kopecky toonden dat niet winnen óók bevredigend kan zijn
Ze hadden alle twee al een of meerdere keren het gevoel gehad om de beste ter wereld te zijn in hun sport/discipline. Toch waren Nina Derwael en Lotte Kopecky zondag in Parijs zichtbaar tevreden met respectievelijk net geen en een ‘gewonnen’ bronzen medaille. Een verslag van een namiddag met belangrijke levenslessen.
Het is altijd bijzonder fascinerend, het gedrag van een topsporter voor hij of zij in één allesbeslissend moment – van tien seconden, tot één of meerdere minuten – moet uitvoeren waar hij of zij weken, maanden, zelfs jaren voor heeft getraind. Dat is bij Nina Derwael zeker het geval. We hadden van haar gouden dag op de Spelen van Tokio 2021 al een gedetailleerde reconstructie gemaakt, van alles voor en na haar olympische titel, maar dat was opgesteld op basis van ooggetuigen.
Deze keer, in de finale van de brug met ongelijke leggers, waren we er wel bij. En dus hielden we Derwael nauwgezet in de gaten in de minuten voor haar finaleoefening. Minuten die we kunnen samenvatten in één woord: hyperfocus. Al van wanneer ze haar intrede in de volgepakte Bercy Arena maakt en onderweg naar haar toestel al een paar keer met de armen zwaait en vervolgens vlug haar trainingsoutfit uitdoet. Waarop de Truiense meteen haar schouders en armen verder losgooit en het podium met de brug opstapt, voor de opwarming.
Na haar handen te hebben volgekalkt, visualiseerst Derwael even kort haar oefening terwijl een andere turnster bezig is. Dan is het haar beurt: een twintigtal seconden kan ze aan de brug haar elementen inoefenen.
Vervolgens stapt ze van de mat, mét slippers aan de voeten, om haar oefening verder te visualiseren door nog eens met haar armen, schouders en benen te bewegen en te buigen. Dat zal de Limburgse een paar keer herhalen terwijl de eerste drie gymnastes hun finaleoefening uitvoeren. Die bekijkt ze, zoals gewoonlijk, niet. Derwael staat bewust met haar rug naar hen. Ze wil niet weten of haar collega’s goed of slecht hebben geturnd. Alleen haar eigen oefening telt.
Wanneer Derwael, als vierde van acht turnsters, haar finaleoefening mag doen, kalkt ze nog eens de handen, en gaat ze voor de wipplank plaatsnemen. Om nóg eens heel kort bewegingen met gesloten ogen te visualiseren en staand na te bootsen. Waarna het moment van de waarheid volgt en ze haar oefening van dertig seconden uitvoert.
Collega’s feliciteren
Of dat technisch goed is – Derwael turnt altijd gracieus – kunnen we niet inschatten, als leek. We zien haar wel een extra stapje maken bij de landing. De Truiense klapt in beide handen, zwaait naar het publiek en valt haar coach Ulla Koch in de armen. Vervolgens kijkt ze een kleine minuut naar het grote scherm, waar uiteindelijk haar score verschijnt: 14.766. Een fractie meer dan in de kwalificaties (14.733), maar niet de verhoopte vlekkeloze oefening die haar 15 punten (of iets meer) had moeten opleveren.
Dolenthousiast reageert Derwael ook niet, eerder vrij nuchter. Ze staat wel aan de leiding, maar de echte toppers moeten nog komen: Qiu Qiyuan, Kaylia Nemour en Sunisa Lee. Opvallend: deze keer kijkt ze wel naar haar collega’s, applaudisseert ze voor elke mooie beweging en gaat ze hen een voor een sportief feliciteren. De eerste twee steken er dan ook, zoals verwacht, bovenuit: de Chinese krijgt 15.500, de Algerijnse (die eigenlijk een Française is) doet er nog een schepje bovenop: 15.700.
Bij de Amerikaanse Sunisa Lee heerst er meer spanning: doet zij beter dan Derwael? Ja, maar slechts 0,34 punten, met 15.800. Het brons, waar ze stiekem op hoopte, zit er voor de Belgische titelverdedigster nét niet in.
Grote ontgoocheling is er niet te bespeuren bij Derwael. Ook voor Lee, die ze in Tokio nog versloeg voor de olympische titel, staat ze recht om haar een knuffel te geven. Nadat ze haar trainingsoutfit heeft aangetrokken en richting de uitgang stapt, doet de Limburgse nog eens hetzelfde met haar opvolgster, de nieuwe olympische kampioene, Kaylia Nemour. Derwael zwaait nog eens naar supporters in de tribune en maakt een ‘niets aan te doen’-gebaar, voor ze de mixed zone in stapt.
Paar kleine foutjes
Voor de camera’s van Sporza vloeien er nog traantjes, maar die zijn verdwenen als ze even later de schrijvende pers te woord staat. Derwael verwoordt meteen haar gevoelens: een mengeling van trots en teleurstelling omdat ze er zo dicht bij was. ‘Dat is extra k*t’.
Maar naarmate ze haar uitleg doet, neemt de trots duidelijk de bovenhand. Gezien het zeer zware traject dat ze de voorbije tien maanden, na haar schouderoperatie vorig najaar, heeft afgelegd. ‘Een paar maanden geleden had ik hier meteen voor getekend. Ik heb nul spijt, heb gedaan wat ik kon, maar heb een paar kleine foutjes gemaakt, ook bij de landing. Ik ben op mijn waarde geklopt. Twee meisjes waren veel en één was net iets beter.’
Bovenal benadrukt Derwael hoezeer ze genoten heeft van de weg naar Parijs. Iets wat ze in Tokio, zelfs na haar gouden medaille, minder heeft gedaan – mede toen door de coronamaatregelen. Na haar kwalificatie in Parijs had ze het zich intern zelfs afgevraagd: of het wel goed was, richting de finale, dat ze er zo van genoot. Uiteraard, klonk het antwoord.
Daags voor de finale had Derwael ook teruggeblikt op de voorbije maanden, terugdenkend aan de periode waarin ze niet eens een handenstand kon uitvoeren. Ze heeft op die terugweg ook een team gevonden waarin ze honderd procent vertrouwen heeft, met performance coach Stefan Deckx, die haar revalidatie gecoördineerd heeft, haar vriend en kinesisttherapeut Thibau Dierickx, en jurylid Valérie Van Cauwenberghe.
Wie haar coach Ulla Koch dan zal opvolgen, maakt voor Derwael niet veel uit. Zolang ze maar met die driehoek van mensen kan blijven werken, zegt ze. Want ze kijkt ook al vooruit, naar de Spelen van Los Angeles 2028. Omdat de Truiense vermoedt dat ze, op haar 24e, nog beter kan. Zeker na wat ze al kan uitvoeren op de brug met ongelijke leggers na slechts een drietal maanden voorbereiding, na het EK van april. Maar eerst zou ze nog eens ‘losgaan en alles eruit gooien’. Al wist ze nog niet wat dat inhield.
Vrees is weg
Het is intussen 17 uur. Met de metro sporen we in een halfuur naar de Trocadéro, aan de Eiffeltoren, waar de finale van de wegrit wielrennen van de vrouwen zal aankomen. Die verloopt niet zo voorspoedig voor topfavoriete Lotte Kopecky. Ze moet eerst in haar eentje een kloof dichten op een kopgroep na een oponthoud bij een val. Ze ziet daarna het duo Blanka Vas en Marianne Vos wegrijden en wanneer ze diep in de finale aansluit met Kristen Faulkner, glipt de Amerikaanse drie kilometer voor de finish alleen weg. Kopecky kijkt naar de snellere Vos, maar die houdt de benen stil. Het goud zit er niet meer in. Aan de finish is de Nederlandse de Belgische ook te vlug af voor zilver. Brons is Kopecky’s deel.
Je zou misschien verwachten dat de topfavoriete, de regerende wereldkampioene en een geboren winnares een zweem van frustratie of boosheid zou tonen, maar niets van dat. We volgen Kopecky tot bij de kleedcabines, de podiumceremonie, de interviews met binnen- en buitenlandse media en in alle gesprekken en knuffels met haar ploeggenotes en stafleden van het Belgische team en merken alleen maar blijdschap, opluchting en één keer (in een innige omhelzing met fysiotherapeute Barbara Florizoone) zelfs tranen, maar van geluk.
De vrees dat ze géén medaille zou winnen – zoals in Tokio 2021, toen ze als vierde net naast het podium viel, of zoals in de tijdrit in Parijs, waar een val haar misschien een olympische plak kostte – was weggevloeid. ‘Ik hoopte op goud, maar ik heb in de gegeven omstandigheden (waarin ze veel energie moest verspillen om terug te keren na de val, nvdr) brons gewonnen. I’m very happy’, zegt Kopecky zowel voor de camera’s als later tegen de schrijvende pers.
Met een veelbetekenend zinnetje erna: ‘It relieves me.’ ‘Het lucht me op’. Op de omnium op de piste, op de laatste dag van deze Spelen, wil ze met dat naar eigen zeggen ‘vrije gevoel’ een nieuwe gooi naar een medaille doen. En misschien iets meer risico nemen. ‘Want ik wil geen twee keer brons.’
Kleine beloning
Net als Derwael, een even grote perfectioniste, keek ook Kopecky al vooruit, met de goesting en drang om beter te doen. Beiden met een voldaan gevoel na geen goud of zelfs geen medaille te hebben veroverd. De twee topatletes hebben intussen zoveel meegemaakt dat ze weten dat in een sportcarrière niet altijd het grootste succes volgt. Zelfs als je all-in gaat, met elke vezel in je lijf en met tonnen wilskracht.
Soms is het lichaam, tactiek of pure pech een spelbreker. Op één dag, zoals door een val in de wegrit, of zelfs een langere periode, door een schouderoperatie. Dan kan de uiteindelijke beloning, voor evenveel inzet, kleiner zijn dan goud. Maar toch evenveel voldoening geven. Omdat vooral de weg ernaartoe plezant en bevredigend is geweest. En net dát is het recept van een volgende, nieuwe overwinning.
Dat beseffen Derwael en Kopecky nu meer dan ooit.
Olympische Spelen 2024
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier