Het WK op punten
In oktober 1947 zag met de Challenge Desgrange-Colombo, de wereldranglijst in het wielrennen het daglicht. Het was het eerste, maar lang niet het laatste format in de voorbije 75 jaar.
Na afloop van het seizoen wordt traditioneel de balans opgemaakt van het afgelopen wielerjaar. In Frankrijk wordt de Vélo d’Or uitgereikt, in ons land wordt de Flandrien verkozen en de Kristallen Fiets uitgereikt. Kortom, er wordt op zoek gegaan naar de beste renner van het jaar.
Vanaf 1948 werd in de wielerwereld jaarlijks een wereldranglijst bijgehouden om op een zo objectief mogelijke manier de waardeverhoudingen in het peloton vast te leggen. Het klassement werd genoemd naar Henri Desgrange en Emilio Colombo, de founding fathers van respectievelijk de Tour en de Giro. Dat het eerste mondiale regelmatigheidscriterium uitgerekend in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog ontstond, was geen toeval. Deze primeur kon immers gesitueerd worden binnen een breder maatschappelijk perspectief in combinatie met een toenemende commercialisering en mediatisering van de wielersport.
Dat het eerste mondiale regelmatigheidscriterium in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog ontstond, was geen toeval.
De opstart van een grensoverschrijdende competitie paste perfect binnen de tijdsgeest van de eerste naoorlogse jaren. Ook op politiek vlak was er een streven naar internationale samenwerking als antwoord op het extreme nationalisme dat uiteindelijk tot de Tweede Wereldoorlog had geleid. De Verenigde Naties werden opgericht en er werden plannen gemaakt die uiteindelijk zouden uitmonden in de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, de voorloper van de huidige EU.
Een andere maatschappelijke trend die zich in de tweede helft van de jaren ’40 doorzette, was de toegenomen vrije tijd en het dito betaald verlof. Dit had vanzelfsprekend een positieve invloed op de belangstelling bij het grote publiek voor ontspanningsmogelijkheden als (passieve) sportbeleving en toerisme.
De toegenomen populariteit van de sport opende heel wat mogelijkheden voor een doorgedreven commercialisering. Zeker in het wielrennen sprongen alle betrokken actoren op de kar om de steeds groter wordende groep van wielerliefhebbers te bereiken. En er uiteindelijk ook munt uit te slaan. Het was de periode dat bijvoorbeeld extrasportieve sponsors hun intrede deden in het peloton. Tot dan mochten de ploegen zich enkel door fietsmerken of leveranciers van onderdelen laten sponsoren.
De Challenge Desgrange- Colombo werd georganiseerd door enkele gerenommeerde sportkranten uit de traditionele wielernaties: het Franse L’Equipe, het Italiaanse La Gazzetta dello Sport en de Belgische Sportwereld en Les Sports. Na de Tweede Wereldoorlog verloor de geschreven pers in sneltempo haar monopolie op sportverslaggeving. Een internationale competitie moest voor de sportkranten een belangrijke troefkaart zijn om de lezersaantallen op peil te houden én het hoofd te bieden aan de rechtstreekse verslaggeving via radio en even later ook televisie. Het was dan ook geen toeval dat enkele jaren na de introductie van de Challenge, L’Equipe met een soortgelijk format op de proppen kwam voor het voetbal: de Europabeker der Landskampioenen, vandaag geëvolueerd tot de Champions League.
De opkomst van radio en televisie als massamedia zorgde voor een nooit eerder geziene mediatisering van de sport. Hoe langer hoe meer werden sporters opgevoerd als vedetten. Naast aandacht voor hun sportieve exploten, werden smeuïge escapades in hun privéleven belicht. Het verhaal van Fausto Coppi en zijn Witte Dame werd tot buiten de Italiaanse landsgrenzen overal breed uitgesmeerd, als was Coppi een beroemde Amerikaanse filmster.
Geslaagde internationalisering
De belangrijkste sportieve reden om de Challenge Desgrange-Colombo in het leven te roepen, was de hoop op een internationalere wielersport. Tot voor de oorlog had eigenlijk alleen de Ronde van Frankrijk enige grensoverschrijdende allure. De Italiaanse campionissimi Costante Girardengo en Alfredo Binda bijvoorbeeld, bouwden in de jaren 20 en vroege jaren 30 hun imposante erelijst vrijwel uitsluitend in eigen land op. De initiatiefnemers van de Challenge waren van oordeel dat het naoorlogse wielrennen nood had aan toppers die over het ganse continent als dusdanig (h)erkend werden. Om tot meest regelmatige renner van het jaar gekroond te worden, was winnen in eigen land niet genoeg.
Voor de eerste editie van de Challenge Desgrange-Colombo in 1948 werden voor elk organiserend wielerland telkens drie koersen geselecteerd: er konden punten gescoord worden in Italië (Milaan-Sanremo, Giro en Ronde van Lombardije), Frankrijk (Parijs-Roubaix, Tour en Parijs-Tours) en België (Ronde van Vlaanderen, Waalse Pijl en Parijs-Brussel). In de volgende jaren werden ook de Ronde van Zwitserland en de Ronde van Spanje aan de kalender toegevoegd: niet toevallig de belangrijkste wedstrijden van twee andere gereputeerde wielerlanden. Ook Luik-Bastenaken-Luik voegde zich dankzij zijn status van La Doyenne uiteindelijk bij het elitekransje.
Zelfs voor een verre ereplaats werd nog gesprint op leven en dood.
De Challenge wist met glans in zijn doelstelling te slagen. Er werd duidelijk meer over de grenzen heen gekoerst. Hugo Koblet won bijvoorbeeld in 1950 als eerste buitenlander de Ronde van Italië en van 1949 tot 1951 was er de hattrick van Fiorenzo Magni in de Ronde van Vlaanderen. In 1951 en 1952 sloeg Ferdi Kübler dan weer een fameuze dubbelslag door telkens de Waalse Pijl en Luik-Bastenaken-Luik op zijn naam te schrijven.
Ook het opzet om jaarlijks een veelzijdige toprenner te lauweren werd bereikt. Alle grote namen uit die tijd makten van de Challenge een doel. Wereldkampioenen als Briek Schotte, Fausto Coppi, Louison Bobet en Stan Ockers sieren het palmares. Niet toevallig is een andere voormalige wereldkampioen, Ferdi Kübler, met drie eindoverwinningen recordhouder. Uitzondering op de regel is Fred De Bruyne, die er in zijn rijke carrière niet in slaagde de wereldtitel te veroveren, maar zich van 1956 tot 1958 eveneens drie keer tot eindlaureaat van de Desgrange-Colombo wist te kronen. De Bruyne was in 1958 ook meteen de laatste winnaar van het prestigieuze klassement. Een conflict tussen de Franse en Italiaanse poot van de organisatie zorgde ervoor dat de Challenge al na elf edities werd opgedoekt.
Superprestige Pernod
In 1958 pakte de marketingafdeling van het Franse aperitiefdrankje Pernod al uit met een ranking die de beste Franse renner van het seizoen moest aanduiden: de Prestige Pernod. Meteen na de teloorgang van de Desgrange-Colombo vulden de reclamejongens van Pernod het internationale gat in de wielermarkt in. Vanaf 1959 ontpopte de Superprestige Pernod zich nog nadrukkelijker dan de Challenge tot een wereldkampioenschap op punten.
Pernod gebruikte de Superprestige als een commercieel vehikel om tijdens het wielerjaar zoveel mogelijk naambekendheid te verwerven. Dit betekende een enorme toename van het aantal wedstrijden die in aanmerking kwamen voor het nieuwe regelmatigheidscriterium. Er werd ook niet langer alleen in de traditionele wielerlanden om de punten gestreden. Met koersen in Nederland (Amstel Gold Race), Duitsland (Rund um den Henninger Turm) tot zelfs Colombia (Clásico RCN) en de Verenigde Staten (Coors Classic), speelde de Superprestige een pioniersrol richting een mondiale wielersport.
Het nieuwe Franse initiatief werd ook in België en Italië op enthousiasme onthaald. Wedstrijden als Gent-Wevelgem, de Omloop Het Volk, Milaan-Turijn en Tirreno-Adriatico – die voorheen niet tot de Challenge konden toetreden – genoten dankzij het Superprestigelabel plots heel wat aanzien en dito belangstelling over de grenzen heen. De erkenning bezorgde hen niet alleen een kwalitatief sterker deelnemersveld, niet zelden zat er ook een budgettaire boost in dankzij nieuwe sponsors.
Dankzij het allesomvattende karakter van de Superprestige werd dit klassement meer dan zijn voorganger als een echte wereldranglijst beschouwd. Ook op het WK konden coureurs bovendien punten sprokkelen. Doordat koersen als bijvoorbeeld de Tour en de monumentale klassiekers hoger ingeschaald werden dan pakweg Parijs-Nice en een semiklassieker als de Omloop, werd een erelijst gevormd om u tegen te zeggen. Iconen als Jacques Anquetil (4x), Eddy Merckx (7x), Bernard Hinault (4x) en Seán Kelly (3x) toonden zich meermaals op het eind van het jaar de beste van het ganse lot. Van Belgische kant was er ook eindwinst voor Herman Vanspringel en Freddy Maertens (2x).
Een striktere Franse reclameregelgeving leidde er in 1988 toe dat alcohol- en tabaksproducenten geen uithangbord van sportwedstrijden meer konden zijn. Pernod verdween als titelsponsor, samen met het klassement dat geen nieuwe geldschieter kon strikken. Stephen Roche ging in 1987 de geschiedenis in als laatste winnaar van de Superprestige Pernod.
Wereldbeker en FICP-klassement
Na het failliet van de Superprestige voerde de Internationale Wielerunie (UCI) voor de eerste keer de forcing om een hiërarchie in het internationale peloton te creëren. Op het moment van de teloorgang van de Superprestige Pernod, ontvouwde kersvers UCI-voorzitter HeinVerbruggen zijn plannen voor een nieuw regelmatigheidscriterium: de Wereldbeker voor de beste eendagsrenner. Voor het eerst werd ook een ploegenklassement opgesteld en mocht de leider in het klassement een speciale trui dragen.
Het Wereldbekercircuit bestond uit tien wedstrijden met naast de vijf monumenten, ook nog de Amstel Gold Race, Clásica San Sebastián, Kampioenschap van Zürich, Parijs-Tours en de speciaal voor de Wereldbeker opgerichte Cyclassics in Hamburg. Om het geheel een mondiaal karakter te geven werd vruchteloos geëxperimenteerd met koersen in Engeland, Japan en Canada. De uiteindelijke winnaar van de Wereldbeker moest minstens zes van de tien koersen hebben uitgereden. Tijdens de jaren 90 en de eerste jaren na de millenniumwende staken klassieke allrounders als Maurizio Fondriest (2x), Johan Museeuw (2x), Michele Bartoli (2x) en Paolo Bettini (3x) de eindwinst meerdere keren op zak. De ploegen van PatrickLefevere (GB en Mapei) kroonden zich in die tijd tot zeven keer toe tot de beste eendagsploeg ter wereld.
De Wereldbeker was niet het eerste initiatief van de UCI in die periode. Reeds in 1984 had de wielerfederatie een wereldranglijst in het leven geroepen waarin álle koersen ter wereld met een complex puntensysteem werden opgenomen. De ranking genoemd naar de Fédération Internationale de Cyclisme Professionnel (FICP) werd op dezelfde leest geschoeid als de wereldranglijst zoals we die op vandaag nog altijd in het tennis kennen. Renners begonnen het seizoen met hun puntentotaal van het jaar ervoor en doorheen het seizoen werd hun totaalscore aangepast volgens hun prestaties.
Tussen 1984 en 2004 sloten onder meer Seán Kelly, Miguel Indurain, Laurent Jalabert en Erik Zabel het wielerjaar af als nummer één van de FICP-ranglijst. Ook de mindere goden knokten voor elk punt. Het was een publiek geheim dat binnen sommige ploegen rennerscontracten vaak jaarlijks herzien werden a rato van het aantal gesprokkelde punten. Het hoefde dan ook niet te verbazen dat zelfs voor een verre ereplaats nog gesprint werd op leven en dood.
Tot op vandaag blijft het zoeken naar een aanvaardbaar businessmodel waarin alle betrokken partijen zich kunnen vinden.
ProTour en WorldTour
Een nieuwe omwenteling in het wielerbestel kwam er in 2005, toen de UCI de ProTour introduceerde. Initieel werden de beste ploegen ter wereld verplicht om aan alle topwedstrijden deel te nemen. Er werd zelfs geopperd om een verplichte deelname van individuele renners op te leggen zodat teams voor sommige koersen geen B- of C-ploeg zouden opstellen. De vergelijking met de Champions League voetbal was dan ook niet uit de lucht gegrepen. Dit bleek echter niet realistisch. Al snel stapten de organisatoren van de drie grote rondes uit de ProTour. RCS (Giro), ASO (Tour) en Unipublic (Vuelta) waren het er niet mee eens dat de ProTourploegen sowieso konden/moesten starten in hun respectievelijke paradepaardjes en ze op die manier minder zeggenschap kregen omtrent het selecteren van ploegen.
In 2008 werd het conflict bij de start van het wielerseizoen op de spits gedreven: de UCI verbood de ProTourploegen om deel te nemen aan Parijs-Nice, de eerste ASO-koers op de kalender. Aan dit verbod werd echter geen gevolg gegeven. Finaal moest de UCI het onderspit delven, alle ploegen stapten uit de ProTour.
Twee jaar later werd de ProTour afgeschaft en vervangen door de huidige UCI WorldTour. In vergelijking met zijn voorganger kenmerkt de huidige WorldTour zich door een inflatie aan wedstrijden die in aanmerking komen voor de eraan gekoppelde wereldranglijst. Niet alleen koersen als Brugge-De Panne en Dwars door Vlaanderen maakten hun intrede op het hoogste niveau, zoals in andere sporten het geval is worden ook exotische horizonten verkend met onder meer de Chinese Ronde van Guangxi, de Ronde van de Verenigde Arabische Emiraten en de Australische Tour Down Under. Alejandro Valverde is met twee eindoverwinningen in de ProTour en evenveel eindzeges in de WorldTour recordhouder binnen het recentste tijdperk wereldranglijsten.
75 jaar wereldranglijsten maakt duidelijk dat de wielersport op structureel vlak een voortdurende evolutie doormaakt. Het opwaarderen van de wielrennerij tot een moderne, internationale en economisch rendabele sport is hierbij steeds de rode draad geweest. Tot op vandaag blijft het echter zoeken naar een aanvaardbaar businessmodel waarin – zoals bij andere sporten – alle betrokken partijen zich op een evenwichtige manier kunnen vinden.
De hiërarchie van het wielerpantheon
In tegenstelling tot tal van andere sporten bestaat er in het wielrennen geen discussie wie de beste aller tijden is. Eddy Merckx wordt in binnen- en buitenland al bijna een halve eeuw unaniem als De Grootste bestempeld. Over hoe de hiërarchie er na Merckx uitziet, lopen de meningen wel flink uiteen. Naar aanleiding van 75 jaar wereldranglijsten en bij wijze van synthese, presenteren we een top 10 van de allerbeste coureurs uit de geschiedenis van de wielersport.
Hoewel het cliché wil dat het onbegonnen werk is om generaties met elkaar te vergelijken is de verleiding groot om de toppers van vandaag af te meten aan hun illustere voorgangers. Om tot een selectie van de absolute kampioenen te komen, houden we alleen rekening met overwinningen. Ereplaatsen worden buiten beschouwing gelaten, aangezien het niet gaat om een klassement van de regelmatigste renners. Doorheen de kleurrijke historie van de wielrennerij wordt het kaf van het koren gescheiden in de meest prestigieuze koersen. De vijf monumenten (Milaan-Sanremo, Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix, Luik-Bastenaken-Luik en de Ronde van Lombardije), het wereldkampioenschap, de Ronde van Frankrijk en de Ronde van Italië werden van meet af aan tot de kroonjuwelen van de sport gerekend. De Ronde van Spanje hebben we niet weerhouden omdat de Vuelta pas sinds midden de jaren 50 jaarlijks wordt georganiseerd. Alle generaties moeten de mogelijkheid hebben om in dezelfde wedstrijden te scoren. Om dezelfde reden vallen ook koersen die in het verleden als de absolute hoogtepunten van het seizoen stonden geboekstaafd uit de boot. Het mooiste voorbeeld is de marathonklassieker Bordeaux-Parijs, die in 1988 voor het laatst werd gereden.
Omdat zowel eendagsrenners als ronderenners de geschiedenis van het wielrennen hebben gekruid, hebben we bij de quotering van de geselecteerde wedstrijden rekening gehouden met een gelijkwaardige puntenverdeling. Eindzeges in de Tour en de Giro samen, leveren evenveel op als winst in alle vijfste monumenten. De strijd om de regenboogtrui is vaak een confrontatie tussen beide types en verdient dan ook een afzonderlijke waardering.