Het verhaal van ‘De Vergeten Derde Man’
Op 16 oktober 1968 brachten de Amerikanen John Carlos en Tommie Smith op het olympische tweehonderdmeterpodium in Mexico City hun iconische Black Powergroet. Veel minder bekend is het tragische verhaal van De Derde Man naast hen, Peter Norman. Ook hij schreef mee geschiedenis. Maar betaalde daar een hoge tol voor.
Twee zwarte sprinters op kousenvoeten op een podium, het hoofd gebogen, met één vuist in de lucht, gehuld in een zwarte, lederen handschoen. Het is een van de beroemdste foto’s uit de sportgeschiedenis, hoe John Carlos en Tommie Smith in 1968 het olympische podium aangrepen om met een zwaar geladen gebaar voor de rechten van de Afro-Amerikanen in de VS op te komen.
Een nieuwe vulkaan die uitbarst in een bijzonder turbulent jaar. In de VS worden Robert Kennedy en dominee Martin Luther King vermoord, in Vietnam woedt een eindeloze oorlog en in vele landen trekken protesterende studenten en stakende arbeiders massaal door de straten. Zoals tien dagen voor de olympische openingsceremonie in Mexico City, eindigend in het Bloedbad van Tlatelolco wanneer de politie en de nationale garde van het rechtse regime 200 tot 300 demonstranten doodschieten. Het drama zal de olympische festiviteiten echter niet verstoren. The Games must go on, dán al.
Er werd gezegd dat mijn gebaar afbreuk deed aan mijn prestatie als zilverenmedaillewinnaar. Integendeel. Ik was en zal er altijd trots op zijn.’ Peter Norman
Spelen die vandaag, 55 jaar later, nog altijd geassocieerd worden met de wereldrecordsprong van Bob Beamon, de flop van Dick Fosbury (zie kaders) en het protest van Carlos en Smith. Maar niet met Peter Norman, de Vergeten Derde Man die als zilverenmedaillewinnaar naast de twee donkere Amerikanen op het podium stond. Bewegingsloos voor zich uit starend, de handen strak langs het lichaam. En dus ogenschijnlijk een figurant die in de nevelen der geschiedenis zou verdwijnen, als weetje voor diehardquizzers. De waarheid is echter anders: de Australiër wordt daarna in eigen land ruim veertig jaar bewúst uit de geschiedenisboeken geschreven, omdat hij een bepalende rol speelde voor en na die historische podiumceremonie.
God is love
Zijn plaatsje op het podium had de blanke, kleine sprinter (1m78) veroverd door zich in de finale van de 200 meter tussen de twee rijzige Amerikaanse topfavorieten, Tommie The Jet Smith en John Carlos, te wringen. Smith is ongenaakbaar met een nieuw wereldrecord (19.83). Outsider Norman, die op zijn 26e aan zijn eerste Spelen deelneemt, finisht zeer verrassend als tweede in 20.06, liefst een halve seconde onder zijn persoonlijke besttijd en vandaag nog altijd een Oceanisch record.
De prijsuitreiking, een uur na de finale, wordt echter veel memorabeler. Even ervoor, in de catacomben van het Estadio Olímpico Universitario, spreken Smith en Carlos de voor hen onbekende Peter Norman aan. Of hij een voorstander van gelijke rechten voor blanken en zwarten is? Of hij in God gelooft? Twee vragen waar die volmondig ‘ja’ op antwoordt. De in Melbourne opgegroeide Australiër is als zoon uit een arm arbeidersgezin en als ex-lid van het Leger des Heils immers een devoot Christen. ‘ God is love‘ en ‘ Jesus Saves‘ staat er zelfs op zijn trainingsjack genaaid. Met grote afkeer ziet hij dan ook hoe de Aboriginals in zijn thuisland gebukt gaan onder strikte apartheidswetten, bijna zo streng als die in Zuid-Afrika. Een White Australia-politiek, waaronder gedwongen adopties van inheemse Aboriginalkinderen door blanke families, die Down Under tot hevige spanningen leidt.
Carlos en Smith vertellen Norman dat hun plan veel belangrijker is dan gelijk welke sportprestatie: ze zouden het podium opstappen met een badge van het Olympic Project for Human Rights. Die organisatie strijdt tegen racisme in de sport en riep voor de olympiade in Mexico City zelfs op tot een boycot van Team USA toen IOC-voorzitter Avery Brundage overwoog om Zuid-Afrika opnieuw op de Spelen toe te laten. Die boycot kwam er niet, en dus wordt op een andere manier geprotesteerd. De twee Amerikanen willen, naast de badge, immers op kousenvoeten het podium betreden (als symbool voor de armoede die de zwarten in de VS teistert) en zwarte, lederen handschoenen dragen (een symbool van de Black Powerbeweging). Hoewel IOC-voorzitter Brundage ermee gedreigd heeft om protesterende atleten direct naar huis te sturen en Carlos en Smith hem waarschuwen voor de mogelijke gevolgen, zegt Norman resoluut: ‘ I’ll stand with you!‘ Tot verbazing van Carlos, vertelde die later: ‘Ik verwachtte angst in zijn ogen, maar in plaats daarvan zagen we liefde. Peter aarzelde geen moment.’
Wanneer de drie atleten staan te wachten op de podiumceremonie, duikt echter een praktisch probleem op: Carlos heeft zijn handschoenen in het atletendorp laten liggen, waardoor ze slechts één paar bij zich hebben. Norman suggereert zijn collega’s daarop om elk één handschoen te nemen. En wijst naar hun Olympic Project for Human Rights-badge. Of hij ook zo’n badge kan krijgen, om zijn steun uit te drukken? Carlos en Smith hebben geen extra exemplaar, maar bij toeval staat de blanke Amerikaanse roeier in de buurt, Paul Hoffman, een activist van het Olympisch Project voor Mensenrechten. Hij aarzelt niet om Norman, op diens verzoek, zijn badge te geven.
Met zijn drieën bestijgen ze vervolgens het podium. Daar gaan beide Amerikanen, nadat de Britse IAAF-voorzitter David Cecil hen de medailles overhandigd heeft, door met hun plan. Smith met een zwarte sjaal om de hals, Carlos met opengeritst trainingsuniform en een kralenketting, als symbool voor gelynchte zwarten voor wie niemand ooit zou bidden. Wanneer The Star-Spangled Banner weerklinkt, kijken beiden naar haar hun zwarte kousen in plaats van naar The Stars and Stripes en steekt Smith zijn gehandschoende rechter- en Carlos zijn linkervuist in de lucht, de groet van de Black Powerbeweging. Nota bene achter de rug van Peter Norman, die vooraan op het podium staat, het gezicht naar de nationale vlaggen gericht en met de Olympic Project for Human Rights-badge fier op de borst gespeld.
De scène verbijstert de toeschouwers in het Estadio Olímpico. Na de eerste stilte volgt er langdurig boegeroep van de vele Amerikanen in de tribunes. Als de wereldpers toesnelt, verklaart John Carlos: ‘Wij zijn de paradepaardjes voor de blanken. Zij geven ons apennootjes en af en toe een schouderklopje, en zeggen dan: ‘Goed gedaan mijn jongen.’ Ik pas hier voor.’ Ook Peter Norman pleit op een persconferentie tegen discriminatie en tegen de White Australia-politiek in zijn land: ‘Elk mens wordt gelijk geboren en moet zo behandeld worden.’
Levenslang boeten
Hun actie zal de drie atleten echter duur te staan komen. IOC-voorzitter Avery Brundage, die nooit gedacht had dat de verwachte protesten déze vorm zouden aannemen, is razend: ‘Een breuk met de fundamentele principes en regels van de Olympische Spelen!’ Het hoofd van de Amerikaanse delegatie zweert zelfs dat Carlos en Smith hun hele leven zullen boeten voor een daad die ‘niets met sport te maken heeft’. Ze worden geschorst, uit Team USA gezet en gebannen uit het olympisch dorp. Een voorsmaakje van wat hen in de VS te wachten staat: zij en hun familie worden er uitgespuwd en ontvangen doodsbedreigingen – Smiths moeder vindt zelfs ratten in haar brievenbus. Carlos’ vrouw Kim raakt paranoïde door het jarenlange toezicht van de FBI en berooft zichzelf in 1977 van het leven.
Ook de minder opzichtig protesterende Norman betaalt een zware prijs. Hij mag aanvankelijk in het olympisch dorp blijven, maar krijgt bij zijn terugkeer in Australië een grote boete wegens ‘onsportief wangedrag’, plus een stortlading kritiek van de media en het grote publiek. Vier jaar later, in 1972, laat het Australische Olympisch Comité hem thuis voor de Spelen van München, hoewel Norman meermaals onder de kwalificatietijd op de 100 en 200 meter is gedoken en weer voor een medaille zou kunnen gaan. Officiële reden voor zijn niet-selectie, volgens de nationale atletiekbond: een mindere race op de Australische trials. Niet zo vreemd, want Norman sukkelde met een knieblessure. Diens coach Neville Sillitoe zal ook altijd volhouden dat zijn pupil afgerekend werd voor zijn daad in Mexico City.
Op zijn 30e zet de Australiër gedesillusioneerd een punt achter zijn profcarrière: ‘Ik krijg toch nooit meer een eerlijke kans.’ Voor Norman, die erna alleen nog op lager niveau loopt, moet de echte lijdensweg dan nog beginnen. In Australië worden hij en zijn familie als paria’s bestempeld. Pas na lang zoeken kan hij aan de slag als turnleraar, en als hulpje in een slagerij. Als vakbondsafgevaardigde zet Norman zijn strijd tegen de ongelijke behandeling van de Aboriginals intussen onverdroten voort.
Intussen ook gekweld door fysiek leed: in 1985 verliest hij door een koudvuurbesmetting bijna zijn been. De dokter weigert echter een amputatie: ‘Ik snijd geen been van een olympische zilverenmedaillewinnaar af.’ Een mokerslag voor Norman, die wegzinkt in inktzwarte depressies en verslaafd raakt aan alcohol en pijnstillers. Of zoals John Carlos het later omschrijft: ‘Tommie en ik kregen klappen, maar Peter moest opstaan tegen een héél land en in zijn eentje lijden.’
Op de Olympische Spelen van Sydney 2000 negeert het Australisch Olympisch Comité hem zelfs compleet wanneer het alle ex-medaillewinnaars nog eens in de bloemetjes zet. ‘Onvoldoende budget om de vliegtuigtickets te betalen’, klinkt het. Toch kan Norman de Spelen van dichtbij meemaken, als eregast van het… Amerikaans Olympisch Comité. Dat inviteert hem op het verjaardagsfeest van meervoudig sprintkampioen Michael Johnson. Die geeft hem er een knuffel en vertelt dat Norman een van zijn grootste helden is.
In aanloop naar die Spelen van Sydney krijgt Norman wel de kans om zijn imago op te poetsen, áls hij zijn protest en dat van John Carlos en Tommie Smith openlijk veroordeelt. In ruil zou men hem vergiffenis schenken, plus een stabiele job bij het olympisch organisatiecomité. Norman geeft echter geen krimp en weigert afstand te nemen van zijn daad. Later zal hij de reden uitleggen: ‘Er werd gezegd dat mijn gebaar afbreuk deed aan mijn prestatie als zilverenmedaillewinnaar. Integendeel. Ik was en zal er altijd trots op zijn. Ik zag niet in waarom een zwarte niet van hetzelfde fonteinwater mocht drinken als een blanke, niet dezelfde bus mocht nemen, niet naar dezelfde school mocht gaan. Een sociaal onrecht waar ik niets aan kon doen, maar ik had er de buik van vol.’
Martelaarschap
Zes jaar na de Spelen van Sydney overlijdt de dan 64-jarige Australiër, een vader van vijf kinderen bij twee vrouwen, onverwacht aan een hartaanval. Zonder ooit excuses te hebben ontvangen voor de manier waarop zijn land hem behandeld heeft. Aanwezig op zijn begrafenis, als dragers van zijn kist: John Carlos en Tommie Smith, die naar Melbourne zijn gevlogen om hun vriend een laatste eer te bewijzen. Smith omschrijft er Norman als een menslievende vriend die geloofde dat right never can be wrong. ‘Peters gebaar was veel meer dan een steun voor onze actie, het was zíjn gevecht.’ Ook Carlos spreekt zijn respect uit. ‘Niemand in Australië moet meer geëerd en erkend worden. Om op te komen voor gelijke rechten had Peter de kracht, het karakter en de moed. Hij koos er als eenzame strijder voor om een martelaar te zijn. We zijn hem veel dank verschuldigd.’
Vlugger dan Norman worden Smith en Carlos in de VS in ere hersteld. Na een kortstondige carrière in het American football krijgen ze een rol in het Amerikaanse Olympische Comité en blijven ze als gemeenschapswerkers ijveren voor de gelijkheid van blank en zwart. Als iconen van de burgerrechtenbeweging ontvangen ze meerdere eredoctoraten en in 2016 mogen ze voor het eerst naar het Witte Huis, op bezoek bij president Barack Obama. Elf jaar eerder is op de campus hun voormalige San José State University al een standbeeld van hen onthuld, staand op het olympische podium van Mexico City.
Op het tweede trapje is er van Peter Norman echter geen spoor, bijna letterlijk gewist uit de geschiedenis. Ook in zijn thuisland Australië komt zijn figuur pas echt weer op de voorgrond wanneer Salute, een documentairefilm geschreven en geregisseerd door zijn neef Matthew, in 2008 een box officesucces wordt. In een land dat zijn sportlegendes hoog in het vaandel draagt, horen dan pas velen diens opmerkelijke verhaal. De al twee jaar overleden Norman maakt het zelf niet meer mee…
Ook niet wanneer het Australische federale parlement in oktober 2012 een motie voor een formele verontschuldiging aanvaardt. Excuses voor de manier waarop Norman na de Spelen van 1968 behandeld werd en voor zijn onterechte niet-selectie voor de olympiade van München. Plus een erkenning van Normans ‘buitengewone atletische prestaties’, van zijn ‘moedige daad om in Mexico de badge op te spelden’ en van zijn ‘inspirerende rol in de strijd voor raciale gelijkheid’. Voor John Carlos kwamen de verontschuldigingen, zes jaar na Normans dood, echter rijkelijk te laat. ‘Peters status als outcast heeft hem een levenslang trauma opgeleverd, een trauma dat hij nooit te boven gekomen is.’
Vereeuwigd
Zes jaar nadien, in april van 2018, wordt Normans erfenis helemaal opgeblonken, wanneer het Australisch Olympisch Comité hem postuum de Orde van Verdienste toekent, de hoogst mogelijke onderscheiding. Tegelijkertijd roept de Amerikáánse atletiekfederatie 9 oktober, de dag van Normans begrafenis, uit tot Peter Norman Day en onthult het Museum of African American History in Washington een levensgroot standbeeld, een replica van de beroemde podiumfoto, met Tommie Smith, John Carlos en nu wél met Peter Norman.
Tot blijdschap van diens familie in Australië. ‘Mijn oom staat eindelijk op de plaats die hij verdient’, aldus neef Matt. ‘Het is alleen een schande dat we hier in Australië niet zoiets hebben.’ Ook dat wordt nu rechtgezet, want vorige week kondigden Athletics Australia en de regering van de staat Victoria aan dat ze een bronzen beeld van Norman zullen oprichten nabij het Lakeside Stadium in Melbourne. Vanaf nu erkent de atletiekbond, zoals in de VS, 9 oktober ook als de Peter Norman Day en zal ze jaarlijks de Peter Norman Humanitarian Award uitreiken aan een lid van Athletics Australia die zich inzet voor mensenrechten en gelijkheid. Minister van Sport John Eren zwaaide dan ook met lof richting de nieuwe nationale held: ‘Terwijl anderen toekeken, kwam Peter op voor wat juist was. Hij verdient het om vereeuwigd te worden.’
Een gepast eerbetoon voor De Derde Man. Die voortaan niet meer vergeten wordt.
Grensverleggend
De Olympische Spelen van Mexico City gingen ook de geschiedenis in als die waarin als nooit tevoren atletische grenzen verlegd werden, vooral in het atletiektoernooi. Dankzij de eerste synthetische piste in het Estadio Olímpico en de mindere weerstand in de ijle lucht, op bijna 2240 meter hoogte.
Een groot voordeel voor de Kenianen, die thuis op dezelfde hoogte trainden. Zo behaalden ze in Mexico vanuit het niets negen medailles, waaronder drie keer goud: voor Naftali Temu op de 10.000 meter, voor Amos Biwott op de 3000 meter steeple en voor Kip Keino op de 1500 meter.
Nog sneller ging het op de kortere afstanden. Zoals in de 100 meterfinale, met acht donkere atleten aan de startlijn, een primeur in de olympische geschiedenis. Winnaar Jim Hines finishte in 9.95 en dook zo als eerste atleet ooit onder de tien seconden. Een tijd die pas in 1983, 15 jaar later, door zijn landgenoot Calvin Smith (9.93) scherper gesteld werd.
Een dag later, op 15 oktober, was het de beurt aan Ralph Doubell (1.44.40 op de 800 meter) en David Hemery (48.1 op de 400 meter horden) om een nieuw wereldrecord op de tabellen te zetten. De volgende dag liep Tommie Smith de snelste tijd ooit op de 200 meter, met 19.83 als eerste sprinter ooit onder de 20 seconden. Op 18 oktober ging Lee Evans dan weer als eerste in de geschiedenis onder de magische 44 secondengrens op de 400 meter (43.86), een record dat 20 jaar zal standhouden, tot Butch Reynolds het in 1988 verbeterde (43.29).
Het meest bekende wereldrecord van Mexico City zette echter Bob Beamon op zijn naam, door bij zijn eerste poging in de finale liefst 8m90 ver te springen. Zo ver dat het optische meetinstrument faalde: het viel van de rails voor het tot de plek van de landing geschoven was. Een ouderwets stalen lint werd bovengehaald en na verscheidene keren meten kwam men uit op 8m90.
Toen Beamon aan het verstand gebracht werd dat dit 29 feet en 2,5 inches was, zakte hij in shock door zijn benen. De Amerikaan was ondanks zijn status als topfavoriet immers met twijfels aan de finale begonnen: in de kwalificaties was pas zijn derde en laatste poging gelukt, en de avond ervoor had hij gevreeën, de eerste keer voor een belangrijke wedstrijd.
Het bracht de 23-jarige Beamon niettemin tot zijn historische prestatie. Al stelden critici zich vragen bij de windmeting die exact de maximaal toegelaten limiet van twee meter per seconde aanduidde. Te veel of niet: mede door die rugwind sprong Beamon liefst 57 centimeter verder dan zijn persoonlijk record (8m33) en 55 centimeter verder dan het vorige wereldrecord (8m35), evenveel in één keer als bij de 13 voorgaande wereldrecords in 43 jaar tijd. Dankzij ook de mindere luchtweerstand? Ja, al zou volgens wetenschappers Beamon dat een marginale winst van 7 à 10 centimeter opgeleverd hebben.
In de pers zijn de superlatieven dan ook niet van de lucht. ‘Beamon tart de zwaartekracht.’ ‘Een vogelvlucht.’ ‘De sprong in het volgende millennium.’ Een jump die uiteindelijk 23 jaar bovenaan de tabellen zal staan. Tot Mike Powell op het WK van Tokio 1991, als énige verspringer sinds Beamon in 1968, nog beter doet (8m95).
De (geslaagde) flop van Fosbury
Met 2m24 zette hoogspringer Dick Fosbury in Mexico City ‘slechts’ een nieuw olympisch record neer – vier centimeter onder het wereldrecord van de Rus Valeriy Brumel -, maar zijn gouden sprong is wel nog steeds een mijlpaal in de atletiekgeschiedenis. Wegens Fosbury’s nieuwe techniek, de zogenaamde flop: ruggelings over de lat in plaats van met een buikrol.
Of Fosbury de absolute pionier was, blijft echter onduidelijk. De Canadese Debbie Brill werkte in dezelfde periode, onafhankelijk van Fosbury, aan een gelijkaardige techniek. En later doken ook foto’s op van een jonge student uit Montana die al in 1961 ruggelings over een lat sprong. Hij werd nooit profatleet, zodat Fosbury, die in 1963 op zijn zestiende de revolutionaire techniek voor het eerst uitvoerde, vijf jaar later richting eeuwige roem kon springen. Hoger dan in Mexico zou hij echter nooit meer gaan, want daarna gaf de Amerikaan voorrang aan zijn ingenieursstudie. Maar Fosbury zal wel voor altijd bekend staan als de man van de (geslaagde) flop.