‘Het veldrijden laten groeien? Schaf de Superprestige en de X2O Trofee af’
Er is de voorbije maanden veel gediscussieerd over een nieuwe indeling van het veldritseizoen. Professor Daam Van Reeth, hoogleraar (sport)economie aan de KU Leuven, stelt zijn opmerkelijk format voor met nog slechts één klassement: de Wereldbeker.
Het is niet eens een verrassende vaststelling: geen enkele veldrijder heeft dit seizoen alle manches van de Wereldbeker, de Superprestige én de X2O Trofee afgewerkt. Alleen Eli Iserbyt was dat van plan, maar hij miste door ziekte kort na Nieuwjaar twee X2O-races. Hij startte wel in alle Wereldbekerwedstrijden, net als Niels Vandeputte, Ryan Kamp en Toon Vandebosch, maar de andere fulltimecrossers skipten bewust één of meerdere klassementsraces. Ook van de Wereldbeker, terwijl de Internationale Wielerunie (UCI) dat naar voren wil schuiven als het belangrijkste regelmatigheidscriterium.
Centraal in het debat van de voorbije maanden was dan ook deze discussie: moet die Wereldbeker uit veertien manches blijven bestaan, zoals vorig en dit seizoen? Sommigen vinden van wel, anderen vinden dat de Wereldbeker moet worden beperkt tot maximaal tien of twaalf wedstrijden om de kalender te verlichten. Ander discussiepunt: hoeveel Belgische manches moeten in die Wereldbeker worden opgenomen? Want als het veldrijden internationaler wil worden, moet het zich onttrekken aan de modder en het zand in Vlaanderen.
Volger professor Daam Van Reeth moet de hervorming echter op een andere manier worden doorgevoerd: ‘Drie regelmatigheidsklassementen is te veel. Mensen zien door de bomen het bos niet meer. Alleen de diehardveldritfans en analisten zullen misschien de leiders van elk klassement kunnen opsommen, maar de eerste twee of drie van dat klassement? Laat staan dat tv-kijkers van elke wedstrijd spontaan kunnen zeggen tot welk klassement die behoort. Drie klassementen die bovendien op drie manieren worden bepaald, met twee totaal verschillende puntenbarema’s (voor de Wereldbeker en de Superprestige) én een tijdsklassement (voor de X2O Trofee).’
Eenvoudig competitiemodel
‘Elke sporteconoom zal het met mij eens zijn: dat is geen goed fundament om een sport op te bouwen’, zegt Van Reeth. ‘Als je de marktwaarde wil vergroten en internationaal wil groeien, moet het competitiemodel eenvoudig zijn: één klassement, met één duidelijke puntentelling. Je organiseert toch ook geen Ronde van Frankrijk waarbij de eerste rit meetelt voor een klassement, rit twee voor een ander, rit drie voor nog een ander klassement en rit vier voor geen enkel klassement?’
‘Ik besef dat ik tegen heilige huisjes schop en de traditionalisten op de tenen trap, maar de Superprestige en de X2O Trofee moeten worden afgeschaft. Alleen zo kan je de Wereldbeker en tegelijkertijd het veldrijden opwaarderen. Het is niet eens revolutionair: in alle olympische wintersporten, van skiën over biatlon tot snelschaatsen, heb je alleen een Wereldbeker. En ook in nog grotere sporten, zoals de formule 1, is er één klassement, verdeeld over x races.’
In het buitenland zou men een Wereldbekerweekend moeten invoeren, met een sprintrace op zaterdag en een gewone wedstrijd op zondag.
Daam Van Reeth
Van Reeth is het er wel mee eens dat de Wereldbeker niet hoeft te bestaan uit veertien, of zelfs meer manches. ‘Ik denk echter niet in afzonderlijke races, maar in Wereldbekerweekends. Zo’n tien tot twaalf per seizoen, van eind oktober tot net voor het WK, eind januari/begin februari. In België kunnen in zo’n weekend twee wedstrijden worden gereden, het liefst op verschillende types van parcoursen. In het buitenland kan je met nieuwe formats werken. Op zaterdag bijvoorbeeld een sprintrace met x reeksen van x renners, en uiteindelijk één finale. En op zondag dan de ‘normale’ wedstrijd van een uur. In het langlaufen wordt dat al veel langer toegepast. Het voordeel van zulke Wereldbekerweekends is dat alle toppers ook meer geneigd zullen zijn om de verplaatsing naar bijvoorbeeld Val di Sole of Flamanville te maken.’
Prijzenpot opkrikken
De UCI moet volgens Van Reeth daarnaast nog twee maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de beste veldrijders geen andere, ‘losse’ veldritten in België verkiezen boven een Wereldbekermanche in het buitenland, zelfs als dat een weekend zou zijn.
‘Eén: geen enkele losse cross in België plannen in zo’n weekend. Twee: de prijzenpot van de Wereldbeker sterk opkrikken. Een winnaar van dat eindklassement krijgt nu 30.000 euro. Dat is nauwelijks meer dan in de Superprestige (25.000 euro) en evenveel als in de X2O Trofee, waar de toppers bovendien wél startgeld krijgen. Uiteraard verkiezen sommigen daardoor nu soms een Belgische manche van die twee klassementen boven een buitenlandse Wereldbekercross, waarvoor ze ook verplaatsingskosten moeten maken.’
‘Als je een topklassement wil creëren, moet de financiële verloning navenant zijn, ook voor de subtoppers. Maar wel alleen door middel van prijzengeld. Niet via startgeld, óók in de losse crossen. Dat is een oubollig, vastgeroest systeem dat in geen enkele andere topsport bestaat, behalve voor demonstratiewedstrijden. Mathieu van der Poel en Wout van Aert zullen dan niet meer verzekerd zijn van vijftien- tot twintigduizend euro per cross, maar ze kunnen dat compenseren met het prijzengeld, als dat genoeg wordt verhoogd. Sowieso mag je met hen geen rekening houden als je een seizoenskalender opstelt. Sterren komen en gaan, een goed competitiemodel blijft wel bestaan.’
Volgens Van Reeth moet minstens de helft, en het liefst tot zestig à zeventig procent van de Wereldbekerweekends ook buiten België plaatsvinden als het veldrijden zijn imago als ‘lokale’ sport wil ontstijgen. Een mogelijk gevolg daarvan is dat er in België geen plaats meer op de kalender rest voor sommige losse wedstrijden. ‘Op zich zijn er te veel veldritten, vooral in België. Als er verdwijnen is dat geen ramp, maar om dat te vermijden zou je bijvoorbeeld met een beurtrolsysteem kunnen werken, waarbij sommige crossen elkaar afwisselen, seizoen per seizoen.’
Hoewel die wedstrijden dan niet meer worden opgenomen in een klassement, kunnen ze volgens Van Reeth wel nog onder dezelfde sponsornaam worden georganiseerd. ‘De reeks van zeven Exactcrossen kunnen eventueel worden uitgebreid. Of als X2O zijn naam wil blijven linken aan een serie met veldritten: geen probleem. Zo kunnen bedrijven nog altijd investeren in de cyclocross en gaat er geen geld verloren.’
Flanders Classics vs. Golazo
Er rest nog een groot obstakel voor een hervorming naar één klassement: het contract van Flanders Classics met de UCI om de Wereldbeker met veertien manches te organiseren, een exclusiviteit waarvoor het 1,6 miljoen euro ophoestte. Plus de concurrentiestrijd met dat andere Belgische organisatiebureau, Golazo. Dat organiseert de X2O Trofee en een reeks andere, losse crossen. Flanders Classics organiseert op zijn beurt ook de Superprestige.
‘Sowieso zal de UCI tot een vergelijk moeten komen met Flanders Classics en Golazo. Desnoods moeten de bestaande contracten herbekeken worden. En een model worden gecreëerd waarin beide partijen winnen en ze elk een aantal Wereldbekerweekends organiseren. Als het veldrijden door zo’n duidelijker format groeit, is dat op de lange termijn voor elke stakeholder een goede zaak. Flanders Classics en Golazo hebben bovendien in het verleden al samengewerkt. Waarom dan nu niet opnieuw om een duurzaam model voor het veldrijden te creëren?’, besluit Van Reeth.
‘Waarom de vrouwen niet ná de mannen laten starten?’
Professor Daam Van Reeth dringt naast een algemene hervorming ook aan op een ander programma- en uitzendschema van een veldrit: ‘In zowat alle wintersporten – langlaufen, biatlon, alpijns skiën… – wisselt de volgorde van de vrouwen- en de mannenwedstrijd af. Daar maken ze geen onderscheid zoals in het veldrijden, waar de vrouwen altijd als eerste rijden. De rechtenhouder zal dan misschien aanhalen dat de kijkcijfers zullen zakken als je de mannencross om 13.30 uur en de vrouwenrace om 15 uur programmeert, maar in die andere sporten is al gebleken dat dat geen impact heeft, en de vrouwen evenveel kijkers halen. Zo geef je het veldrijden bij de dames ook een boost, en dat kan de internationalisering van de sport alleen maar ten goede komen.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier