Hanne Desmet op het WK Shorttrack: ‘Ik ben onvoorspelbaarder geworden’

Hanne Desmet: ‘Het gevoel om als het ware over het ijs te zweven, is het ­summum.’ © Getty Images
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

Op het WK shorttrack, dat vrijdag in Rotterdam begint, is Hanne Desmet (27) weer een van de medaillekandidates. In de aanloop daarnaartoe maakt ze u wegwijs in de sport.

Hardrijden op een ijsbaan kan in twee olympische disciplines, die wel hetzelfde basisprincipe hebben maar sterk van elkaar verschillen. De ene vindt plaats op een lange schaatspiste van 400 meter, waar schaatsers in aparte banen verschillende afstanden, van 500 tot 10.000 meter, zo snel mogelijk moeten afleggen. Eén uitzondering: de massastart, de specialiteit van olympisch kampioen Bart Swings, waarin zestien schaatsers in groep richting de finish rijden.

De tweede discipline is het shorttrack. Zoals de naam het zegt, vindt die plaats op een korte ijsbaan, van 111,12 meter, waarin vier tot zes schaatsers uitkomen op drie verschillende nummers: de 500 meter, de 1000 meter en de 1500 meter. Ook in het shorttrack heeft België wereldtoppers: broer en zus Stijn en Hanne Desmet. Laatstgenoemde behaalde brons op de Olympische Winterspelen in 2022 en werd ook al twee keer Europees kampioene.

Dat shorttrack op velerlei vlakken niet te vergelijken is met langebaanschaatsen, blijkt al uit de verschillen tussen de schaatsijzers, waarmee de atleten over het ijs glijden. Desmet somt ze op: ‘Onze ijzers klappen, in tegenstelling tot in het langebaanschaatsen, onder de hiel van de schoen niet open. Om meer grip in de bochten te creëren zijn onze ‘messen’ ook iets langer. De mijne hebben bijvoorbeeld een lengte van 17 inch (43 centimeter), die van mijn broer Stijn, die een stuk groter en zwaarder is, 19 inch (48 centimeter). Daarnaast wordt er nog meer ronding in de ijzers geslepen en ook de kromming is groter. Dat gaat over micrometers, maar het verschil op het ijs merk je meteen. Als je ijzer niet beschadigd raakt in een valpartij, kom je normaal een heel seizoen met hetzelfde paar toe. Om de snee, de kromming en de ronding optimaal te houden moeten we wel vaak slijpen. Op training elke dag – afhankelijk van de kwaliteit van het ijs – en in een toernooi na elke race. In sommige teams hebben ze daar specialisten voor, maar ik doe dat zelf met mijn slijpmachine. Zo moeilijk is dat niet, het duurt slechts een paar minuten.’

Een ander verschil met het langebaanschaatsen zijn de schoenen, legt Desmet uit. ‘Die staan hoger op het ijzer, zijn nog steviger – bijna zo hard als beton – en gaan tot boven onze enkels. Onze voeten moeten nog vaster zitten, omdat we in de bochten nog schuiner hangen. Slechts een viertal schoenmakers in de wereld kunnen die schoenen personaliseren, via een mal van je voet. Ik heb de mijne nu vijf jaar, maar dat is uitzonderlijk. Zo’n paar kost rond de tweeduizend euro, maar gelukkig gaan de meeste schoenen twee à drie seizoenen mee.’

hanne desmet
‘Op training in Canada heb ik veel vooruitgang geboekt.’ © Photo News

In tegenstelling tot in het langebaanschaatsen dragen shorttrackers ook twee pakken boven elkaar, die bovendien van kop tot teen ‘snijvrij’ zijn. ‘Het risico op snijwonden van de messen bij valpartijen is dan ook veel groter’, zegt Desmet. ‘Er bestaan strenge regels voor die pakken, met ‘snijvrije graden’. Vroeger was dat factor twee, nu al factor drie. Ondanks die bescherming zijn de pakken heel flexibel en kunnen we vrij bewegen. Uiteraard zijn onze handschoenen bestand tegen contact met scherpe ijzers. De kleurrijke carbon of plastic dopjes die we zelf op de vingertoppen lijmen vallen het meest op. Dankzij die dopjes glijden we in de bochten met onze handen beter over het ijs. Zonder dopjes zouden we veel meer haperen.’

Shorttrackers dragen ook een helm, langebaanschaatsers niet, behalve op de massastart. ‘Elke nationale ploeg heeft een andere leverancier, maar op zich verschillen de helmen weinig van elkaar. Het is niet zoals in het tijdrijden in het wielrennen, waar je, met het oog op de aerodynamica, alle soorten en maten ziet. Bij ons staat de veiligheid ook op dat vlak voorop. Onder die helm liet ik mijn paardenstaart vroeger wapperen, maar tegenwoordig, vooral voor de finales, doe ik mijn haar meestal in een knot. Dat is qua luchtweerstand het snelste, al bedraagt het verschil geen seconden, of tientallen honderdsten. Shorttrack is nog altijd racen, de beslissingen in een wedstrijd zijn véél doorslaggevender’, benadrukt Desmet.

47 kilometer per uur

Die beslissingen hangen af van onder meer de startvolgorde, van de binnenkant van de baan naar de buitenkant. ‘In de voorrondes van wereldbekermanches en kampioenschappen wordt die bepaald door de wereldranglijst. Na die eerste race gebeurt dat op basis van de neergezette tijd, tot en met de finale. Zeker op de 500 meter is de start cruciaal. Wie daar aan de binnenkant, het dichtst tegen de blokken, als eerste of tweede mag starten, zal bijna zeker in die positie de volgende bocht kunnen aansnijden. Na die eerste bocht heb je ook amper vier en een halve ronde om op te schuiven. Meteen de leiding nemen is dus een voordeel. Op de 1000 en de 1500 meter is de start minder belangrijk. Zeker op de langste afstand begint de race dikwijls traag zodat je zonder problemen naar voren kunt schaatsen. De snelheid ligt er ook een tikje lager: 45 kilometer per uur in rondes van 8 à 9 seconden. Op de 500 meter is dat zo’n halve seconde minder, of 47 kilometer per uur.’

Qua tactiek kan het, zeker op de twee langste nummers, vele kanten uit, zegt Desmet. ‘Je kunt je eigen plan volgen: achteraan beginnen en op het einde opschuiven. Of vooraan beginnen, maar het best in tweede of derde positie, want op kop rijden is lastig. Toch moet je vaak improviseren, afhankelijk van de manoeuvres van je tegenstanders. De kunst is om het juiste moment te kiezen om te beginnen inhalen. In races waarin vooraan hard wordt gebikkeld houd ik me dikwijls afzijdig om energie te sparen voor de finale. Gaat het traag, dan ga ik vroeger naar voren. Je moet ook goed de sterke en zwakke punten van je tegenstanders kunnen inschatten. Als iemand de kop neemt, weet ik meestal of zij dat kan volhouden. Indien niet, dan blijf ik volgen tot ze stilvalt.’

Een van Desmets grootste kwaliteiten is dat ze lang op kop kan schaatsen. ‘Al moet ik er dan wel op letten dat mijn lijnen in de bochten scherp en clean zijn. Niet te wijd, anders kan er iemand tussen kruipen, langs binnen. Ook in het inhalen heb ik dit seizoen veel vooruitgang geboekt. In Canada (sinds vorig jaar de nieuwe trainingslocatie van de Belgische shorttrackploeg, nvdr) hebben we daar veel op geoefend: aan de binnen- of buitenkant inhalen, vanuit alle mogelijke posities, vroeg of laat in de race. Vroeger kon ik niet zo goed binnendoor inhalen, omdat ik niet krap genoeg bochten kon nemen, maar na al die trainingen kan ik nu kiezen. Ik ben dus onvoorspelbaarder geworden en vind het zelfs leuk om die inhaalacties op onverwachte momenten te doen. Inhalen is dikwijls ook bluffen. In kleine gaatjes durven te duiken in de hoop dat anderen aan de kant gaan. Het is een kwestie van status en hiërarchie. Voor een topper maken de minder goede shorttrackers – bewust of onbewust – vlugger plaats.’

Loena Hendrickx, Bart Swings en Hanne Desmet: hoe België een wintersportland(je) geworden is

In de gaatjes duiken

Behalve het materiaal is er nog een groot verschil met het langebaanschaatsen. ‘Daar glijden ze continu in dezelfde houding, met dezelfde passen en in hetzelfde ritme over het ijs, terwijl wij voortdurend wisselen van snelheid’, vertelt Desmet. ‘Op de rechte stukken rechten we vaak de rug, maar in de bochten ‘gooien’ wij ons bovenlichaam horizontaal naar de grond en hangen we bijzonder schuin. Met onze linkerschoen – we schaatsen linksom – slechts een paar millimeter boven het ijs. Het ijs raken moet je wel vermijden, want dan is de kans op een val groot. Ik heb gelukkig heel smalle voeten en dus iets meer ruimte. Toch is het figuurlijk balanceren op een dunne koord. Je moet dus spelen met je zwaartepunt. De balans ook houden tussen de bewegingen van je voeten en je romp, die stabiel en laag moet blijven. In de combinatie en timing daarvan heb ik dit seizoen veel progressie gemaakt.’

Het is zelfs Desmets favoriete onderdeel van haar sport. ‘Het gevoel om zonder veel moeite op volle snelheid een bocht te nemen, de controle te bewaren en als het ware over het ijs te zweven is het summum. Het blijft wel een continue zoektocht naar perfectie. Vroeger had ik bijvoorbeeld de neiging om mijn linkerbeen iets te ver naar voren te plaatsen, net voor mijn zwaartepunt, waardoor ik minder kracht op die voet kon zetten en ik veel snelheid verloor. Het zijn soms maar halve centimeters, maar dat maakt het ook zo boeiend. Zeker omdat het ijs ook telkens anders is. Zitten er putten in, dan kun je bij een foute pas vallen, terwijl je op een mooie, gladde ijsbaan meestal alleen valt bij contact met een concurrent. Op slecht ijs schaats ik niet graag, maar het is wel in mijn voordeel aangezien het dan lastiger wordt en ik fysiek heel sterk ben.’

Voor dat fysieke aspect worden twee belangrijke spiergroepen gebruikt, zegt Desmet. ‘De rompspieren, die je bovenlichaam stabiel moeten houden, en vooral de bil- en dijspieren, die compleet kunnen verzuren omdat je in de bochten zo gebogen zit. Eén race afwerken valt wel mee, maar in een kampioenschap met meerdere wedstrijden over drie nummers wordt het op het einde moeilijker om nog explosief te versnellen. Toch zijn vooral de trainingen fysiek het zwaarst. Dan doe ik meerdere sets zonder veel rust ertussen om de lactaattolerantie te verbeteren. Het melkzuur spat dan uit mijn oren. Gelukkig heb ik een grote uithouding en kan ik veel training aan. Inspanningen van twee, drie minuten aan hoge hartslag liggen me het best, en die heb je het meest nodig in het shorttrack. In Canada train ik zelfs geregeld met de mannen. Hun topsnelheid kan ik niet aan, maar op vlak van uithouding hoef ik niet veel onder te doen.’

Desmets lichaam – 1 meter 60 voor 54 kilo – is dan ook gemaakt om de compacte, gebogen positie in de bochten aan te nemen, rap te switchen van staande naar de liggende houding en in kleine gaatjes te duiken. ‘Ook bij de mannen zijn sommige toppers niet veel groter dan ik, zoals de Zuid-Koreanen. Kracht per kilo is dan ook heel belangrijk in shorttrack. En hoe kleiner je je kunt maken, hoe minder de luchtweerstand. Al heb je ook uitzonderingen: Suzanne Schulting (Nederlandse topper, nvdr) meet 1 meter 70, mijn broer Stijn 1 meter 76. Nog groter is af te raden, want dat nadeel kun je niet compenseren.’

Hanne Desmet

Geboren op 26 oktober 1996 in Wilrijk.

Woont in Mechelen.

Begon met shorttrack op haar twaalfde.

Is de partner van de Amerikaanse ex-langbaanschaatser Joey Mantia.

Jonge broer Stijn is de beste Belgische shorttracker bij de mannen.

Palmares:

Brons op Olympische Winterspelen 2022 (1000 meter).

Zilver op WK 2021 (1000 meter).

Goud op EK 2023 en 2024 (1000 meter).

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content