Na Brazilië, Japan en tweemaal Portugal is België het vierde land van José Ilson Dos Santos, kortweg Tailson. De spits van Lokeren versleet tien clubs in evenveel jaar profvoetbal. Vierde en laatste aflevering in de reeks wereldwandelaars.

“In mijn jeugd leed ik soms honger. We kenden thuis veel moeilijkheden, want we hadden het toch niet al te breed”, vertelt Tailson (28), de topschutter van Lokeren, via tolk Filip De Wilde. “Mijn vader was metselaar en moest alleen instaan voor het financieel ondersteunen van ons gezin. Mijn moeder droeg als huisvrouw een grote verantwoordelijkheid : instaan voor de opvoeding van vijf zonen en een dochter. Geen gemakkelijke opgave, want we beschikten soms niet over elektriciteit en stromend water. Gelukkig overleefden we door het goede weer, onze positieve ingesteldheid en de huiswarmte die er heerste. Ik kom uit Nossa Signora da Gloria, een dorp in de provincie Sergipe, in het noordoosten van Brazilië. Niet meteen de meest florissante regio van ons land. We woonden net buiten de stad, dicht bij een bonenplantage. Mijn ouders hadden het vaak moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen. Het gebeurde wel eens dat we weken dezelfde kleren droegen. Maar echte armoede kenden we eigenlijk niet. Daarvoor zijn we als familie trouwens veel te trots. Bovendien konden we de rest van het jaar leven op de oogst van die zoete bonen ( grijnst).

“Al sinds mijn twaalfde trok ik met mijn vader mee naar zijn werk. Hard werken en geld verdienen was de boodschap. Ik was diender, moest alle materialen aanbrengen. Aan school werd er toen echt niet veel aandacht besteed. Veel van mijn vrienden, die vaak op straat vertoefden, lieten zich verleiden door de criminaliteit en kwamen in aanraking met drugs. Sommigen onder hen verblijven nu nog in de gevangenis. Ik ben daarvan gespaard gebleven. Het was mijn vader die er nauwgezet op toezag dat ik met dat milieu niet in aanraking kwam. Hij wilde dat ik een beter leven kon leiden dan hij. Daarvoor moest ik inspanningen leveren en opofferingen doen. Ik moest mijn eigen toekomst veiligstellen, nooit op kosten van anderen leven. Nu zijn mijn ouders heel fier op mij, want ik bezorg hen een goede oude dag.

“Op mijn twaalfde sloot ik me aan bij een club. Om vijf uur, na school, trainden we op straat, terwijl er op zondag altijd een wedstrijd geprogrammeerd stond. Maar aan een toekomst als profvoetballer dacht ik nooit. Ik zou mijn vader volgen in de bouwsector. Tot ik op mijn vijftiende door een scout van een tweedeklasser werd opgemerkt. Een unieke mogelijkheid om die droom waar te maken. Die stap zetten was dan ook niet moeilijk. Enig nadeel was dat ik niet thuis kon blijven wonen. Ik verbleef een jaar lang in het jeugdcentrum, zonder naar huis te gaan. De solidariteit en de vriendschap onder de spelers was er groot. Wie om tien uur ’s avonds niet binnen was, diende buiten te slapen. Bovendien dreigde de uitsluiting voor wie misbruik maakte van die strenge regels. Het was de risico’s van het andere leven niet waard. We kregen toen ook les, maar dat was echt basisonderwijs. Alles bleef beperkt tot het niveau lager onderwijs.

“Mijn grote voetbalidool was Zico, een klassevoetballer met flair en overzicht, maar ook een correct persoon buiten het veld. Ik keek op tv vol bewondering naar zijn goals, zijn techniek en balbehandeling. Net als hij was ik tot mijn achttiende een echt nummer tien, een offensieve middenvelder, geen spits. Soms werd ik voor mijn snelheid ook op de flank uitgespeeld. Maar omdat ik vlot scoorde, eens met goed gevolg een geblesseerde aanvaller verving en op de koop toe werd uitgeroepen tot man van de wedstrijd, bleef ik staan. Op die manier konden mijn balvastheid en kopspel nog beter worden aangewend.

“De eerste keer dat ik buiten Brazilië kwam, was op een toernooi met de nationale ploeg voor min-twintigjarigen in Saudi-Arabië. Omdat er in Brazilië niet veel geld te verdienen valt als profvoetballer, trok ik in 1999 naar Japan. Bij Gamba Osaka kreeg ik elf maanden de kans om mijn waarde te bewijzen. Omdat ik er dubbel zoveel verdiende als in Brazilië, kon ik een huis kopen voor mezelf en mijn ouders. Het is niet mijn bedoeling om te eindigen als een rijk man, maar om na mijn voetballoopbaan met mijn vrouw en drie dochters een rustig leventje te leiden.

“In Japan kreeg ik ook de kans om te spelen tegen Zico, toen aan de slag als speler-trainer bij Kashima Antlers. Ik krijg er nog rillingen van als ik eraan terugdenk. De communicatie was geen probleem. Ik beschikte over een tolk, die me de hele tijd volgde. Op de duur werd dat wel wat vervelend, want je was altijd en overal gebonden aan die persoon. Gelukkig vertoefden er ook veel Braziliaanse immigranten, waardoor we altijd konden rekenen op hulp.

“Het maakt me eigenlijk niet veel uit waar ik terechtkom, als ik maar een goed voorstel krijg en me voluit kan amuseren met het voetbal. Ik ben nu eenmaal een avonturier, die constant op zoek gaat naar nieuwe uitdagingen. Je moet maximaal profiteren van de kansen die je krijgt in het leven en altijd de top nastreven. Het is dan ook geen toeval dat ik al tien clubs versleet sinds ik prof werd. Voor ons is dat heel nor-maal.

“In 2000 kon ik naar het Portugese Sporting Braga. In het begin was het leuk : mooi weer, dezelfde taal en mentaliteit als in Brazilië. Alleen voetballend was er een serieus verschil : het ging er veel agressiever aan toe, de snelheid van uitvoering lag veel hoger dan in Japan. Ik wou er lange tijd blijven, maar Braga verkeerde in financiële problemen. Bovendien kampte mijn vrouw met heimwee. Sport Recife wist dat en haalde me terug naar Brazilië. Ik werd er topscorer met zestien doelpunten. Nadien voetbalde ik nog voor Botafogo en Paulista. Vorig jaar kreeg ik een telefoontje van de voorzitter van Sporting Braga in Portugal. Zijn club verkeerde in acuut degradatiegevaar en had nood aan een afwerker. Ik depanneerde, maar het werd opnieuw een teleurstelling. Waarom ? Daar wil ik liever niet meer op terugkomen.

“Begin dit seizoen sloot ik me aan bij Juventude, helemaal in het zuiden van Brazilië, in Caxias, dicht bij de Argentijnse grens. Daar wordt veel Europeser gevoetbald, gaat het er bijzonder hard aan toe. Maar toen mijn makelaar met Lokeren kwam aandraven, aarzelde ik geen moment. Ik kende jullie land helemaal niet, alleen via voetballers uit mijn Panini-boeken. België bevalt me wel : vriendelijke mensen en ( lacht) sóms goed weer. De werk- en leefomstandigheden zijn hier bijzonder goed. Jullie hebben een rijk land. Ik voel me hier thuis en zou graag blijven.

“Ik gebruik God als mijn gids. Hij zal ervoor zorgen welke richting mijn loopbaan uitgaat. Ik ben katholiek, maar draag geen kruisteken. Als ik in Brazilië ben, ga ik geregeld naar de kerk. De pater in mijn geboortestreek is trouwens een Belg. Ik dank God dagelijks voor al het mooie dat hij me al schonk. Het enige wat ik kan doen, is hard werken en nooit opgeven. De rest ligt in handen van God. Hij zal ook bepalen wat er na het voetbal met me gebeurt.”

door Frédéric Vanheule

‘Het is niet mijn bedoeling om te eindigen als een rijk man.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content