Geen sport boomt als padel: ‘Er is een bloeiend competitieleven in België’
Gewezen profspeelster An-Sophie Mestach ruilde tennis voor padel. ‘Het moeilijkste? Leren omgaan met het glas.’
Mondkapjes en aperitieven via Zoom zijn we bijna alweer vergeten, maar het coronafenomeen padel is wél overeind gebleven. Geen enkele sport boomt zo explosief. In 2017 waren 3137 Vlamingen lid van een padelclub. Vandaag zijn het er 86.178, en dan hebben we het alleen over recreanten die officiële competities spelen. De 86 padelveldjes in 2017 vallen in het niet bij de 1650 terreinen vandaag. En er zijn er nog een hoop in aanbouw: ondernemer Marc Coucke pompt via zijn investeringsmaatschappij Alychlo geld in de ontluikende sport.
Naast de razende hype bij de recreanten ontstaat er stilaan ook een profcircuit. Van 26 tot 30 april vindt in Tour & Taxis de tweede Brussels Padel Open plaats. Brussel is een Open 1000-toernooi, de categorie net onder de zes grote Masters-toernooien. De organisatie mikt op 50.000 toeschouwers, gespreid over vijf wedstrijddagen. Een van de Belgische deelnemers om naar uit te kijken is An-Sophie Mestach. De Antwerpse was een grote belofte in het tennis – in 2011 won ze de Australian Open bij de junioren. De grote doorbraak bleef uit en in 2019 hing Mestach haar racket aan de wilgen. Een jaar later ontdekte ze padel.
‘Het was zeker geen liefde op het eerste gezicht’, vertelt ze. ‘Voor iemand die gewend is te tennissen, kan een padelveld klein en beperkend voelen. Maar mijn man was er meteen weg van. Hij is volleyballer en had nog nooit een racketsport gedaan. In padel krijg je snel het gevoel dat je meekunt: het is een laagdrempelige, sociale sport. Bij mij duurde het langer om er plezier in te krijgen, maar nu ben ik helemaal verkocht.’
In padel krijg je snel het gevoel dat je meekunt: het is een laagdrempelige, sociale sport.
Is het een fundamenteel andere sport dan tennis?
An-Sophie Mestach: Tennis is qua techniek moeilijker om onder de knie te krijgen. Het is fysiek ook zwaarder, al moet je een padelmatch op topniveau zeker niet onderschatten. Ex-tennissers hebben het ook vaak lastig om te leren omgaan met de glazen wand rond het veld.
Het is een laagdrempelige sport, maar hoe word je goed? Waar maken de toppers het verschil?
Mestach: Met teamwork. Goed ingespeeld zijn met je partner, heldere communicatie en elkaar steunen wanneer het moeilijk gaat: dat bepaalt doorgaans wie wint of verliest. Aan de top moet je ook ‘coachbaar’ zijn. Bij padel mogen coaches na iedere kantwissel tactische richtlijnen geven. Een scherpe, verstandige coach is een stevige meerwaarde, al moeten de spelers het natuurlijk kunnen vertalen naar het terrein.
Hoe goed zijn de Belgen, internationaal bekeken?
Mestach: De nationale mannenploeg eindigde zesde op het WK. De vrouwen werden zelfs vierde. Een enorme stunt, want ons land telt amper één prof: Helena Wyckaert, mijn teamgenote op de Brussels Open. In Spaanssprekende landen is padel al twintig jaar een grote sport. Haast alle grote toernooien worden gewonnen door Spanjaarden of Argentijnen, die voorsprong inhalen valt niet mee. Van padel leven is alleen weggelegd voor de Spaanse en Argentijnse wereldtoppers, maar om aan die top te raken moet je wel trainen als een prof. Er is een bloeiend competitieleven in België, en als je ziet vanwaar we komen, dan doen we het geweldig. Maar dat een Belg de Brussels Open wint, is niet waarschijnlijk. Over een paar jaar zullen we een generatie Belgische padellers krijgen die opgegroeid is in de sport. Dat geeft hen een streep voor, al zal padel over tien jaar ongetwijfeld op een hoger niveau staan. De Premier Padel-tour is net van start gegaan, een internationale kalender van topwedstrijden. En het zou me niet verbazen als de sport binnen afzienbare tijd wordt opgenomen in het programma van de Olympische Spelen (er is sprake van Brisbane 2032, nvdr).