Game changers
Usain Bolt (32) wil na zijn roemrijke atletiekcarrière zijn bliksem nu ook op een voetbalveld doen inslaan, maar voorlopig wacht hij nog op een contract. De Jamaicaan is niet de eerste kampioen die zijn geluk in een andere sport zoekt. Velen gingen hem vooraf, met wisselend succes. Het verhaal van vijf bekende sporthoppers en hun volgelingen.
Jim Thorpe: atletiek – NFL
Mijnheer, u bent de waarlijk de grootste atleet ter wereld.’ Met dat compliment overhandigde de Zweedse koning Gustaf VJim Thorpe in 1912 de laurierkrans als winnaar van de tienkamp op de Olympische Spelen van Stockholm. Een week eerder had de 24-jarige Amerikaanse Hercules al de pentatlon gedomineerd, waarna hij ook nog de finales van het hoogspringen én het verspringen haalde.
Resultaten die het IOC, tot ieders verbazing, begin 1913 echter uit de tabellen schrapte. Een journalist had immers onthuld dat Thorpe de toen heilige amateurstatus geschonden had. In 1909 liet hij zich immers door een manager/cafébaas verleiden om baseball te spelen in een lagere liga, tegen een weekcontractje van 15 tot 25 dollar. Het kostte hem zijn olympische medailles, maar de Amerikaan van Indiaanse afkomst liet het niet aan zijn hart komen en tekende prompt een profcontract bij het baseballteam New York Giants. Dankzij zijn uitzonderlijk atletisch vermogen bouwde hij tegelijkertijd een lange carrière in het American football uit, als ster van de Canton Bulldogs tussen 1915 en 1922. Nog altijd wordt Thorpe beschouwd als een van de grootste Americanfootballspelers ooit.
Na de dood van zijn eerste zoontje ging het echter bergaf. Hercules verzeilde in steeds lagere reeksen en raakte verslaafd aan alcohol. In 1929, op zijn 41e, moest de Amerikaan afhaken als beroepssporter. Een reeks van twaalf stielen en dertien ongelukken volgde, als onder meer kindermonitor, fruitplukker en fabriekswachter. In 1953 stierf Thorpe op zijn 65e. Pas dertig jaar na zijn dood kregen zijn kinderen van het IOC de gouden medailles terug.
Zijn landgenoot Bob Hayes was dan al in zijn voetsporen getreden. The Bullet won als sprinter tussen 1962 en 1964 49 races op een rij, onder meer – met een nieuw wereldrecord – de olympische 100 meterfinale in Tokio 1964. Na zijn atletiekloopbaan zocht de donkere Amerikaan ook zijn heil in het American football. Met succes, want Hayes speelde in totaal elf seizoenen en won als enige olympische kampioen ooit de Super Bowl (in 1972 met de Dallas Cowboys). In 2002, op zijn 59e, overleed Hayes na nierfalen.
Minder bekend is dat die andere Amerikaanse atletiekvedette, Carl Lewis, in 1984 gedraft werd door diezelfde Dallas Cowboys, enkele maanden voor hij in Los Angeles vier olympische gouden medailles veroverde. Een NFL-carrière heeft Lewis echter nooit uitgebouwd. Dat deed landgenoot Renaldo Nehemiah, eind jaren zeventig/begin jaren tachtig wereldrecordhouder op de 110 meter horden, wél, met drie seizoenen bij de San Francisco 49’ers – inclusief Super Bowltitel in 1984, al was zijn aandeel daarin klein. In de jaren 2000 waagden ook sprinters Dwain Chambers en Justin Gatlin tijdens hun dopingschorsing hun kans bij NFL-teams, maar een contract kregen ze niet.
Mildred Didrikson: atletiek – golf
Ze was een superster avant la lettre, Mildred Didrikson. Door haar grote mond, charisma en onaantastbaar zelfvertrouwen, maar vooral door haar ongeëvenaarde polyvalentie. In 1932 kroonde de Amerikaanse zich in Los Angeles tot olympisch kampioene in het speerwerpen en het hordelopen, alleen in het hoogspringen verloor ze, wegens een omstreden diskwalificatie. Ze vestigde ook verscheidene wereldrecords, waarvan eens vier op één middag.
De duizendpoot Didrikson blonk daarnaast uit in – haal even adem – basketbal, baseball, biljart, bowlen, duiken, handbal, tennis, volleybal en zwemmen. Omdat ze in een baseballmatch voor mannen eens vijf homeruns sloeg, kreeg ze de bijnaam Babe, naar baseballlegende Babe Ruth. Het succesvolst was de Amerikaanse echter in het golf, de sport waarin ze op haar 36e prof werd. Ze leerde er ook haar man/ex-beroepsworstelaar George Zaharias kennen. In totaal won Didrikson-Zaharias 82 golftoernooien, waaronder tien majors. In 1945 kwalificeerde ze zich voor de eindtabel van de Los Angeles Open bij de mannen en overleefde ze zelfs de cut. In 1948 hield de Amerikaanse de LPGA, de vrouwelijke tegenhanger van het mannenprofcircuit, boven de doopvont.
Wonderwoman Didrikson-Zaharias stierf al op haar 54e, geveld door maagkanker. Associated Press riep haar zes keer uit tot sportvrouw van het jaar, én tot de grootste atlete van het eerste deel van de twintigste eeuw.
In een recenter verleden wisselden veel topatletes hun spikes voor de bobslee, omdat snelheid en explosiviteit er cruciaal is bij de start. Hanna Mariën is het bekendste Belgische voorbeeld, als lid van de gouden 4×100 meterploeg in Peking, waarna ze in de tweevrouwsbob als zesde finishte op de Winterspelen van 2014. Tweevoudig wereldkampioene op de 60 meter horden Lolo Jones werd er elfde, en Lauryn Williams, zilver op de olympische 100 meter in Athene en goud op de 4×100 meter in Londen, finishte zelfs als tweede. Eddie Eagan deed nog beter dan zijn latere vrouwelijke collega’s, als tot nu toe enige olympische kampioen op Zomer- én Winterspelen: in 1920 in het boksen bij de halfzwaargewichten en in 1932 in de viermansbob.
Eric Heiden: schaatsen – wielrennen
Niemand deed het Eric Heiden ooit voor en niemand zal het hem nog nadoen: als snelschaatser, in 1980 in Lake Placid, olympisch goud winnen op de 500, 1000, 1500, 5000 én 10.000 meter. Zijn laatste kunstje op het ijs, op zijn pas 22e, want het jaar erna richtte hij het Amerikaanse wielerteam 7-Eleven op en werd hij profrenner, weliswaar zonder spraakmakende resultaten. Al kroonde Heiden zich in 1985 tot nationaal kampioen en beëindigde hij, als 131e, de Giro. In 1986 reed de Amerikaan zijn eerste en laatste Tour, maar vijf dagen voor het einde moest hij na een val opgeven. Een jaar later studeerde Heiden al geneeskunde aan de unief van Stanford en reed hij zijn laatste race, een criterium in Dallas. Daarna werd hij een vermaard chirurg, en ook ploegdokter bij BMC.
Late roepingen als wielrenner zijn niet uitzonderlijk. Bekend zijn recentere voorbeelden van Greg Van Avermaet en de nieuwe wonderboy Remco Evenepoel, tot respectievelijk hun 18e en 17e keeper bij SK Beveren en middenvelder bij Anderlecht. Primoz Roglic dook tot op zijn 21e zelfs op twee latten van een schans, de discipline waarin hij met de Sloveense nationale ploeg de wereldtitel bij de junioren behaalde. Het is wel een fabeltje dat hij na een zware crash en de daaropvolgende revalidatie met wielrennen begon. Roglic was gewoon niet goed genoeg voor de top in het schansspringen en jumpte dan maar op de fiets, met een vierde plaats in de jongste Tour als voorlopig hoogtepunt.
Ook Rebecca Romero maakte met succes de overstap naar het wielrennen. In 2004 veroverde ze olympisch zilver in het roeien (vier zonder), en een jaar later ook goud op het WK. Door een rugblessure wisselde de Britse haar roeiriemen in voor de pistefiets en al op de Spelen van Peking behaalde ze goud in de individuele achtervolging, als eerste olympische medaillewinnares in twee verschillende sporten.
De Duitse Christa Luding-Rothenburger deed in 1988 nog straffer door in hetzélfde jaar goud te veroveren op de Winterspelen van Calgary (op de 1000 meter in het snelschaatsen), én op de Zomerspelen van Seoul, waar ze zilver behaalde op de sprint op de piste. De (omgekeerde) beweging van de Canadese Clara Hughes is al even straf: als wielrenster brons op de wegrit en in het tijdrijden op de Spelen van Atlanta 1996, waarna ze een nog betere snelschaatser werd met medailles op drie Winterspelen: brons op de 5000 meter in 2002, 2006 én 2010, op haar 37e.
De meest opmerkelijk switch van een ex-wielrenster/pistier was die van meervoudig olympisch en wereldkampioene sprint/keirin Victoria Pendleton. Nadat ze op de Spelen van 2012 met goud afscheid genomen had van de piste, ontpopte de Britse zich in 2015 op twaalf maanden tijd als een… jockey. Geen slechte zelfs: in maart 2016 won ze, op haar 36e, met haar paard Pacha Du Polder in Wincanton, en finishte ze vijfde in de bekende Foxhunter Chase in Cheltenham, voor heel wat mannelijke collega’s. Pendleton omschreef het als ‘de grootste verwezenlijking’ van haar leven.
Veel voldoening had die andere Britse olympische pistekampioen en Tour de Francewinnaar Bradley Wiggins niet van zijn tweede, kortstondige carrière. In juni 2017 kondigde hij aan dat hij als roeier de Spelen van Tokio wilde halen, maar op de national indoor championships in december raakte Wiggo niet verder dan een 21e plaats. Zijn roeidroom heeft hij intussen opgegeven, wegens ’te veel andere bezigheden’.
Michael Jordan: basketbal – baseball
Het was de verrassendste carrièremove in de sportgeschiedenis, toen superster Michael Jordan in oktober 1993, na drie NBA-titels op een rij, aankondigde dat hij zou stoppen met basketbal. De moord op zijn vader – zijn grootste mentor -, de verstikkende media-aandacht, de artikels over zijn gokverslaving, het werd hem te veel. Jordan vluchtte in het baseball, een eerbetoon aan zijn vader, die gehoopt had dat zijn zoon in die sport prof zou worden. Begin 1994 tekende MJ een contract bij de Major League Baseballclub Chicago White Sox. Dat leende hem uit aan de Birmingham Barons, een club in de Minor League, een kleinere competitie. Veel gensters sloeg Jordan er echter niet. Na een korte periode bij de Scottsdale Scorpions verspreidde His Royal Airness op 18 maart 1995 dan ook de legendarische korte boodschap: ‘ I’m back!‘ (in het basketbal). Dat seizoen werd Jordan met de Chicago Bulls vroegtijdig uitgeschakeld in de play-offs, maar van 1996 tot 1998 eiste hij zijn kroon weer op met drie opeenvolgende NBA-titels.
Minder bekend is de switch die een andere NBA-grootheid maakte: Wilt Chamberlain, de dominantste center ooit, goed voor vier MVP-titels, en nog altijd een NBA-record van 100 punten in één match. Logischerwijs opgenomen in de Basketball Hall of Fame, maar ook in de Volleyball Hall of Fame. Op het einde van zijn basketbalcarrière ging Chamberlain immers beachvolleyballen in Californië. Dat beviel hem zo dat hij in de late jaren zeventig een indoorleague opstartte, de International Volleyball Association. In 1978 werd de 2m16 grote Wilt the Stilt verkozen tot MVP van het All Star Game.
Een ex-basketbalspeelster, Marion Jones, werd dan weer een grootheid in de atletiek, door op haar 24e, op de Spelen van Sydney 2000, drie keer goud en tweemaal brons te veroveren – weliswaar (mede) door dopinggebruik. Jones was haar sportcarrière begonnen als spelverdeelster van de North Carolina in de NCAA-competitie, waar ze drie seizoenen speelde, tot 1997. Nadat de Amerikaanse wegens haar rol in het beruchte BALCO-dopingschandaal geschorst werd en zelfs een halfjaar in de gevangenis beland was, keerde ze terug naar haar oude liefde. In 2010 tekende Jones, op haar 34e en als moeder van drie kinderen, voor WNBA-club Tulsa Shock, waarvoor ze in 2010 en 2011 47 matchen speelde, zonder uit te blinken.
Luc Alphand: skiën – autosport
Als skiër winnaar van de algemene wereldbeker (1997), van de wereldbeker afdaling (1995, 1996, 1997) en van de super-G (1997). Alleen op het WK en de Olympische Spelen kon Luc Alphand nooit een titel veroveren. Na zijn beste seizoen (1997) stopte de toen 32-jarige skiër en richtte hij zich op de autosport. Hij begon in de Nissan Micra Stars Cup en nam van 2001 tot 2009 negen keer deel aan de 24 uren van Le Mans, met een zevende plaats, in 2006, als beste resultaat. Nog beter gedijde de Fransman in het zand, in de Dakar Rally, waar hij elf keer startte. In 2005 eindigde Alphand als tweede, in 2006 werd hij, in een Mitsubishi, de eerste ex-skiër die de beroemde woestijnrally op zijn naam schreef. Een jaar later finishte hij nog eens als tweede. In 2010 moest de Fransman stoppen als autopiloot, nadat hij bij een crash met een motor ernstige rugletsels opgelopen had.
Ook landgenoot en ex-doelman Fabien Barthez (Marseille, Monaco, Manchester United) deed het na zijn voetbalcarrière, die hij in 2006 stopte, niet onaardig achter het stuur. Hij werd onder meer kampioen in het Championnat de France FFSA GT, en reed drie keer de 24 uren van Le Mans, met een twaalfde stek in 2016 als beste uitslag. Collega-keeper Jerzy Dudek (Feyenoord, Liverpool, Real Madrid) werkte in 2014 een volledig seizoen in de Volkswagen Castrol Cup af, weliswaar als figurant. De Argentijnse ex-Wimbledonfinalist David Nalbandian dook na zijn tenniscarrière dan weer op in tal van Zuid-Amerikaanse rally’s (onder meer één manche van het WK).
Vooral ex-wielrenners (Tourwinnaars als Stephen Roche, Greg LeMond en Oscar Pereiro – na een korte passage als voetballer bij een Spaanse tweedeklasser -, en wereldkampioenen als Oscar Freire, Paolo Bettini, en nu Tom Boonen in onder meer de NASCAR Whelen Euro Serie) zochten na hun loopbaan een nieuwe kick op vier wielen, zonder veel resultaat. Alleen Sir Chris Hoy, zesvoudig olympisch pistekampioen op de piste, scheerde iets hogere toppen: in 2016 nam hij, als eerste ex-medaillist op de Zomerspelen, deel aan de 24 uren van Le Mans, goed voor een zeventiende plaats, en hij won enkele manches van de European Le Mans Series en het British GT Championship. Veel tragischer was het lot van ex- Parijs-Roubaixwinnaar Franco Ballerini, die als copiloot in 2010 omkwam bij een crash in een rally in Larciano. Of hoe sporthoppen ook levensgevaarlijk kan zijn.