FC Passendale
In Vlaanderen heeft zowat elke gemeente wel een voetbalclub. Sport/Voetbalmagazine trekt op ontdekkingstocht en houdt ergens halt.
Op een boogscheut van de militaire begraafplaats Tyne Cot Cemetary, in de kantine van vierdeprovincialer FC Passendale, voelt clubsecretaris Norbert Sioen (69) zich opgelucht omdat Wapenstilstand 2018 in aantocht is, de honderdste verjaardag van het eind van de Eerste Wereldoorlog. In 1917 was het West-Vlaamse dorp waar hij opgroeide het strijdtoneel van een belangrijke veldslag. Sindsdien is Passendale willens nillens verbonden met de ‘Groote Oorlog’. De voorbije vier jaar waren de ceremoniën in de buurt niet te tellen. Enkele weken geleden was er nog de honderdste verjaardag van de bevrijding van Passendale. Uit het niets scheerde zich toen een helikopter boven de Canadalaan en vloog die recht naar het centrum. Toen hij vlak bij de kerktoren was, dwarrelde vanuit die helikopter een vracht aan witte rozenblaadjes neer over de honderden mensen die zich verzameld hadden op het kerkplein. ‘Het was schoon,’ knikt Sioen, ‘maar nu wordt het tijd dat al die herdenkingen voorbij zijn.’
Toch zal WOI ook na 11 november alomtegenwoordig blijven in Passendale. Toen onlangs de Sterrestraat, waar FC Passendale speelt, opnieuw werd aangelegd, stond er constant iemand paraat van DOVO, de Dienst voor Opruiming en Vernietiging van Ontploffingstuigen. Het is een vast ritueel bij wegenwerken in de buurt. ‘Ze hebben hier weer een tiental schrapnels en obussen gevonden.’ Sioen vindt dat amper het vernoemen waard. Hij groeide letterlijk op tussen de granaten. ‘Als vroeger ons huiswerk gemaakt was, trokken mijn vrienden en ik naar buiten. Zeker als de boeren pas geploegd hadden, zag je ze goed liggen: die ijzeren scherven van ontplofte obussen. Die ruilden we bij de ijzerhandelaar voor wat zakgeld. Soms vonden we ook eens het ontstekingsmechanisme van een obus. Dat was een zwart of bruin buisje ter dikte van een potlood. Daarmee kon je je naam schrijven op de weg. En als je daar dan een vlammetje aanstak, schoot heel je naam in brand en stond die in het asfalt gebrand. Vree plezant.’
Een worstkaarting
Bij FC Passendale, sinds 1966 de opvolger van het verdwenen White Star Passendale, zijn er almaar minder mensen die nog zulke anekdotes kunnen vertellen. De vorige voorzitter hielp in de jaren negentig de kantine uitbreiden en in 2009 zorgde de gemeente nog voor een nieuwe zittribune die plaats biedt aan zo’n 140 man, ‘maar bij een doorsneematch halen we maar zo’n 30 betalende toeschouwers meer. Grote sponsors zijn er ook al niet. Onlangs vond hier in de kantine een demonstratie plaats van matrassen en dekens. De man die dat deed, betaalde een som per koppel dat kwam kijken, met een maximum van 620 euro. Al zulke zaken organiseren we om te overleven. Eigenlijk moesten wij al lang gespeeld hebben met op onze borst reclame van de kaasmakerij van Passendale, maar échte sponsoring is er uit die hoek nooit gekomen. We krijgen wel soms blokjes kaas om bij de aperitief te serveren als we hier op het eind van het seizoen een varken aan ’t spit geven en vroeger deden we hier bijvoorbeeld ook een kaaskaarting; dan kon je voor vijf euro vier kaarten kopen en daarmee manillen. De winnaar van de avond kreeg een pakje met zes sneden kaas. Maar op den duur moesten we in de kaasmakerij zelfs dat pakje betalen. Dus hebben we er maar een worstkaarting van gemaakt. Wie nu wint, ontvangt een bon waarmee hij bij de slager twee braadworsten krijgt. We hebben dus met die kaasfabriek niks te maken. Toch blijven tegenstanders ons ‘de kaasboeren’ noemen. Wanneer een van onze spelers een fout maakt en een fan van de tegenpartij vindt dat daar een kaart moet voor komen, roept zo’n supporter naar de scheidsrechter: ‘Geef die een schelle kaas!’