Ex-volleybalcoach Dominique Baeyens: ‘Veel Belgische clubs zitten in een opwaartse spiraal, de BeNe Conference zal dat nog versnellen’
![](https://img.static-rmg.be/a/view/q75/w962/h503/f74.68,49.12/7037131/belgaimage-60853831-jpg.jpg)
Hoe staat het met het Belgische volleybal bij het begin van de BeNe Conference, de nieuwe gemengde competitie met clubs uit België en Nederland? Ex-topcoach Dominique Baeyens (68) analyseert.
Na een rijke carrière als coach, van onder meer Knack Roeselare en de nationale mannenploeg, en na negen jaar aan het hoofd te hebben gestaan van de Topsportschool Volleybal in Vilvoorde, ging Dominique Baeyens in juli 2021 met pensioen.
‘Omdat ik al bezig was met andere zaken, zoals een fitness voor zestigplussers, was ik van plan om grotendeels uit het volleybal te stappen’, vertelt de Wambekenaar.
‘Tot ik gevraagd werd om cocommentaar te geven bij de uitzendingen van de play-offs. Dat ging me heel goed af, en zo werd ik weer in de volleybalwereld gezogen. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan, hè.’
Vier jaar later is Baeyens nog altijd de vaste cocommentator op Sporza en de betaalzenders bij de uitzendingen van livewedstrijden. En is hij met de eveneens gepensioneerde Marc Willems, ex-Sporzajournalist, de cohost van de podcast Tweemansblok.
‘We spreken met bekende mensen uit het volleybal, maar ook met BV’s die een sterke link hebben met de sport: Kris Wauters van Clouseau, die een groot volleybalfan is, programmamaker Arnout Hauben, wiens dochter in de Topsportschool zit, en we hopen binnenkort Pommelien Thijs te strikken, want zij heeft in haar jeugd volleybal gespeeld.’
‘De Nederlandse teams zullen zich ook dubbelplooien om de op papier sterkere Belgische teams te kloppen.’
Naast presentaties over teamwork geven voor bedrijven en tijd doorbrengen met zijn vier kleinkinderen – ‘meer dan vroeger met mijn kinderen’, geeft hij toe – zijn de dagen van Baeyens goed gevuld. Hij amuseert zich kostelijk, en hoewel hij soms de verslavende adrenaline mist, sluit hij een terugkeer als coach ook uit. ‘Ik zou het niet meer kunnen opbrengen.’
Baeyens is wel de geschikte man om zijn licht te laten schijnen op de nieuwe BeNe Conference, een gemengde landencompetitie tussen de vier beste ploegen uit de reguliere competities van België en Nederland. Hij juicht het initiatief toe: ‘Zal het alle problemen oplossen? Nee, maar onze competitie had een nieuwe injectie nodig. De toeschouwersaantallen zijn sinds de coronapandemie duidelijk gedaald. Een BeNe Conference, tegen nieuwe ploegen, kan meer volk lokken en – zoals we de voorbije weken al hebben gezien – ook meer strijd opleveren om bij de top vier te eindigen (goed voor een ticket tot de BeNe Conference, nvdr).
‘Clubs en spelers kijken ernaar uit en het levert meer matchen op van hogere kwaliteit. Dat blijft de essentie. Positief is ook dat er één match per weekend op Telenet Play Sports én op Proximus Pick Sports wordt uitgezonden, terwijl de wedstrijden van de Lotto Volley League dit seizoen alleen op Proximus te zien waren.’
De Nederlandse clubs halen niet het niveau van de Belgische. Biedt zo’n gemengde landencompetitie dan een meerwaarde?
Dominique Baeyens: Verkijk je niet op het niveau in Nederland. Lycurgus Groningen domineert en daaronder zijn veel clubs aan elkaar gewaagd. De ontmoetingen met Groningen zullen voor élk Belgisch team interessant zijn. Tegen de nummer twee uit Nederland, Orion Stars uit Doetinchem, won Roeselare onlangs de eerste BeNe Cup, met 3-1. Het hoefde niet door te duwen, maar het was een goede match. De derde of vierde Belgische ploeg zal Orion Stars niet zomaar opzijzetten.
De Nederlandse teams zullen zich ook dubbelplooien om de op papier sterkere Belgische teams te kloppen. Zij waren ook vragende partij voor een gemengde competitie. Zij denken dat de BeNe Conference meer en grotere sponsors kan opleveren.
Dat ontbreekt nu nog: een naamsponsor voor de competitie.
Baeyens: Die zou er binnen de eerste twee jaar toch moeten komen, om het project genoeg financiële zuurstof te geven. Ook een eventueel sterk competitief onevenwicht mag niet blijven duren, want dan zal de nieuwigheid die nu meer volleybalfans zal aantrekken, rap verdwijnen. Maar ik vind dat je het format een kans moet geven. Na enkele jaren kun je analyseren.
Puur sportief heeft de Lotto Volley League meer afwisseling nodig. In 1994 was u coach van Zellik, toen die club in de hoogste klasse van het mannenvolleybal de titel veroverde. Sindsdien, dus al dértig jaar lang, zijn Maaseik of Roeselare kampioen geworden.
Baeyens: Als het niveau hoog is, hoeft dat op zich geen groot probleem te zijn. De play-offfinale van vorig seizoen (die Roeselare met 3-2 won, nvdr) was pure reclame voor het volleybal. De zalen zaten telkens vol. Maar meer afwisseling in de aanloop naar de finale mag wel.
U haalde het al aan: achter koploper Roeselare hebben Achel, Aalst, Maaseik, Menen en Leuven fel gevochten voor een plaats in de top vier en een ticket voor de BeNe Conference. Is er een nivellering naar boven of naar onderen?
Baeyens: Ja, naar boven. Vooral omdat andere clubs stappen zetten qua trainingsvolume en omkadering. Coach Jan Vanvenckenray heeft bij Achel bijvoorbeeld een grote professionalisering doorgevoerd. Met de focus op jonge Belgische spelers, zoals Jippe Schroeven. Ik hoor dat Achel ook zal investeren in een betere accommodatie. Ook Menen en Aalst hebben dat gedaan. Zelfs BRABO Antwerp, dat dit seizoen onderaan bengelde, zal zich de komende jaren rap ontwikkelen. Veel Belgische clubs zitten in een opwaartse spiraal. Een BeNe Conference zal dat nog meer versnellen.
Knack Roeselare blijft wel dominant, met vier titels in de laatste vier seizoenen. Hoe nam het de bovenhand op Greenyard Maaseik?
Baeyens: De belangrijkste reden is stabiliteit. De coach, Steven Vanmedegael, is al zeven seizoenen dezelfde. En ook de kern met Stijn D’Hulst, Matthijs Verhanneman, Pieter Coolman, Dennis Deroey en Seppe Rotty speelt al jaren samen. In tegenstelling tot bij Maaseik, waar er een groter verloop is van coaches en spelers. Anderzijds zal Roeselare op tijd aan de wissel van de wacht moeten denken. Van de kernspelers die ik net opnoemde is alleen Rotty niet ruim de dertig gepasseerd. Spelers draaien tegenwoordig langer mee, maar D’Hulst en co. zullen ook geen vijf jaar meer aan de top staan.
Op clubniveau haalden Zellik en Maaseik in de jaren negentig elk drie keer de final four van de Champions League, Roeselare won in 2002 zelfs de CEV Cup. Ondanks een nieuwe finale voor Knack in de CEV Cup, in 2023, is de Europese top in de Champions League de laatste jaren onhaalbaar geworden. Heeft dat met budget te maken?
Baeyens: Ja, twintig jaar geleden hadden Maaseik en Roeselare, inflatie meegerekend, een groter budget dan nu. Terwijl de budgetten in volleyballanden als Italië, Polen, Rusland, en de laatste jaren ook Turkije sterk zijn gestegen – tot het vier-, vijfvoudige van de budgetten van Maaseik en Roeselare. De tijd dat zij Europese topspelers konden aantrekken, is voorbij. Dan is het heel moeilijk om in de Champions League ver te raken. Je moet al een witte merel binnenhalen én geluk hebben bij de loting om de groepsfase te overleven. Anderzijds kan België nog altijd twee teams afvaardigen naar de Champions League en slaan Maaseik en Roeselare er geen mal figuur. Met de beschikbare middelen werken ze dus goed.
‘De tijd dat Maaseik en Roeselare Europese topspelers konden aantrekken, is voorbij. Dan is het heel moeilijk om in de Champions League ver te raken.’
Waarom zijn de budgetten van onze Belgische topclubs gezakt?
Baeyens: Door een combinatie van factoren: de economische conjunctuur, waarbij bedrijven tegenwoordig drie keer een euro omdraaien vooraleer ze een club sponsoren – al geldt dat ook voor andere sporten. Plus de kleinere mediabelangstelling voor clubvolleybal in België, zowel in de schrijvende pers als op tv. Gepaard ook aan de mindere prestaties op Europees vlak, want toen Roeselare in 2023 de finale van de CEV Cup haalde, was er wel een opstoot van media-aandacht.
De nationale jeugdteams kunnen op internationaal vlak wel wedijveren met de top: de Young Yellow Tigers behaalden in 2024 brons op het EK U20 en de U19-ploeg veroverde zilver. Bij de jongens stootte het U17-team door tot de kwartfinale van het WK en de U19 miste nipt de final four op het EK. Wat is de verklaring daarvoor?
Baeyens: Vroeger stonden de clubs vaak lijnrecht tegenover de federatie. Clubs stonden bijvoorbeeld hun beste jeugdspelers niet graag af voor stages of toernooien van nationale selecties, zeker als die talenten al deel uitmaakten van de A-kern. Als directeur van de Topsportschool in Vilvoorde heb ik daarom sterk ingezet op een nauwere samenwerking tussen alle partijen. Dat werpt zijn vruchten af.
Bovendien focussen de clubs nu meer op hun jeugdopleiding, gesteund door de federatie. Ook de interactie met de Topsportschool verloopt beter. Een mooi voorbeeld: Mathijs Desmet kwam uit de jeugdopleiding van Knack Roeselare, ging naar de Topsportschool, en keerde toen hij afgestudeerd was terug naar Roeselare. Intussen speelt hij in Polen. Ook andere toppers als Ferre Reggers, Wout D’Heer, Seppe Rotty, Simon Plaskie en Tijmen Bus werden opgeleid in de Topsportschool.
Die talentvolle jonge generaties beloven veel goeds voor de Red Dragons en de Yellow Tigers. De Dragons misten al op een haar na de kwalificatie voor de Olympische Spelen van Parijs. Kunnen beide nationale ploegen zich wel plaatsen voor de Spelen van Los Angeles in 2028?
Baeyens: Daar ben ik van overtuigd. De mannen hebben het voordeel dat ze op de positie van hoofdaanvaller met Ferre Reggers over een toptalent beschikken dat véél landen ons benijden. Hij is pas 20, kan nog veel progressie boeken, maar speelt nu al de pannen van het dak bij Milaan.
Ook als back-uphoofdaanvaller zitten de Dragons goed met Basil Dermaux: pas 22 en een steunpilaar bij Knack Roeselare. Met andere jonge twintigers als Desmet, D’Heer, Rotty en Plaskie ligt de gemiddelde leeftijd van de Dragons veel lager dan bij andere Europese toplanden. De meer ervaren Stijn D’Hulst en Sam Deroo willen zich bovendien blijven engageren, waardoor ook de mix van ervaring met jong talent goed zit.
Bij de vrouwen hebben we met Silke Van Avermaet en Britt Herbots twee toppers van 25 jaar. Anna Koulberg en Nathalie Lemmens spelen op hun 20e en 19e al in Duitsland. En in eigen land zijn ook zeventienjarigen als Liese Verhelst en Tea Radovic veelbelovend. Wel jammer dat de U21-ploeg niet naar het WK in Indonesië kan reizen, door financiële problemen bij de Vlaamse volleybalbond.
‘De mannen beschikken op de positie van hoofdaanvaller met Ferre Reggers over een toptalent dat véél landen ons benijden.’
De kwalificatieprocedure voor de Spelen van LA 2028 is veranderd. Welke impact zal dat hebben?
Baeyens: De olympische kwalificatietoernooien zijn afgeschaft. Voortaan telt alleen de positie op de wereldranking. En dus moeten de Dragons en de Tigers hoger klimmen dan hun huidige plaats: zestiende en veertiende. Goed presteren op het EK, het WK – zowel de Dragons als de Tigers zijn gekwalificeerd voor de komende edities in 2025 – en in de Volleyball Nations League – waarvoor de vrouwen al een ticket hebben, maar de mannen nog niet – wordt cruciaal. Dan moet je minstens de poulefase op die toernooien overleven. Maar met deze jonge talenten is het zeker mogelijk.
De BeNE Conference: de formule
De beste vier teams van elk land kwalificeerden zich voor de BeNe Conference, die dit weekend van start gaat. In België gingen de vier tickets naar Knack Roeselare, Lindemans Aalst, Volley Haasrode Leuven en Tectum Achel. In Nederland waren dat Draisma Dynamo, PDK Huizen, Orion Stars en Nova Tech Lycurgus.
Zij spelen uit en thuis tegen het Nederlandse top vier. Na afloop van die acht speeldagen is de eerste BeNE kampioen bekend. Vervolgens beginnen nog nationale play-offs, die de nationale kampioenen aanduiden.
De volledige kalender van de BeNe Conference: https://lottovolleyleague.be/nl/kalender-liga-heren
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier