‘Die sfeer, geen hekken, het volk dicht op het veld : dit is het échte voetbal.’ Yves Makabu Ma-Kalambay, Bob Peeters en Nico Vaesen voetballen in Londen.
Zeggen dat Londen in de paasdagen vanwege de terreurdreiging een belegerde stad lijkt, is de waarheid geweld aandoen. Maar wie goed oplet, merkt toch dat openbare plaatsen als Waterloo of Victoria station, en de diverse metrostations en perrons uitermate discreet maar nauwgezet in de gaten worden gehouden. Camera’s alom en alerte ogen van opvallend veel veiligheidsmensen spieden voortdurend tassen, vuilbakken en gezichten af. Geregeld weerklinken via de public adress mededelingen dat bagage die zomaar ergens wordt achtergelaten, onherroepelijk verwijderd én vernietigd zal worden. Hotels hebben meer dan anders veiligheidsmensen in de lobby rondlopen. Waakzaamheid is hier troef, op een moment dat de val van Saddam zijn eerste verjaardag viert en het geweld in Irak in alle hevigheid weer oplaait.
Maar, terreurdreiging of niet, life goes on en in de stad wordt op straat dan ook her en der nagekaart over de voorbije Arsenal – Chelsea. Claudio Ranieri, al een heel jaar pispaal in de kranten, wordt plots heilig verklaard. Zo gaat dat hier in een land waar voetbal het belangrijkste in veel levens lijkt. De ochtendtraining van de Chelski Blues verloopt euforisch en chaotisch en in plaats van die avond in Woking, een voorstad van Londen, tegen de reserven van Fulham te moeten aantreden, krijgen Crespo, Mutu, Geremi en maats een avondje vrijaf.
Wie daar niet van kan genieten, is de 18-jarige Yves Makabu Ma-Kalambay. Iets over vijf meldt hij zich in Woking, dat gegeseld wordt door voorjaarsbuien. “Hoe spreek je die naam uit ?”, komt het twaalfjarige speakertje, netjes in schooloutfit met das, ons vragen. Even later verkracht hij bij de presentatie van de spelers aan het 500 man sterke publiek toch de naam van de Belgische keeper, die in het daaropvolgende anderhalf uur welgeteld twee ballen in zijn richting ziet komen. Chelsea II wint comfortabel van de stadsgenoot met 0-3.
Ma-Kalambay, indrukwekkend met zijn 1 meter 96, is een Congolees jeugdproduct van Anderlecht. Zoals Vincent Kompany, zoals Anthony Vanden Borre. “Op een dag zei Vincent tegen de trainer : ‘Doe jij maar op, als ik zeventien ben, ben ik beroemd, speel ik in de A-ploeg en ben ik international.’ Waarop Anthony antwoordde : ‘Jij op je zeventiende ? Ik op mijn zéstiende !’ Floribert, het jongere broertje van Junior, deed er nog een schep bovenop : ‘Ik speel dan al bij Real. ‘ Hij vergiste zich en zit nu bij Manchester United. Ik kon uiteraard niet onderdoen en zei : ‘Ik ? Eh, ik ga voor Chelsea voetballen.’ Grootspraak van jonge tieners uiteraard, maar zie ons nu allemaal bezig (grijnst).”
Voor we hem een dag later op Stamford Bridge kunnen interviewen, brengen we eerst een bezoekje aan Bromley, waar Bob Peeters huist. Net terug van twee avondjes Champions League als commentator voor de VRT en als voetballer technisch werkloos. De kwalificatie van zijn club Milwall voor de finale van de FA Cup woonde hij bij op krukken. Een gipsen poot belet hem niet auto te rijden. Alsof hij hier al jaren rondtoert, stort hij zich zonder veel omhaal in het drukke verkeer dat ophoopt rond de Glades, het grote overdekte winkelparadijs.
Zijn speelkansen in de Cup Final ? “Ik hóóp”, lacht Peeters. De enkel mag bijna uit het gips en dan is het werken aan de revalidatie. Veel logischer lijkt mikken op volgend seizoen, maar Bob Peeters houdt graag alle opties open. Het werd een zwaar eerste jaar voor hem bij Milwall, een ambitieuze tweedeklasser die nu al zeker is van deelname aan de Uefabeker, maar straks nog wil promoveren naar de Premier League. De aanpassing verliep met ups en downs, vooral het lichaam wilde niet altijd mee. “De start was goed, maar daarna kreeg ik last van een verrekking hier, een probleempje daar. Mijn enkel zat vast en ik ging anders lopen om dat te compenseren. Uiteindelijk bleek een operatie onvermijdelijk.”
Hij is niet de enige die zijn wonden likt. Peeters : “Ik hoor het Hugo Camps graag zeggen op RTL 5 : ‘Ze gaan het enige heilige uit het Engelse voetbal, die week met kerst en nieuw, weghalen door ze een week rust te geven.’ De jongens zijn allemaal kapot. Lange busreizen, een hels ritme, in het paasweekend nog twee matchen in drie dagen. Ik de enkel, twee jongens kruisbanden, nu de knie van de kapitein… PhilippeAlbert constateerde het ook na vier jaar Engeland : ‘Ik ben versleten’.”
Bij de plaatselijke Italiaan eet hij geen pasta, maar slaatjes. Zegt onder de indruk te zijn van het professionalisme bij Milwall. “Dat beeld van de Engelse voetballer, dat hij zuipt en vet is, klopt niet. Ik heb nog nooit zo op mijn eten moeten letten als hier. Op zaterdag gaan ze na de match de pub in en ’s zondags misschien ook nog, maar tijdens de week is het niks anders dan water en sla. Sla met vis, sla met kip…”
De tijdelijke onbeschikbaarheid vangt hij op met werken aan het bovenlichaam en dat moest, merkte hij hier. “Ik meet 1 meter 96 en weeg 88 kilo, maar werd hier gewoon weggeblazen. Mornar kreeg na zijn overstap veel kritiek omdat hij altijd valt. Ik ook : foot 5 pussy noemden ze me hier. In Holland fluiten ze alles, hier niks. Na een paar wedstrijden heb je dat door en ga je in het verweer. Gevolg : na veertien matchen vijf gele kaarten en geschorst (lacht). Op een dag stond er in de kleedkamer op mijn plaats een skelet, met mijn kleren aan. Mornar dacht dat hij kon doorgaan zoals op Anderlecht, maar weet intussen beter. ‘Mijn schenen zien elke week blauw’, jammerde Strupar. Arsenal – Chelsea gezien ? Zidane, vroeg Carl Huybrechts mij, zou die daar geen lijn in krijgen ? Zidane fretten die mannen gewoon op.”
Het publiek wil dat ook, zegt Peeters. “Je mag een bal verliezen of buitentrappen, maar o wee als je niet in duel gaat. Dan fluiten ze je uit. Van de tien duels won ik er in Holland of België acht à negen. Hier met wat geluk drie. De verdedigers hebben vaseline aan de wenkbrauwen en een neus op half zeven. Ben je daar bang van, dan hoor je vanaf de kant : ‘ Fucking get in it, you fucking pussy !‘ Ik dacht dat ik een sterke jongen was, maar eh… Die mannekes van 1 meter 65 steken hier in de gym honderd kilo boven het hoofd. Ik stond daar met mijn vijfenveertig kilootjes… Ze lachten me gewoon uit.”
En toch betreurt hij de overstap niet. Met de taal lukt het inmiddels vlot. “Ik kende vrij behoorlijk Engels, maar voetbaltaal is nog wat anders. Jan Ceulemans vraagt zich nog steeds af wat het zou geweest zijn in Milaan. Ik wil me dat nooit kunnen afvragen. Zes jaar trok ik redelijk mijn streng in Nederland en nu hoop ik me hier ook een paar jaar door te zetten. Toen ik naar hier kwam, zegden ze allemaal : tweede klasse, wat gaat hij daar nu doen ? Wel, ons mannen spelen in België topvijf in eerste klasse. Zeker weten. Op het moment dat ik moest beslissen, dacht ik ook : het is een stap terug, maar liever in de First Division bij een ploeg aan de top, dan ergens anders, misschien in eerste, bij een ploeg waar het vechten is tegen de degradatie.”
De ploeg staat financieel sterk, dankzij een rijke voorzitter. “Een Griek. Toen het de voorgaande jaren wat minder liep, paste die gewoon de tekorten bij. Die mannen zijn hier ook wel effectief de baas. Ik wilde mijn operatie in België laten uitvoeren, maar hij eiste dat ik hier bleef. Anderzijds was het wel af : ik ben geopereerd in Saint Johns, waar alle beroemdheden bevallen. Het leek eerder op een hotel, met vast tapijt in de gangen en een cateringdienst, menukaarten voor elke maaltijd… Alles top, ook de chirurgen, dat moet serieus wat gekost hebben.”
Neen, dan zijn ze in Bormley iets stuurser. Een verzoek om in een pub een foto te mogen nemen, stuit kortaf op een njet. En de fotograaf krijgt flink op zijn flikker als hij de zak van een biljarter even uit de weg verplaatst. Geen pussy’s, die voorstedelingen.
Het water gutst over onze hoofden als we een uur later uit de underground stappen in het station van Fulham Broadway. Stamford Bridge ligt een goeie tweehonderd meter verder, maar we zijn doornat voor we Yves Makabu Ma-Kalambay terugvinden. Ook hier aan de ingang diverse veiligheidsmensen. De Belg maakt het bezoek van een school giechelende teenagers onvergetelijk door de bakvissen te omarmen en hen zijn muts te schenken. Hij weet hoe belangrijk supporters zijn. “Ooit stond ik aan het oefenveld van Anderlecht aan te schuiven voor een handtekening, en sommige mannen liepen ons gewoon voorbij. Dat wil ik niemand aandoen.”
In de lobby zitten zijn fans. Een jong meisje draagt een Chelseashirt met zijn naam op de rug. Nummer vijftig. “Ik kon kiezen tussen 99 en 50, maar omdat Vitor Baia al 99 draagt, ging ik voor 50.” Is het moeilijk om kalm te blijven bij de idolatrie die hem hier overvalt ? “In het begin wel. Fans bespringen je geregeld. Lauren, dat meisje hier, sprak me op de eerste dag al aan, maar ik verstond haar niet eens. Bij interviews moest ik ook altijd zeggen waar ik vandaan kwam. Dat vond ik een beetje gênant. Aanvankelijk hield ik afstand, de media hadden mijn biografie en moesten het daarmee stellen. Journalisten vinden dat een mooi verhaal, iemand die nergens wat bewees en toch in die A-kern zit.”
Hello ! Are you there ? Qua ringtone heeft zijn Eriksson geen gelijke. Coole zaktelefoon, zoals zijn eigenaar. Zijn verhaal past in een sprookje. “Ik ben geboren in Jette en groeide op in Brussel, in de buurt van Vincent. Toen ik zeven was, sloot ik me aan bij Anderlecht. Onze ouders zochten iets om ons na school van straat te houden en Vincent, die er een jaar voor ons was, raadde ons voetbal aan.”
Van aanvaller werd hij middenvelder en daarna keeper. “Terwijl de keepers specifieke training kregen, moesten de veldspelers afwerken op doel. Wie scoorde, moest onder de lat. Ik begon als spits, kon goed schieten en scoorde gemakkelijk. In doel amuseerde ik me, dook naar de ballen en na vijftien minuten training had nog steeds niemand een goal gemaakt. Op het einde van die training kwam de trainer, Albert Martens, me vragen of ik zin had om keeper te worden. Nee, dat was echt eenmalig, voor de fun. Maar hij zag het anders en ’s anderendaags moest ik onder de lat. Gevolg : ik ben twee dagen niet komen trainen en het heeft maanden geduurd voor ik overtuigd was. De anderen zegden altijd jaloers : jij hebt geluk, jij moet niet lopen. Maar in de winter stond ik wel te bibberen van de kou. Zij dronken iets fris tijdens de rust, ik thee om warm te krijgen. Als we met Anderlecht een match speelden, had iedereen de goals van Vincent gezien, maar niemand mij.”
Na één jaar wilde hij ermee kappen. “Maar toen ging ik me interesseren voor de keepers in de A-ploegen. Gilbert Bodart werd mijn voorbeeld. Op een dag zag ik Schmeichel tekeergaan tegen zijn ploegmaats. Dat vond ik niet kunnen, maar het bracht me op ideeën (grijnst). De trainer liet dat toe, omdat hij merkte dat ik me voor mijn job begon te interesseren. Zo ben ik het geleidelijk als een ‘job’ gaan zien. Een jaar later zat ik al bij PSV en nog eens drie jaar later na een test hier. Niemand geloofde dat ik op mijn zeventiende al bij Chelsea kon slagen, men dacht dat ik na een maand weer in Brussel zou staan. Maar hier droomde ik dus al van mijn dertiende van. Chelsea, dat zijn toch ook maar voetballers, een doel en ik die ballen moet pakken.”
Buiten haasten de sterren van Roman Abramovitch zich door de regen. De Chelsea-boss komt geregeld de trainingen bekijken. “Hij weet wie ik ben. Zijn Engels wordt ook beter en beter, hij kan al zinnetjes maken.”
Plots schuift een Bentley traag naar de uitgang. Marcel Desailly. De Franse wereld- en Europees kampioen heeft goed geboerd. Ma-Kalambay heeft veel aan hem. “Desailly zei me letterlijk toen ik wachtte op het verdict van mijn test : ‘Als Chelsea je niet koopt, koop ik je, want je hebt talent.’ Melchiot voegde er lachend aan toe : ‘Als hij niet genoeg heeft, leg ik wel bij.’ Marcel werd een soort papa : als ik me eenzaam voelde, pikte hij me op en gingen we samen wat eten.” Intussen is de eenzaamheid veel minder, hij spreekt vlot Engels en zijn oudere broer kreeg in Londen een baantje als veiligheidsagent.
Net als Bob Peeters kreeg ook Ma-Kalambay fysieke problemen. Door een stom toeval. “Ik trainde één maand goed mee met de A-kern, maar mocht nog niet spelen omdat PSV me niet vrijgaf, toen ze me op een zondag naar de -19-jarigen stuurden. Tien minuten voor het einde van de training kwam ik roepend uit de goal om een bal te pakken. Ik vergat mijn knie op te heffen als bescherming. Was er toch wel een knul die met de voet vooruit tegen me inging… Hij trof de knie vol. Kruisbanden geraakt, op het randje van de operatie. Chelsea liet direct een psycholoog aanrukken om me te begeleiden. Zeventien jaar, en na één maand Londen zo’n blessure, ze vreesden het ergste.”
Maar hij overleefde, liet de natuur het herstel doen, en vocht terug. “Vier maanden ver-loor ik maar. Maar veel erger : ik verloor ook mijn plaats bij de A’s én bij de reserven, moest naar de -19-jarigen. Un choc. Maar dan kennen ze Yves niet goed. Ik werd eerste keeper in die ploeg, ben intussen weer eerste keeper van de reserven en mag alweer drie maanden meetrainen met de A-kern. De kers op de taart was een plaats op de bank tegen Bolton. Ik heb nu meegemaakt hoe het is in zo’n stadion en hoe die mannen zich op een wedstrijd voorbereiden. De volgende stap is de concurrentie voor de A-ploeg aangaan. Ik geloof in mezelf, ja. Zonder die blessure had ik nu al voor de A-ploeg van Chelsea gespeeld. We gaan traag maar zeker vooruit. Goed zo, want als het te snel gaat, riskeer je jezelf pijn te doen bij de val.”
Vrijdagochtend. De Londense straten zijn voor één keer leeg, Engeland geniet van een vrije dag. Na een uurtje reizen zitten we in Beckenham, waar Crys-tal Palace verzamelen blaast. Dat is dit seizoen de vierde (!) club van Nico Vaesen, lid van Birmingham City, vorig seizoen geopereerd aan de knie en dit seizoen eerder al uitgeleend aan Gillingham en Bradford City. Vaesen, een beetje anoniem als doelman in België, is top in Engeland. Net als bij zijn vorige clubs snapt ook hier de keeperstrainer, onder Terry Venables en Glenn Hoddle coach van de nationale doelmannen, niet dat hij niet onder de lat staat bij de Rode Duivels. “Jullie moeten echt topkeepers hebben.”
Vorig seizoen voelde Vaesen zich als titularis in de Premier League op een zuchtje van de nationale ploeg staan, maar een kruisbandletsel brak zijn opgang af. Birmingham kocht de reservekeeper van Fulham en Vaesen moet nu via een andere weg fit zien te geraken. Ook dat is Engels voetbal. Mooi maar meedogenloos. Dus was het voor de Limburger het voorbije jaar vooral veel reizen. Eerst tussen Antwerpen, waar hij bij Lieven Maesschalck revalideerde, en Birmingham, waar zijn vrouw zich over de drie kinderen ontfermde. Sinds nieuwjaar tussen Birmingham en de drie clubs waar hij speelde. Omdat trainer Steve Bruce graag de progressie van zijn doelman van nabij volgde, werd met elke club een compromis uitgewerkt : in het begin van de week traint Vaesen met de eersteklasser, in het slot bij de club voor wie hij onder de lat staat. Wij vinden dat vreemd, hier pikken ze dat.
Hij staat op zijn vierendertigste op een kruispunt. “Ik ben einde contract, maar de trainer heeft al gezegd dat hij me erbij wil houden en ik heb een voorstel voor twee jaar gedaan. Ik heb nu twee opties : ofwel blijf ik bij Birmingham, blijft familiaal alles hetzelfde en vecht ik sportief terug vanuit mijn positie als reservekeeper, ofwel ga ik elders spelen en dan is Palace een optie. Familiaal gezien zit het perfect in Birmingham, ik zou daar nog lang kunnen wonen. Anderzijds is deze club goed gestructureerd, met een professionele aanpak, en haalt de manager hele goeie resultaten. Maar Londen is Londen. Als stad super, maar veel duurder en drukker. Bovendien heb ik nu geproefd van het leven in de Premier League en dat is toch ook anders dan in de First Division met zijn opeenstapeling van wedstrijden. Maar misschien promoveert deze club wel.”
Fysiek is hij helemaal terug. “Van iemand die op vierendertigjarige leeftijd zo’n blessure krijgt, zeggen mensen snel dat het gedaan is. Ik heb dat nooit willen geloven. Op mijn gsm staat nog steeds een sms’je dat ik de dag na het ongeval van mijn moeder kreeg. Ik had gezegd dat ik zeker terugkwam, en ze vond dit van veel sterke wil getuigen. Ik bewaarde het omdat ik het ga terugzenden de dag dat ik mezelf weer op Premier Leagueniveau kan bewijzen.”
Lyrisch doet hij over inmiddels zes jaar Engeland. “Die sfeer, geen hekken, het volk dicht op het veld : dit is het échte voetbal. En die mentaliteit… Van Marc Gros- jean las ik laatst dat hij op Antwerp muziek uit de kleedkamer bande. Dat is hier dagelijkse kost, keihard, het ontspant de jongens. Pas op, niet alles is hier even goed, nog steeds niet, vooral niet op medisch vlak. In Birmingham is alles ten goede geëvolueerd, maar in die minder professionele clubs zie je toch dat spelers met problemen blijven sukkelen. In Aalst deden wij al bloedtesten, hier moet je dat zelf laten doen. Birmingham heeft een fitnesstrainer die wat met de hartslagmeter werkt, maar als Bruce overneemt, kan je hem evengoed weggooien, want dan is het lopen en werken. Idem bij BryanRobson die ik in Bradford had. Je ziet dat die uit de school van Alex Ferguson komen. Maar deze trainer is modern, houdt van aquajogging en traint veel in het zwembad, maar houdt anderzijds ook in drukke periodes als nu vast aan veel trainingen. Zo steek je van elke coach wel iets op.”
door Peter T’Kint
‘Desailly zei me : als Chelsea je niet koopt, koop ík je.’ (Yves Makabu Ma-Kalambay)
‘Keiharde muziek in de kleedkamer is hier dagelijkse kost.’ (Nico Vaesen)
‘Je mag een bal verliezen of buitentrappen, maar o wee als je niet in duel gaat.’ (Bob Peeters)
‘Bij Anderlecht had iedereen de goals van Kompany gezien, maar niemand mij.’ (Yves Makabu Ma-Kalambay)