‘Dit is een groep die heel grote honger heeft’

© belgaimage - yorick jansens

Precies dertig jaar geleden maakten Domenico Olivieri en Pierre Denier als speler het eerste moeilijke jaar van de Genkse fusieclub mee. Nu zien ze vanaf de vanaf de zijlijn hoe Genk opnieuw swingt.

Flashback naar dertig jaar geleden. Aan de Noordlaan in Genk, in het krakkemikkige stadion van FC Winterslag, wordt de allereerste competitiewedstrijd van fusieclub KRC Genk afgewerkt voor liefst 13.400 nieuwsgierigen, maar al bij de rust is de match tegen Anderlecht gespeeld. De Brusselaars winnen makkelijk met 0-3, onder meer dankzij een vroege goal van Luc Nilis, ex-Winterslag en een van de vele Limburgers die de jaren daarvoor de provincie moest verlaten om bij een grote club te geraken. De fusie werd niet meteen een succesverhaal. Na dat eerste seizoen degradeerde de jonge club naar tweede klasse, maar een jaar later zat ze al terug in eerste.

Vroeger pakte Philippe Clement als speler al tijdens de rust een paar ploegmaats mee voor het tactisch bord.’ – Pierre Denier

Van de spelers die destijds het Genkse avontuur aanvatten, werken er nog drie bij de club. Dirk Medved, die mee overkwam van Waterschei en na het eerste seizoen verkocht zou worden aan KAA Gent, runt mee het Genkse themacafé. Pierre Denier was kapitein van Winterslag, en vandaag teammanager. Domenico Olivieri, toen een jong talent van Waterschei, zou later Pierre Denier als kapitein van Genk opvolgen en maakt nu deel uit van de Genkse trainersstaf.

De fusie

PIERRE DENIER: ‘Die fusie vond ik logisch. Ik had met Winterslag elk jaar gekampt tegen de degradatie en zag elk jaar de beteren rondom mij vertrekken naar clubs buiten de provincie. Als wij zestiende op achttien eindigden, was het feest bij ons ( er zakten toen elk jaar twee eersteklassers, nvdr). Ik zag daar geen mogelijkheden om ooit iets meer te halen. Komt die fusie er niet, dan waren beide clubs naar provinciale gezakt. Toen moest je als jongere Limburger uitwijken als je iets meer wilde. Daniël De Raeve trok naar Lokeren, Patrick Teppers naar Waregem.’

Pierre Denier:  'We hebben op het middenveld weer zo'n driehoek waarmee je... goeie resultaten kan halen.'
Pierre Denier: ‘We hebben op het middenveld weer zo’n driehoek waarmee je… goeie resultaten kan halen.’© belgaimage – yorick jansens

DOMENICO Olivieri: ‘Ik had acht maanden bij Ford gewerkt en drie weken in een plastiekfabriek toen ik een profcontract kreeg, zo’n 1500 euro per maand. De start was heel moeilijk. We hadden het gevoel dat Winterslag de bovenhand had. Niet alleen in de kleedkamer, maar ook daarboven. Zij waren in eerste klasse gebleven, wij zouden anders naar derde gezakt zijn. Het waren bijna allemaal Winterslagspelers die dat eerste jaar gebruikt werden, en de matchen werden in Winterslag gespeeld die eerste jaren. Na de opwarming op het bijveld moesten we met onze voetbalschoenen tussen de auto’s door de straat oversteken naar de vestiaires. Even aan die mensen zeggen: ‘Uit de weg, Pierre Denier komt eraan.” ( lacht)

DENIER: ‘Het heeft toch een jaar of vier, vijf geduurd eer de fusie werkte en het begon te lopen. We kwamen uit een heel amateuristisch wereldje, waar we veel plezier maakten, maar allemaal nog werkten. Ik werd toen halftijds prof. Tevoren werkte ik acht uur per dag bij Yoko ( zuivelproducent, nvdr), daarna ging ik trainen. Daarom was dat contract bij Genk wel een flinke verbetering, zo’n 75.000 frank, bijna 2000 euro. Pas vanaf 1992 werd ik volledig prof.’

Olivieri: ‘Winterslag en Waterschei waren twee ploegen die elk apart in moeilijkheden zaten, en die dan samen ook nog eens een erg moeilijke start namen. Je had niet meteen het gevoel: we zijn op de goeie weg. Pas na de promotie een jaar later op het veld van Zwarte Leeuw merkte ik dat er iets begon te groeien. Die match zag ik voor het eerst dat onze aanhang fanatiek achter ons stond. Dat was voor mij het keerpunt. Ik wilde blijven, maar toen ik bij het bestuur praatte over een nieuw contract, werd ik afgesnauwd. Daarom trok ik toen naar Seraing, om vier jaar later terug te keren. Toen Genk me belde, kon ik ook naar tweedeklasser Overpelt dat toen heel ambitieus was en goed betaalde.’

Op dinsdag kregen we dikwijls een pittige training in het bos, maar Souleymane Oulare heeft dat bos nooit gezien.’ – Domenico Olivieri

DENIER: ‘Je moet ook een beetje geluk hebben als speler. Het eerste jaar maar ook na de degradatie was ik geen vaste waarde. Tot René Desaeyere na de tweede competitiematch in Diest hier in de kantine vertelde dat hij naar Germinal Ekeren ging. De nieuwe trainer, Enver Alisic, zei me: ‘Pierre, ik ga u kapitein maken en een ploeg rond u bouwen.’

Blijft Desaeyere, dan is mijn spelerscarrière drie jaar vroeger afgelopen en had ik hier waarschijnlijk niet gezeten.’

Olivieri: ‘Nu hebben de spelers alles hier op de club, toen pendelden we door Genk. We trainden hier achter het stadion, gingen twee keer per week ’s middags ergens spaghetti eten en daarna snookeren, en voetballen deden we in Winterslag. Voor de maandagse hersteltraining trokken we naar sportcentrum Tennisdel, waar ze ook een jacuzzi hadden en waar we nadien aan de bar wat hapjes aten en een paar pinten dronken.’

DENIER: ‘In dat eerste seizoen 1988/89 telde men nog hoeveel spelers van beide ploegen er elk weekend speelden. Het liep niet zo goed, maar na de trainerswissel, waarbij Ernst Künnecke vervangen werd door Jef Vliers, werd het er niet beter op, waardoor we degradeerden en een paar jongens vertrokken: Dirk Vangronsveld en Dirk Medved naar Gent, Gerard Plessers, die bij de fusie met veel ophef van het grote Hamburger SV kwam, alsook een paar buitenlanders die er net waren, zoals keeper Tomislav Ivkovic die pas met Nieuwjaar was gehaald. Daar werd toen in het stadion mee gelachen. ‘Allez mannen, met Ivkovic gaan we niet meer met 6-0, maar nog slechts met 4-0 verliezen.’ Na de degradatie speelden we nog voor 4000 man.’

Domenico Olivieri:  'Als ik nu de actieradius van Kevin De Bruyne op het veld zie, sta ik wel even te kijken.'
Domenico Olivieri: ‘Als ik nu de actieradius van Kevin De Bruyne op het veld zie, sta ik wel even te kijken.’© belgaimage – yorick jansens

Olivieri: ‘Die trainingen, dat zat niet goed. Jef Vliers zei tegen de spelers: ‘Ga maar opwarmen.’ Ondertussen ging hij met Ivkovic penalty’s trappen.’

DENIER: ‘Eén keer waren we in de winter in de barre kou aan het trainen toen Vliers zei: ‘Speel maar twintig minuten door, ik ga alvast binnen in de sauna zitten.’ ( lacht)

De succesjaren

Olivieri: ‘Toen ik na vier jaar Seraing terugkeerde, was Genk een andere club geworden. De rivaliteit was weg. We hingen meer aan elkaar.’

DENIER: ‘Een aantal Winterslagspelers die onvoldoende goed bleken, waren intussen vervangen door betere spelers. Alisic heeft daar een positieve rol in gespeeld, hij bracht spelers aan die later goed bleken voor de eerste successen: Davy Oyen, Jacky Peeters, Besnik Hasi en Philippe Clement. Maar later vroeg Pier Janssen dan op zijn beurt vier spelers ter versterking, onder wie Kubu Lembi en Samson Siasia van Lokeren, maar hij kreeg niemand. Aimé Anthuenis zette wel zijn wil door. Ik zie Aimé nog naar boven spurten, met zijn vuile voetbalschoenen, toen hij hoorde dat Clement tijdens de winterstop verkocht zou worden. Dat ging toen niet door, en we wonnen beker en titel. Aimé kon echt overtuigend zijn. Hij betrok iedereen bij de ploeg, waardoor we echt een familieclub werden. Later was er discussie over de contractverlenging van Souleymane Oulare, omdat die zo blessuregevoelig was. Toen hij vervolgens scoorde, draaide Aimé zich om naar het bestuur en maakte het gebaar: tekenen.’

Olivieri: ‘Op dinsdag kregen we dikwijls een pittige training in het bos, waarbij mannen als Clement en Peeters echt spurtten om de eerste te zijn. Maar Oulare heeft dat bos nooit gezien. Hij mocht rustig binnen blijven terwijl wij in het rood gingen. Wij pikten dat, want in het weekend maakte hij het verschil. Met een andere trainer was hij waarschijnlijk niet eens doorgebroken.

‘Toen we die eerste prijzen pakten ( de beker in 1998 en de titel in 1999, nvdr), ontdekten we Europa. Plots sta je daar als spelertje van Genk in een wereldstad als Moskou. Maar het beeld van alle Europese wedstrijden dat me altijd zal bijblijven, is van een opwarming in het stadion met sintelbaan in Albanië tegen Apolonia Fier. Daar stond een mannetje die alle ballen die wij trapten ging terughalen. Die jongen had niet eens echte sokken, we hebben hem toen een paar gegeven. Die blik in de ogen van dat jongetje, die dankbaarheid, zal ik nooit vergeten. Je mag nooit vergeten waar je zelf vandaan komt.’

De jonge talenten

Olivieri: ‘In 2003 ben ik gestopt met voetballen en belandde ik bij de jeugdwerking, via de U15. Het grootste talent dat ik meemaakte, was Kevin De Bruyne. Hij maakte zich kwaad omdat hij de dingen zag twee passes voor zijn ploegmaats het door hadden.’

DENIER: ‘Al van toen Kevin een klein pieperke was, herinner ik me dat Domenico, als ik hem na een match met de U17 of de beloften belde wat ze gedaan hadden, elke keer eindigde met: ‘Kevin heeft weer gescoord.”

Olivieri: ‘Op een stage in Spa werd een alternatieve training ingelast: mountainbiken. We vertrokken in kleine groepjes, al gauw haalden we het groepje met Kevin in. Die ging zo traag en zag zo rood als een tomaat. Hij riep woest: ‘Dit heeft niets meer met voetbal te maken.’ Als ik nu zijn actieradius op het veld zie, sta ik wel even te kijken.’

DENIER: ‘Kevin gebruikten we toen alleen op de zijkant, omdat hij daar zo goed was dachten we er niet aan om hem centraal uit te spelen. Uitzonderlijke talenten maken je kampioen. Nu hebben we op het middenveld weer zo’n driehoek waarmee je… ( herpakt zich) goeie resultaten kan halen.’ ( grijnst)

Vandaag

Olivieri: ‘We zijn een opleidingsclub. De beste manier om mensen te overtuigen om jong talent naar hier te brengen, is ze te laten zien dat ze hier kansen krijgen. Krijgen ze geen kansen, dan vertrekken ze. Maar niet iedereen is meteen rijp voor het eerste elftal. Geduld is vaak even belangrijk als talent. Dat zie je bij Leandro Trossard. Soms is een omweg beter.’

DENIER: ‘Tegen Sergej Milinkovic-Savic, die nu bij Lazio voetbalt, heb ik zeven, acht matchen na elkaar moeten zeggen: ‘Sergej, jij valt als negentiende man af.”

Olivieri: ‘Als hij uit de selectie viel, moest hij met ons met de beloften mee, maar fysiek kon hij in het begin niet mee met ons, al zag je dat het een goeie voetballer was.’

DENIER: ‘Af en toe moet je ook een paar spelers brengen van hier. Daarom is het zo mooi wat Bryan Heynen, Trossard en Dries Wouters nu tonen.’

Olivieri: ‘Heynen voetbalt heel gemakkelijk, heeft veel inzicht en is snel van de beloften naar de A-kern doorgeschoven. Alleen hebben we nu een driehoek op het middenveld waar de concurrentie groot is. Dries heeft bijna altijd als vier gespeeld, maar viel ook al eens fantastisch in als linksback. Eigenlijk heeft hij nog nooit ontgoocheld, op gelijk welke positie.’

DENIER: ‘De kentering kwam er met Philippe Clement. Als speler zag je al dat die later trainer zou worden. Tijdens de rust pakte hij vroeger al een paar ploegmaats mee voor het tactisch bord. Hij heeft onder Michel Preud’homme een goeie leerschool voor het trainersvak gehad, en dat koppelt hij aan kwaliteiten die hij zelf heeft. Werkkracht is een van de voornaamste.’

Olivieri: ‘Maniakaal is hij. Net voor hij als speler naar ons kwam, voetbalde hij met Beerschot nog tegen ons. Als een gek raasde hij over het veld. ‘Een beetje rustig, hé’, heb ik hem toen gezegd. Maar Philippe is ook heel sociaal. Hij houdt van hard werken, maar ook van lachen. Ik herinner me nog een erg leuke carnavalsavond met hem erbij.’

DENIER: ‘Tactisch ziet hij het ook, en hij geeft bepaalde spelers vrijheid in hun doen en laten, maar altijd binnen de vastgestelde grenzen.’

Olivieri: ‘Hij is ook een goeie peoplemanager die iedereen kan mee krijgen.’

DENIER: ‘Hij voelt het geweldig goed aan als er toch eens één opzij durft te gaan. Dat pakt hij direct aan, niets laat hij sluimeren. Philippe weet hoe hij Pozuelo moet bewerken.’

Olivieri: ‘Het zit in alle geledingen goed. Je voelt dat dit nu weer een club is waar de betrokkenheid groot is. De voorzitter is van hier, de CEO ook, de andere bestuurders eveneens.’

DENIER: ‘Ik hoor de trainer, wanneer hij binnenkomt na een training, dikwijls zeggen: ‘Er zat weer veel kwaliteit in, vandaag.’ Je ziet ook tijdens wedstrijden vanaf de bank dat het goed zit. Er zit standvastigheid in dit team. Ze gaan fluitend naar de training. Er zit goesting in deze ploeg, spelvreugde. Dit is een groep die heel grote honger heeft.’

Twee simpele kerels

Vroeger waren Pierre Denier en Domenico Olivieri als kapitein belangrijk in de kleedkamer, nu zijn ze dat als aanspreekpunt. Beiden voelen zich goed bij hun werk in de schaduw.

PIERRE DENIER: ‘Ik miste een aantal karakteristieken om hoofdtrainer te worden: een ego, stressbestendigheid en meertaligheid. Dan rest je alleen een job in de schaduw. Ik ben Genk dankbaar dat ik hier al die jaren ben mogen blijven. Evengoed had men bij een of andere trainerswissel of sportieve crisis gezegd: ‘Sorry Pierre, we vervangen gans de technische staf.’ Nu staan Domenico en ik garant voor de continuïteit en de band met de club. Tenslotte werk ik hier al 45 jaar, eerst bij Winterslag, nu bij Genk.’

DOMENICO OLIVIERI: ‘Pierre en ik zijn rustige mensen. Ik wil belangrijke dingen doen, maar ik wil niet belangrijk zijn. Hier ben ik thuis, dat is altijd zo geweest. Ik was niet het grootste talent, maar ik heb altijd de mouwen opgestroopt. Net als veel supporters kom ik ook uit een familie waarvan de grootvader en de vader in de mijn hebben gewerkt. Ik ben altijd een simpele kerel geweest.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content