Trainers beoefenen een gevaarlijk beroep. Vorig weekend werd Guy Roux in Auxerre getroffen door een hartaanval. Een paar weken daarvoor werd Gérard Houllier onwel in een wedstrijd tussen Liverpool en Leeds United. Hij onderging nog dezelfde dag een hartoperatie. Roux en Houllier zijn trainers die hun naam en faam al lang hebben gemaakt en die financieel onafhankelijk zijn. Ze zitten goed in het vlees, genieten op een Bourgondische manier van het leven en geven maar zelden de indruk zich op te winden. Maar de stress van het vak kunnen ze kennelijk niet van zich afschudden. Terwijl je je in het geval van Houllier moet afvragen : wat moet iemand na een seizoen waarin hij met Liverpool historie schreef nog bewijzen ? Maar ook een trainer die blijft winnen, wil altijd maar meer. Het beste is dan nog niet goed genoeg. Niemand die aan die constante druk ontsnapt. Geen trainer die destijds zelfverzekerder overkwam dan Johan Cruijff. Hij was succesrijk bij Barcelona en werd algemeen aanzien als een topper in zijn vak. Toch kreeg ook hij in die periode problemen met het hart. Cruijff voelt er niets voor om nog als trainer terug te keren. Hij kent de perikelen die er gaan komen als de resultaten minder zijn en je status afbrokkelt. Ik heb eerder al eens aangegeven hoe Aimé Anthuenis dat tegen Harm Vanveldhoven op een treffende manier verwoordde toen die Lommel van tweede naar eerste bracht : “Hoe groter de successen, hoe dieper de put die je graaft en waarin je op een gegeven moment terechtkomt.” Je weet dat die dag komt. Zelfs een tot voor kort onaantastbare trainer als Louis van Gaal mocht dat nu ervaren.
Volgens een onderzoek dat in Engeland is gedaan, blijkt dat een derde van de trainers daar hartproblemen gaan krijgen. Omwille van de constant knagende stress. Het blijkt dat de hartslag tijdens een wedstrijd kan oplopen tot 180. Daardoor wekt het lichaam meer adrenaline op, vernauwen de bloedvaten en gaat de bloeddruk omhoog. De kans op een rustige oude dag is in dit vak kennelijk niet zo groot. Al zijn er uitzonderingen. Zoals Raymond Goethals. Geen trainer die op de bank meer is gestorven dan hij, ik had de indruk dat zijn hartslag opliep tot 220. Nu is Goethals een kwieke tachtiger die op een ongezouten manier zijn mening blijft ventileren. En die, het valt me steeds meer op, nooit naar een ander luistert. Het is echt onbegonnen werk om tegen Goethals twee zinnen na elkaar te zeggen. Guy Thys is nog zo iemand die heel goed uit het trainersvak kwam. Maar hij heeft het dan wel op een heel andere manier beleefd dan Goethals.
Het probleem van trainers is dat ze nooit kunnen genieten. Als je wint, ben je tien minuten blij, maar vervolgens zit je in gedachten alweer bij de volgende partij. Het is moeilijk om tot rust te komen en afstand te nemen, terwijl dat noodzakelijk is. En het blijft vreemd hoe exterieure invloeden je gemoedstoestand bepalen : een lijnrechter die wel of niet vlagt, een speler die niet in vorm is, een bal op de binnenkant van de paal. Maar het vak is zo verslavend dat je je daarvan niet kan losscheuren. Dat merk je ook ook aan Houllier. Hij zou eigenlijk zijn conclusies moeten trekken uit de signalen die zijn lichaam uitzond, maar in plaats daarvan heeft hij al laten weten in januari weer op de bank te willen zitten. Hij zegt dat hij zich weer uitstekend voelt. Wie weet of hij de voetbalsport wel als oorzaak ziet van die hartproblemen.
door Wim De Coninck, co-commentator Canal +