Met trots praat Wilfried Meert over de steeds grotere uitstraling van de Memorial Van Damme, zijn geesteskind en levenswerk. Dat er overwogen werd een nationaal stadion te bouwen zonder atletiekpiste sloeg hem echter met verbijstering.
Meer dan 25 jaar, bedenkt Wilfried Meert terloops, is het intussen geleden dat hij de sportjournalistiek verliet. Het is tien uur ’s avonds en in een Grieks restaurant, pal bij de Grote Markt van Brugge, drijven na het nuttigen van een heerlijke visschotel nostalgische gevoelens boven. Als verslaggever van Het Laatste Nieuws was Meert een duizendpoot. Hij volgde volleybal en atletiek, versloeg ieder weekend een voetbalmatch, hij ging ettelijke keren naar de Ronde van Frankrijk en dompelde zich bij gelegenheid onder in de wereld van de formule 1. Het waren andere tijden. Nu constateert Meert dat voetbal en in mindere mate wielrennen alle andere sportdiscipline haast vermorzelen en dat de media uitsluitend leven bij de gratie van zwaar uitvergrote vedetten.
Vreemd dat Wilfried Meert, die altijd al werd gedreven door een groot verantwoordelijkheidsgevoel, toen nooit een leidinggevende functie ambieerde, een kwaliteit die hij pas later als organisator van de Memorial Van Damme bij zichzelf ontdekte. Toch praat hij met vertedering over de journalistieke jaren die bepalend zijn geweest voor dat wat hij nu doet. “In de journalistiek krijg je een levensles”, zegt hij. Hij vertelt over de interviews die hij maakte, hoe hij mensen probeerde op hun gemak te stellen, hoe hij door te luisteren en door veel interesse te tonen hun vertrouwen kreeg en er een sfeer van wederzijds respect ontstond. “Dat doe ik nu ook”, zegt hij. “Zo krijg je een band met al die atleten en met hun managers. Je moet daarin investeren. Ik ga bijvoorbeeld ieder jaar naar de jeugdkampioenschappen van Jamaica. Twee keer zestien uur vliegen, dat doe je niet voor je plezier. Maar het is de trainer van Usain Bolt die deze kampioenschappen organiseert. Hij apprecieert dat je er bent. En dat vergemakkelijkt de contacten. Bovendien kijk ik telkens weer mijn ogen uit: er zit zo veel talent in Jamaica, gastjes die geen geld hebben om spikes te kopen en zo onwaarschijnlijk hard lopen.”
Een hele weg heeft Wilfried Meert (68) afgelegd sinds de Memorial Van Damme in 1977 voor het eerst werd georganiseerd. Eerst moest het een eenmalig evenement worden en toen hij later door het gigantische succes met enkele collega’s deze meeting verder uitbouwde, werd hij haast verpletterd door de kritiek. Een typisch Belgisch verschijnsel noemt Meert het: “Als je in dit land boven het maïsveld kijkt, dan wordt je hoofd eraf gehakt. Ik heb dat nooit begrepen. In de beginjaren van de Memorial is het eens gebeurd dat we even zonder elektriciteit vielen. Dat werd vergeleken met de ramp van Constantinopel, met een epidemie dus waarin meer dan de helft van de inwoners van een stad het leven verloren. Dan is ieder gevoel voor nuance toch zoek.”
De volgende generatie
Intussen lijkt de uitstraling van de Memorial elk jaar groter te worden.
Wilfried Meert: “Dat viel absoluut niet te voorspellen toen we deze meeting in 1977 voor het eerst organiseerden. In een zeer emotionele sfeer. Ik heb nooit zo’n pakkend evenement meegemaakt als toen. Het beeld van John Walker, die de 1500 meter won, op het podium stond en een medaille kreeg van de vader van Ivo Van Damme en hoe Walker vervolgens van dat podium stapte om vader Van Damme te omhelzen, ik krijg nog rillingen als ik eraan denk. Ik keek rond me en zag iedereen met tranen in de ogen. Een ongelooflijk intens moment. En het toonde ook de klasse van Walker.
“Wat me door de jaren veel voldoening gaf, is dat veel organisatoren van gereputeerde atletiekmeetings naar Brussel zijn gekomen om te zien hoe wij het aanpakken. Wij waren de eersten die de sport op zich ook koppelden aan entertainment, wat dat betreft zijn wij trendsetters geweest. Je moet ook denken aan de volgende generatie, aan manieren om een jong publiek aan te trekken. In de eerste plaats doen we dat door een zeer dynamische meeting te organiseren waarin je niet in slaap valt omdat er maar om het kwartier iets gebeurt, maar waar er voortdurend actie is. En dat probeer je dus te kaderen in een soort totaalpakket, met optredens van artiesten, met vuurwerk op het einde van de avond, met een party. Geen land in de wereld waarin er zo veel muziekfestivals zijn als België, dus moet je daarop inspelen. Want laten we wel wezen: de mensen die naar de Memorial komen, kennen Usain Bolt en de gebroeders Borlée, maar daarmee houdt het ongeveer op. Al ontdekken ze in de loop van de avond wel nieuwe sterren natuurlijk.”
De Memorial blijft een klassieker hoewel het natuurlijk al lang uitsluitend geen eerbetoon meer is aan Ivo Van Damme.
“Die emotionele geladenheid is weg, uiteindelijk organiseren we straks de 37e editie. Al betrap ik mezelf erop dat ik nog altijd het liefst kijk naar de 800 en 1500 meter, de halve fond, de nummers van Ivo Van Damme. Het succes van de Memorial zit hem echt in het programma. Wij hebben een zeer trouw publiek. Je merkt elk jaar opnieuw dat er mensen zijn die na iedere meeting meteen hun kaart voor het daaropvolgende jaar bestellen. In hetzelfde blok, in dezelfde rij, op dezelfde plaats. In een paar weken vliegen er dan 25.000 tickets de deur uit. We hebben zelfs mensen die vanuit India komen om de wedstrijd te volgen.
“De afgelopen veertien jaar is het Koning Boudewijnstadion op één keer na altijd volgelopen. Dat is in die zin ook opmerkelijk omdat atletiek in dit land toch niet echt leeft. Je merkt het trouwens in de laatste twee, drie maanden voor de Memorial: als er in de kranten of op de televisie over atletiek gesproken wordt, dan bellen de mensen de dag nadien om kaarten te bestellen. Dat is al jaren zo. Maar helaas is de belangstelling voor atletiek heel gering, terwijl ik nog de tijd meemaakte dat ik naar iedere atletiekmeeting ging en in de winter naar iedere veldloop. Ik blijft het vreemd vinden hoe dat in de loop van de jaren is omgeslagen. Nu lees je alleen iets als er uitzonderlijke dingen gebeuren.”
De ultieme vernedering
Zoals onlangs met een aantal dopingbommen.
“Ik moet eerlijk zeggen dat ik daarvan geschrokken ben. Ook al moet je dat probleem in de atletiek niet opblazen. Ik ben ervan overtuigd dat 97 procent op een zuivere manier aan atletiek doet, wat er ook wordt geïnsinueerd en met welke cijfers ze na naamloze onderzoeken, zoals het WADA er onlangs een deed, ook komen aandraven. Want als je iets anoniem doet, dan kan je die statistieken gemakkelijk manipuleren.
“Die drie procent ga je er nooit uit krijgen. Als organisator van een atletiekmeeting kan je er niets tegen beginnen. Er worden voor de Memorial elk jaar atleten gecontroleerd op bloeddoping, er is nog nooit een positief geval geweest. De controles zijn een stuk strikter en efficiënter dan vroeger, maar het blijft zo dat men probeert producten te gebruiken die niet op te sporen vallen, dat men probeert de wetenschap voor te zijn. Dat is niet alleen in de atletiek zo.”
In een eerste reactie zei je dat ook artiesten op een podium zich doperen. Die vergelijking werd je niet in dank afgenomen.
“Ik wilde daarmee alleen maar zeggen dat doping bij deze tijd hoort. In alle maatschappelijke sectoren. Ik ben daar geen voorstander van, het is een vervalsing van de competitie, maar je moet het wel in zijn tijdsbeeld plaatsen. Kijk, er zijn veel mensen die daar meningen over formuleren. Tijdens de wielerwedstrijden heb je op de VRT-televisie co-commentatoren die zelf met doping te maken hadden en nu zonder problemen standpunten mogen innemen, ze mogen bij wijze van spreken lessen geven in ethiek.
“Ik veroordeel dat niet, ik stel dat alleen maar vast. Net zoals ik constateer dat iedereen die op doping wordt gepakt, wel een misdadiger lijkt. Als ik aan die beelden denk van Frank Vandenbroucke die geboeid wordt weggeleid omdat ze bij hem thuis verboden producten hebben aangetroffen, dan kan ik daar niet bij. Dat was toch schrijnend, Vandenbroucke geboeid achter een politieagent, al die fotografen en cameramensen, meer kan je niet vernederd worden. Ik bedoel: Vandenbroucke heeft toch geen misdaad begaan. Net zoals Tyson Gay en Asafa Powell geen criminelen zijn. Maar je kreeg wel die indruk toen je die berichtgeving las.”
Zou je daar als journalist ook zo over denken?
“Waarom zou ik dat niet doen?”
Omdat je misschien mentaal te dicht bij die atleten staat.
“Daar heeft het echt niets mee te maken. Ik behandel die atleten correct. En ik verwacht ook het omgekeerde. Wie naast zijn schoenen loopt en onredelijke eisen stelt, die wijs ik de deur. Maar ik ken wel de achtergrond van vele atleten. Ze komen uit getto’s, uit kruipkoten als het ware. Door de sport zijn ze ontsnapt aan een leven in de marginaliteit. En dan heb ik het niet alleen over Afrikanen of sommige Amerikanen, maar ook over sommige Oost-Europeanen. Ga maar eens 20 kilometer buiten Moskou en je bent verbijsterd over de gore armoede die je daar aantreft. Dan is de sport natuurlijk een mooie vluchtweg.
“Maar het betekent ook dat die atleten intellectueel beperkt zijn. En dan is de vraag: in welke entourage kom je terecht? Je bent natuurlijk een dankbaar slachtoffer in handen van managers die geld willen verdienen. Die gasten zien de bankbiljetten wapperen en als je het dan allemaal niet kan kaderen, dan verlies je ieder gevoel voor realiteit.”
Brengt dat soort verhalen de Memorial geen schade toe?
“Absoluut niet. Toen Ben Johnson in 1988 op doping werd betrapt, zat het stadion net zo goed vol. Het is hetzelfde verhaal als in het wielrennen, dat nu toch veel van zijn geloofwaardigheid verloor. In de Tour viel daar niets van te merken. Steeds weer blijkt dat de sport de ergste stormen overleeft.”
Maar als Usain Bolt gepakt zou worden, is dat een ander verhaal.
“Daar ga ik niet van uit. Heel simpel omdat Bolt naast klasse ook brains heeft. Het is een man van een uitzonderlijk niveau, een levenskunstenaar. Natuurlijk bespeelt hij het publiek en misschien dat sommigen zich aan die show wat storen, maar dat maakt ook deel uit van zijn ontspanning, van zijn concentratie. Dat klinkt misschien vreemd als je een discipline bedrijft waarin het om een duizendste van een seconde gaat.
“Jamaicanen zijn zeer toegankelijke mensen, Bolt is daar een exponent van. Hij heeft absoluut geen kapsones. Als hij naar de Memorial komt, dan zorgen we ervoor dat hij een suite krijgt. Maar hij vraagt dat niet. Alleen is hij intussen zo populair dat hij zelfs ’s ochtends in het hotel niet meer rustig kan ontbijten, dat er andere atleten zijn die met hem op de foto willen. Op den duur kent hij geen moment rust meer.”
Overal op televisie
De toekomst van de Memorial leek onlangs in gevaar te komen toen er gesproken werd van een nieuw nationaal stadion zonder atletiekpiste.
“Dat heb ik absoluut niet begrepen. Terwijl in Parijs toch is gebleken dat een stadion met een verschuifbare atletiekpiste best kan. En dat stadion in Saint-Denis is vijftien jaar geleden gebouwd. Nu moeten er wat dat betreft op technisch vlak meer mogelijkheden zijn. Kijk, ik vind het fantastisch dat de Rode Duivels zo succesrijk zijn en dat iedere match meteen uitverkocht is, dit is een gouden generatie voetballers en dat maak je niet vaak mee. En ik begrijp ook dat Brussel erbij wil zijn als het EK 2020 over verschillende landen wordt gespreid. Maar dat betekent niet dat je een succesrijk product als de Memorial moet begraven.”
Er was sprake van een nieuw stadion met 15.000 plaatsen.
“Dat kan natuurlijk nooit als je dezelfde impact wilt behouden. Los daarvan: wat gaat dat kosten? Veel meer in ieder geval dan dat je een nationaal stadion zou bouwen met een uitschuifbare atletiekpiste, dat is een meerkost van vijf procent. Ik denk dat je die rekenoefening goed moet maken. Ik hoor bijvoorbeeld dat het nationaal stadion een overdekt dak moet krijgen om concerten te organiseren. Maar dan vraag ik me af: hoeveel concerten per jaar worden er georganiseerd? En vooral: hoeveel optredens waarvoor het Koning Boudewijnstadion helemaal volliep? Voor U2 misschien, maar die komen niet elk jaar. Zelfs voor Madonna was het stadion niet uitverkocht. En dan moet je je afvragen: staan de kosten die je met het overdekt dak maakt, in verhouding tot de inkomsten?”
Het moet frustrerend geweest zijn dat je over die plannen van een nieuw nationaal stadion aanvankelijk niet werd geïnformeerd.
“Ach, ik ben niet zo gauw gefrustreerd. Het was wel een grote ontgoocheling. Uiteindelijk is de Memorial een mondiaal evenement. En dat wordt kennelijk vergeten. Wij maken deel uit van de Diamond League met meetings in wereldsteden als Londen, Parijs, New York en Sjanghai. En wij organiseren dus de finale in Brussel. De Rode Duivels spelen vrijdag in Schotland, op de dag van de Memorial. En waar wordt de wedstrijd uitgezonden? Op de Belgische zenders uiteraard en wellicht op de BBC. Daarmee houdt het op. Terwijl je de Memorial niet alleen in alle Europese landen te zien krijgt, maar ook in Amerika en Azië. Dan mag je toch echt spreken van een wereldwijde uitstraling. Die het voetbal ver overstijgt. Trouwens, dat de Rode Duivels op hetzelfde moment van de Memorial in Schotland voetballen, zal ons geen publiek kosten.
“In verband met het nieuwe stadion wordt er nu weer volop overlegd, dat lijkt me het verstandigst. Dat je naar de argumenten van alle partijen luistert. Uiteindelijk hadden wij ook het plan om het EK 2022 naar België te halen, we hadden al geïnformeerd bij de Europese atletiekfederatie, die stond daar positief tegenover. Maar die kandidatuur ligt nu natuurlijk stil. Ik vind dat we iets moois hebben opgebouwd, iets waarmee je naar buiten kan komen en iets waarvoor je zeer veel lof krijgt. Wie wil het op zijn geweten hebben om zo’n monument af te breken?”
door jacques sys
“Ik constateer dat iedereen die op doping wordt betrapt wel een misdadiger lijkt.”