‘Soms kijk ik naar de RAI en dan vind ik het spijtig dat ik er niet meer van versta.’ Ariël Jacobs onthult waarom hij en René Vandereycken een geschikte tandem zullen vormen bij RC Genk.
Om er gauw mee klaar te zijn maar meteen een open deur ingetrapt. Met René Van- dereycken en Ariël Jacobs legt RC Genk vanaf volgend seizoen zijn sportieve politiek in handen van twee defensief denkende coaches. “Ik zou zelfs meer zeggen,” haakt Jacobs in met uitgestreken gelaat, “twee technische mensen op dezelfde mesthoop. Dat heb ik toch al moeten horen. Kijk, je kan RC Genk natuurlijk geen mesthoop noemen, daarvoor geeft het stadion mij toch een andere, bruisende indruk. Toen ik er enkele dagen geleden om tien uur ’s avonds wegreed, voelde ik er nog altijd bedrijvigheid, zelfs op die verlaten plek.”
De etiketten die hij en Vandereycken hebben gekregen, zegt hij, betreffen momentopnames. “René is nu bezig dat te weerleggen en zelf denk ik de laatste twee seizoenen voldoende argumenten te kunnen voorleggen om te zeggen dat het niet zo is. De voornaamste kwaliteit van een trainer, vind ik, is dat hij zijn manier van spelen kan aanpassen aan het beschikbare spelersmateriaal. Genk is een ploeg die, gedragen door het publiek, naar voren wil gaan. Ik denk dat René dat ook zal inzien en heel goed weet dat hij zichzelf de das om zou doen, mocht hij ingaan tegen een cultuur die leeft in de club.”
Pas jij bij die cultuur ?
Ariël Jacobs : “Waarom niet ? Iedere visie is een goede visie, omdat een visie theorie is en de praktijk vaak anders. Je gaat uit van je overtuiging, maar met ergens passen of niet heeft dat niets te maken.”
Waarom is Ariël Jacobs de juiste man op de juiste plaats bij Genk ?
“Dat moet nog blijken. Ik ben benaderd als trainer. Dan is het normaal dat op een bepaald moment ook de nieuwe functie van technisch directeur ter sprake komt. Tenslotte moet je met elkaar kunnen werken. In ons tweede gesprek zijn we vrij vlug beginnen praten over de invulling van wat een technisch directeur is – het ging toen nog altijd niet over mezelf. Bleek dat mijn visie op de job heel goed, om niet te zeggen : helemáál overeenstemde met hoe Jos Vaessen erover dacht. Toen pas zijn we beginnen overhellen naar de andere kant. Vaessen zei : vind je niet dat je meer de geknipte man bent als technisch directeur ?
“Op donderdag belde hij me voor een nieuwe afspraak. Naar wat neig je, vroeg hij. Naar wat we besproken hebben, antwoordde ik. Ik ben trainer, ik voel me ook trainer, maar de jobomschrijving is helemaal wat ik er altijd van heb gedacht. Ja, zei hij, dat is ook mijn gedacht. Op zaterdag was ik eruit.”
Op dinsdagavond stuurde je Vaessen eerst nog wel wandelen. Je zei : ik teken niet.
“Het ging toen nog over het trainerschap. Ik zei : Ariël Jacobs kan hier met de beste bedoelingen aan de slag gaan, hij kan goed werk leveren, maar verliest hij twee keer, dan hebben we allemaal een probleem. Want dan zal het zijn : waarom hebben ze Leekens niet genomen – of een andere trainer, die tién wedstrijden mag verliezen ? Dat is nu eenmaal de realiteit. Ik denk dat honderden mensen, vooral trainers, met die realiteit overhoop liggen. Mijn krediet zou veel vlugger opgebruikt zijn.
“Jos Vaessen was het daarover absoluut niet eens met mij. Hij was overtuigd van mijn kwaliteiten en zelf ben ik dat ook. Maar ik vond dat ik daarover een heel duidelijk standpunt moest innemen. Ik vecht al jaren tegen clichés : dat ik nooit een topclub trainde, dat ik maar zes jaar hoofdtrainer was, van de bond kwam en RWDM trainde in tweede klasse. Maar net zoals je je visie aanpast aan de kwaliteiten van je spelers, is dit ook een realiteit waaraan ik me heb aangepast. ’s Anderendaags gaf Jos Vaessen me dadelijk gelijk. Hij zei : je lost een probleem op, maar je creëert er een bij ook. Op dat moment was er nog helemaal geen sprake van René Van- dereycken.”
Wel van Georges Leekens. Trouwens, hij zou vorige week zelf opnieuw contact hebben opgenomen met Vaessen : ineens zag hij het toch zitten trainer te worden onder technisch directeur Jacobs.
“Dat weet ik niet. Dat zou je de voorzitter moeten vragen.”
Ga je ervan uit dat je nooit meer op het veld zal staan ?
“Ik zie geen spanningsvelden tussen mij en René (kort lachje). Maar het zal wel altijd gecreëerd worden door de buitenwacht, dus vind ik dat ik daarop moet anticiperen. Ik had Jos Vaessen gevraagd om van meet af in zijn gesprekken met René te zeggen dat ik eís dat ik niet op het veld kan staan als trainer of assistent. Ik sluit het dus uit dat ik zal depanneren wanneer René onder druk zou komen te staan. Ik heb daar geen enkele moeite mee.”
Hoe komt het dat je je zo makkelijk verzoent…
“Ik héb het er moeilijk mee gehad. Tot het moment dat ik de beslissing genomen heb. Ik sta nog altijd graag op het veld en het kriebelt nog. Maar als ik zeg : ik ga voor de job van technisch directeur, dan draai ik die bladzijde om. Geen enkel probleem. Geen énkel.”
“Trainers worden op twintig seconden gemaakt én gekraakt.” Woorden van Ariël Jacobs, boordevol frustratie. Blij dat je ervan af bent ?
“Technisch directeurs ontsnappen er evenmin aan. De korte termijn bepaalt altijd de lange termijn. Ik hoor clubs graag zeggen : we gaan werken op de lange termijn. Sorry, als je op de korte termijn geen resultaten haalt, dan is er geen sprake van een lange termijn – niet voor de trainer, niet voor de club, niet voor de technisch directeur.”
Wat is er misgelopen tussen jou en AA Gent ?
“Er was interesse, dat klopt, maar op een bepaald moment is Genk op een positief agressieve manier op het toneel verschenen. Van dan af is het snel gegaan.”
Wat ging er door je heen toen je van La Louvièrevoorzitter Gaone te horen kreeg dat hij in jouw plaats zou uitkijken naar een andere club ?
“Ontgoocheling. Maar dan : châpeau dat hij het wilde zeggen. Ik denk dat niet veel voorzitters het zouden aandurven. Mijn reactie ’s anderendaags was ook niet : potverdorie, waar smijten ze hun trainer buiten ? Trouwens, we hebben later tóch nog gesprekken gehad. Mijn voorkeur ging er altijd naar uit dat ik zou blijven bouwen aan wat ik in drie jaar had opgebouwd in La Louvière. Maar dan kom je op een punt, zeker als trainer – als speler is de transfermarkt open tot 31 augustus – dat je denkt : nog een paar weken en het is Schluss, over en gedaan. Dan heb je twee mogelijkheden : blijven, maar met weer een budgetvermindering zou zich dat tegen mij hebben kunnen keren en wat ben je dan met de reputatie die je hebt opgebouwd ? Of zeggen : hier kan ik me niet in vinden.”
Met als uiterste consequentie dat je in juli misschien zonder club stond. Had je dat er dan bij genomen ?
“Misschien wel. Mensen reageren ongelovig als ik dat zeg, maar het had gekund, ja. Na mijn ontslag bij RWDM zat ik vier maanden thuis. Dat was helemaal geen zwart gat. Bij Volkswagen krijgen ontslagen werknemers individueel geen aandacht, waarom een trainer wel ? Voor een werkloze trainer zal er zich sneller een opportuniteit aandienen dan voor een ontslagen handarbeider.”
Hoe kijk je terug op drie jaar La Louvière ?
“Daarvoor verwijs ik naar de drie jaar dáárvoor, bij RWDM, waar na mijn ontslag in vijf maanden tijd is afgebroken wat we stap voor stap weer hadden opgebouwd. In La Louvière is mijn grootste voldoening niet dat we de beker van België hebben gewonnen, maar de vooruitgang die ik de club heb helpen maken. Ik wil niet zeggen : ik laat iets achter, want dan is het alsof ik het alleen heb gedaan en dat is niet zo. Maar het is geen toeval geweest. Dát is mijn grootste voldoening.”
Is dit je revanche naar de buitenwereld ?
“Kijk, als je vooroordelen onderuit- haalt, komt men wel met nieuwe. Ik weet voor mezelf wat ik kan, dus moest ik het ook niet bewijzen. Ik koester geen revanche, maar voel vooral voldoening.”
Het probleem van het Belgische voetbal, placht je te zeggen, is niet dat er geen goede spelers zijn of geen goede trainers, maar dat er geen beleid is.
(Lachje.) “En nu ga ik er deel van uitmaken. Maar ik blijf bij mijn woorden.”
Je was van plan een cursus mediatraining te gaan volgen. Waarom ?
(Lacht.) “Omdat journalisten zulke moeilijke mensen zijn. Nee, ik heb nog veel plannen, al zal ik er sommige misschien weer moeten opbergen.
“Waarom mediatraining ? Omdat iedereen er de mond van vol heeft, maar ik nog altijd serieus op mijn honger zit. Op de Pro License krijg je er slechts een schijncursus over. Het blijft een boeiend onderwerp, omdat je met twee partijen zit die met elkaar moeten werken, maar toch vaak in conflict zijn. Ik ben veeleisend voor mezelf, dus vind ik dat ik er nooit genoeg over kan weten.
“Iets anders is de fysieke voorbereiding van voetballers. Iedereen spreekt zich daarover tegen, maar iedereen heeft ook gelijk en te langen leste weet je het niet meer. Wat je uiteindelijk leert, is dat de ploeg die resultaten behaalt, goed voorbereid is. Zo eenvoudig is het. De waarheid bestaat niet. In Nederland bestaan er cursussen over, in België niet. Was ik nog trainer geweest, ik zou ze zijn gaan volgen.
“Ik raak er meer en meer van overtuigd dat iederéén een ploeg kan voorbereiden, spelers laten trainen of tactische plannetjes uitvinden, maar dat bepalend voor een prestatie het relationele aspect is tussen de technische staf en de spelers of de spelers onderling. Al de rest is bullshit. De aanpak, de dynamiek in een groep, je relatie met een groep : dat is bepalend en dat leidt tot een resultaat. Die methode of die methode : ik denk dat álle manieren goed zijn, zolang je maar voor jezelf een logica inbouwt. Een speler die niet meespeelt om tactische redenen, heeft geen tactisch maar een mentaal probleem. Aan een trainer om hem dat te helpen verwerken. Steeds meer spelers functioneren alleen nog maar op mentale basis. Neem Sebastian Deisler : iemand met sowieso fysieke kwaliteiten want een Duitser, hét grote talent, maar mentaal gaat hij eronderdoor. Niet voor niks gaan sommige clubs met een psycholoog werken.”
Genk ! Het heeft hem ontslagen.
“Omdat je de juiste verhouding moet vinden. Die man heeft het zelf ook aangegeven : je moet niet denken dat daarmee alle problemen ineens opgelost zijn.”
Nog iets ?
“Ik zou nog altijd heel graag Italiaans leren. De cursus ligt thuis en ik zou er echt aan moeten beginnen, maar het zal er wel weer niet meer van komen. Soms kijk ik naar de RAI en dan vind ik het spijtig dat ik er niet meer van versta.”
Maar dáár heb je nu Vandereycken voor.
(Lacht.) “Wat voor slechte mensen zijn journalisten toch !”
Samen overleggen bij een goed glas Italiaanse wijn.
“Goede wijn voor mij is wijn die me bevalt, of hij nu duur of goedkoop is. Maar ik heb bewondering voor mensen die kunnen zeggen uit welke streek een wijn komt.”
Voor Vandereycken dus. Wie weet maakt hij nog een genieter van de saaie Ariël Jacobs.
(Lacht.)
Ben je saai ?
“Voor de buitenwereld wel en ik vind dat enorm spijtig. Vooral omdat het geen rol is die ik speel. Mensen die me beter kennen, weten dat het niet klopt. Weet je, eigenlijk ben ik gewoon verlegen. Een stuk van die verlegenheid heb ik door mijn jobs in het voetbal moeten leren opzijschuiven en overwinnen. Maar ik heb gewoon niet de behoefte om uitbundig te staan doen.”
Een job als technisch directeur zou dus beter bij je karakter moeten passen.
“Misschien wel. Kijk, voetbal is een sport waar beleving moet zijn : er moet drang in zitten, je moer erin opgaan. Als trainer is die gretigheid er altijd geweest bij mij. Dat moét ook als je wil dat je groep zich daarnaar gedraagt, maar óók omdat je zelf iets wil bereiken. Ik heb het altijd heel bewust beleefd. Soms zelfs ten koste van wat afstand die nodig is om te kunnen analyseren. Maar nogmaals : ik hou niet van gespeelde rollen.”
Tot slot : met welke ambitie begin je er straks aan in Genk ?
“Ambitie voor mij is niet : volgend jaar kampioen willen spelen. Wel : hoé maken we die ambitie waar. Wat ik niet wil, is binnenkomen in Genk en zeggen : tabula rasa ! Want hoe je het ook draait of keert, er is daar op korte tijd iets uit de grond gestampt. Op alle vlakken. Als ze er nu druk ervaren, komt dat juist door Genk zelf. Druk wordt altijd als negatief ervaren, maar voor Genk is ze eigenlijk positief : omdat ze het zichzélf hebben aangedaan.”
door Jan Hauspie
‘Ik weet voor mezelf wat ik kan, dus moest ik het ook niet bewijzen.’
‘Eigenlijk ben ik gewoon verlegen.’