Twee maanden geleden werd Christophe Brandt voor dood opgeraapt na een zware val in de Schaal Sels. Hij brak zijn arm en vier ribben, waarvan er één zijn long perforeerde, scheurde zijn milt en beschadigde zijn nier zo erg dat deze verwijderd moest worden. Vandaag werkt Brandt volop aan zijn revalidatie. Sterker zelfs, hij zit alweer op de fiets.
Christophe Brandt : “Voorlopig gaat het heel goed. In het gewone leven heb ik bijna geen pijn meer. Tijdens het sporten voel ik mijn ribben nog een beetje. Maar het verbeterde al veel in vergelijking met enkele weken geleden. Momenteel doe ik tochtjes van twee uur, heel rustig. Verder krijg ik kine voor mijn arm en elleboog. Ik zwem ook. We zijn nu acht weken na de valpartij : alles loopt zoals voorzien.”
Acht weken, is dat niet verschrikkelijk snel ?
“Normaal gezien mocht ik pas in december weer op de fiets. Ik heb dus wat voorsprong ( lacht). Met de blessures die ik had, is het altijd moeilijk om in te schatten hoe lang het herstel zal duren. Het belangrijkste is nu om rustig conditie op te bouwen. Ik heb nog een lange weg te gaan voor ik weer beroepsrenner ben. Die laatste procentjes zullen de moeilijkste zijn om te overbruggen.”
Heb je enig idee wanneer je weer volop kan trainen en opnieuw in competitie kan treden ?
“Mijn eerste doel is om half december met de ploeg op trainingskamp te gaan en met de mannen mee te rijden. Dat is ambitieus, maar je moet de lat hoog leggen. Wat wedstrijden betreft, wil ik het komende seizoen gewoon weer aanvangen zoals iedere andere renner, alsof ik niet gevallen ben. Ik weet niet of dat realistisch is. Ik moet natuurlijk nog afwachten hoe ik verder evolueer.”
Voel jij nu angst als je weer op de fiets zit ?
“Eigenlijk had ik het erger verwacht. De eerste keer dat ik weer met de fiets op de weg reed, verwachtte ik dat ik bang zou zijn van de auto’s. Maar dat viel eigenlijk goed mee. Het is nog niet zoals vroeger. Ik ben nog heel voorzichtig. Binnen een maand vlieg ik weer in de bochten zoals vroeger. Ik voel dat ik meer en meer vertrouwen krijg op de fiets.”
Van wie had je het meeste steun in de afgelopen periode ?
“Natuurlijk zijn mijn vrouw, mijn dochter en mijn familie het allerbelangrijkste geweest. Maar ook mijn ploegmaats, de ploegleiding en de mensen van de omkadering hebben me vaak gebeld en opgezocht. Dat is heel belangrijk. Want je zit uiteindelijk toch alleen, buiten het wielermilieu. Wat me wel verraste, zijn de vele kaartjes en telefoontjes die ik kreeg van renners buiten de ploeg en van vele andere mensen die ik soms niet eens kende. Er zaten zelfs politici bij ! Blijkbaar heeft wat mij overkomen is, veel mensen geraakt. Dat doet heel veel deugd.”
DOOR LOES GEUENS