Eline Lievens
‘Betekent meer geld meer medailles? Belangrijk is vooral om je centen slim te spenderen’
Voor de Universiteit van Vlaanderen staat Eline Lievens stil bij de kansen van onze atleten in de laatste rechte lijn naar de Olympische Spelen van Parijs.
Vorige week kreeg ik de kans om een ticket te bemachtigen voor de Olympische Spelen in Parijs. Als supporter althans, wat tegenwoordig óók geen evidentie is. Je kan enkel tickets kopen na een helse loterij. En hoewel we nog een jaartje moeten wachten, voel ik het aan alles: de medaillekoorts stijgt. Op de vorige Olympische Zomerspelen wisten we 7 medailles te bemachtigen, goud was er voor Nafi Thiam, de Red Lions en Nina Derwael, niet toevallig dé events waarvoor ik een ticket in de wacht probeerde te slepen. Eén ding is zeker, topprestaties spreken tot de verbeelding en stimuleren jong en oud om zelf in beweging te komen.
De laatste rechte lijn
Voor de meeste Belgen zijn de Olympische Spelen nog heel ver weg. Maar voor onze atleten voelt het als morgen. Ze moeten nu reeds topprestaties leveren om de laatste broodnodige kwalificatiepunten te sprokkelen. Zij bevinden zich in de laatste rechte lijn naar de Olympische Spelen.
(Lees verder onder de video.)
Wat wij van die Spelen van morgen mogen verwachten? De vooruitzichten zijn mooi! De Vlaamse topsportindex staat op het hoogste niveau ooit. Punten in deze index worden bepaald door medailles en top 8-plaatsen op Olympische Spelen, Europese en Wereldkampioenschappen in Olympische disciplines. Sinds 2012 is er sprake van een duidelijke stijging in deze index en het afgelopen jaar slaagden we er zelfs in om het nog 18% beter te doen dan in 2021. En dat is niet toevallig. “Nooit investeerden we meer in topsport dan vandaag, maar ook nooit was onze medaillehonger groter”, aldus Vlaams minister van Sport Ben Weyts. In totaal investeert Vlaanderen jaarlijks 28 miljoen euro in topsport. Een deel van deze middelen wordt gespendeerd aan contracten voor onze topsporters. In 2023 krijgen 68 atleten steun van Sport Vlaanderen. Dat is een goede zaak, een atleet kan zich niet optimaal voorbereiden op de Olympische Spelen als hij zich daarnaast zorgen moet maken over een job.
Kleine talentvijver
Meer geld, meer medailles? Geld speelt zeker een belangrijke rol, maar er is een plafond. En dan moet je de winst vooral halen door de centen slim te spenderen. Voor een land als België is investeren in talentopsporing cruciaal. Wij, Belgen, hebben slechts 12 miljoen inwoners. Hoe minder inwoners, hoe minder potentiële talenten. Onze talentenvijver is daarom kleiner dan die van vele concurrenten. Zo is de talentenvijver van China zelfs 122 keer groter. Voor elk talent dat wij opleiden, staan er in China nog 121 andere in de rij. Dit in het achterhoofd houdende, doen we het helemaal niet zo slecht. Gemiddeld haalde België op de afgelopen Olympische Zomerspelen 1 medaille op 1.6 miljoen inwoners. Daarmee doen we het veel beter dan China die, ondanks zijn 89 medailles, slechts 1 medaille in de wacht sleepte per 15 miljoen inwoners. Maar er is nog marge. Zo behaalde Nederland bijvoorbeeld een beter gemiddelde, zij konden 36 medailles veroveren, wat neer komt op 1 medaille per 500 000 inwoners.
Brede ontwikkeling
Waarin moeten we de komende jaren investeren? Onze toekomstige sporttalenten bieden we best zo lang mogelijk een brede ontwikkeling aan. Het is dus zeker niet nodig om al vanaf je 6 jaar te voetballen om een topvoetballer te worden. Je mag gerust af en toe op een balletje schoppen, maar daarnaast zal het ook belangrijk zijn om je breed motorisch te ontwikkelen. En dit geldt ook voor de meeste andere sporten. Denk hierbij aan Remco Evenepoel, die tot zijn 17 voetballer was, maar nu één van de beste Belgische renners aller tijden is. Een brede ontwikkeling kan je bekomen door jouw kind aan meerdere sporten te laten deelnemen, of aan de hand van specifieke lessen waarin alle vaardigheden worden gecombineerd, zogenaamde multi-move of multi-skills lessen.
Ook hebben sommige sporttakken het belang van deze brede ontwikkeling geïntegreerd in hun werking. Zo gaan gymclubs niet alleen trainen aan specifieke toestellen, maar integreren ze ook andere vaardigheden, zoals balgevoel, in hun turnlessen.
Talentoriëntatie
Ten tweede zal het belangrijk zijn om onze talenten op de juiste plaats te krijgen. Een eerste, ruwere detectie vindt idealiter plaats rond de leeftijd van 8-10 jaar. Aan de Universiteit van Gent werd hiertoe een tool ontwikkeld, het SportKompas, die kinderen helpt bij het kiezen van de juiste sport. Dit zowel op basis van wat het kind leuk vindt, als waarvoor hij of zij de beste vaardigheden bezit. Een specifiekere oriëntatie zal dan meestal plaatsvinden rond de leeftijd van 15-16 jaar. Hierbij is belangrijk om binnen een sport atleten naar de juiste discipline te begeleiden.
Dan kan het bijvoorbeeld interessant zijn om het spiervezeltype van onze beloftevolle sporters te bepalen. Iemand met veel snelle spiervezels zal eerder gemaakt zijn voor sprint-disciplines, waar iemand met veel trage spiervezels meer aanleg heeft voor langdurige inspanningen.
Tijdens mijn doctoraat aan de Universiteit van Gent optimaliseerde ik een techniek, uitgevonden door mijn promotor Prof. Wim Derave, waarbij we het spiervezeltype inschatten aan de hand van een MRI scan. Eigenlijk bestond er al een andere methode om het spiervezeltype te bepalen, maar daarbij moesten we met een dikke naald een stukje spier weghalen bij de atleet.
Via onze techniek kan dat spiervezeltype nu pijnloos en veel sneller worden ingeschat. Zo scande ik enkele jaren terug Gianluca Pollefliet, die in de jeugdcategorieën een getalenteerde BMX’er was. Naarmate hij ouder werd, bleven zijn resultaten uit. Op vraag van zijn trainers, legden we Gianluca onder de scanner. En gelukkig maar, want tegen de verwachtingen in had hij hoofdzakelijk trage spiervezels. Daarom besloot Gianluca over te stappen van BMX naar wegwielrennen en langere disciplines op de piste. En dat bleek een schot in de roos.
Talenttransfer
Tot slot zal het ook belangrijk zijn om onze huidige topatleten te blijven monitoren. Zo kunnen we atleten die nét niet goed genoeg presteren, of aan het eind van hun carrière zijn in een bepaalde sport, transfereren naar sporten waarin hun kwaliteiten wel volledig tot hun recht komen. Een sport waarin ze hun Olympische droom wél kunnen waarmaken. Hierbij denk ik spontaan aan Hanne Mariën die na haar atletiek carrière nog deelnam aan de Olympische Winterspelen in een bobslee. Ook ons Belgisch sprintteam op de piste, dat enkele weken geleden voor het eerst deelnam aan het Europees kampioenschap baanwielrennen, is een mooi voorbeeld van talenttransfer. Zo bestaat het team naast onze pur sang pistier Nicky Degrendele, uit twee sprintbommen uit een andere discipline (Elke Vanhoof; BMX) en sport (Valerie Jenaer; ijshockey en bobslee).
Om onze medaillehonger ook de komende jaren te blijven stillen, zullen wij het topsportbudget slim moeten spenderen. Innovatieve tools zoals het Sportkompas en de niet-invasieve screening van het spiervezeltype kunnen ons daarbij helpen. Zo kunnen we talenten optimaal (her-)oriënteren. Zodat wij ook de komende Olympische Spelen nog uit volle borst kunnen supporteren voor onze Belgische helden.
Eline Lievens is bewegingswetenschapper. Ze is als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan de aan de Universiteit Gent in de onderzoeksgroep inspanningsfysiologie en sportvoeding.
Universiteit van Vlaanderen: wetenschap in klare taal voor u uitgelegd
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier