Behaalt judoka Matthias Casse straks goud op de Spelen? ‘Op de mat ondergaat hij een metamorfose’
Zijn coach Mark van der Ham houdt het bij ‘het maximale eruit halen’, maar voor Matthias Casse zelf is goud het doel in Parijs. ‘Zijn drang om altijd maar meer te willen, is enorm.’
‘Leef en adem je judo? Dan is de Topsportschool iets voor jou. Combineer je secundaire schoolopleiding met judo op hoog niveau zodat je tegelijkertijd voorbereid wordt op zowel de topsport als het hoger onderwijs.’ De affiche die reclame maakt voor het infomoment van de Topsportschool, op 9 maart 2024, hangt nog aan de valven van het fraaie Topsportgebouw in Wilrijk. Er wordt ook nog op vermeld: ‘Mooie voorbeelden van oud-leerlingen zijn Dirk Van Tichelt, Mina Libeer en Matthias Casse.’
Het is de elitecoach bij Judo Vlaanderen en dus de coach van die laatste twee, Mark van der Ham, die ons exact op het afgesproken tijdstip met zijn sporttas in de hand tegemoet wandelt richting de inkomhal.
Naar een rustige plek voor het interview is het even zoeken. Een eigen bureau heeft Van der Ham er niet. ‘Hoeft ook niet,’ zegt hij, ‘want na elke training rijd ik naar huis om daar nog wat te werken. Ook als ik zowel een voormiddag- als een avondtraining geef, doe ik tussendoor de trip Antwerpen-Rotterdam en weer terug. De tijd en de afstand vallen best mee en ik sta maar zelden in de file.’
‘Matthias is sterk en snel, maar zeker niet de sterkste of de snelste. Dat hoeft ook niet, zijn judoplan moet in balans zijn met zijn lichaam.’
Je bent hier, om het zo te zeggen, terug op het oude nest. Waarom verruilde je in 2022 Judo Vlaanderen voor Azerbeidzjan, na vijf best wel succesvolle jaren met onder meer een wereldtitel en olympisch brons voor Matthias Casse?
Mark van der Ham: ‘De aanbieding om in een groot judoland als performance director aan de slag te gaan, beschouwde ik als een interessante ontwikkelingsstap in mijn carrière. Daarnaast was het ook financieel aantrekkelijk, daar wil ik niet flauw over doen. Het is zeker niet zo dat er sleet gekomen was op de relatie met de judoka’s hier.’
In een interview met Humo vertelde zijn vriendin Grace Goulding na jouw vertrek en met de komst van Damiano Martinuzzi: ‘Matthias kon wel wat nieuwe impulsen gebruiken.’
Van der Ham: ‘Dat begrijp ik volledig. In zijn ontwikkeling was de afgelopen fase een goed moment om nieuwe dingen te leren en los te komen van zijn vorige coach, van mij in dit geval dus. Voor hem vond ik het geen slechte zet dat ik zelf iets anders ging doen.’
Kun je sinds je terugkomst zelf ook voor andere impulsen zorgen? Heb je, met andere woorden, je aanpak veranderd in vergelijking met je vorige passage?
Van der Ham: ‘De basis van de samenwerking is dezelfde, waarmee ik bedoel dat het gevoel nog altijd goed zit. Dat blijft toch het voornaamste, want als een judoka niet meer gelooft in de coach die langs de mat staat en advies geeft, dan wordt samenwerken onmogelijk. Vertrouwen is de basis. Dat was voor mij ook zo bij mijn leraar, opleider en mentor Chris de Korte, die dit jaar jammer genoeg overleed. Het is wel zo dat Matthias en ik allebei zaken geleerd hebben dankzij de nieuwe ervaringen die we gedurende dat anderhalf jaar opgedaan hebben. De uitkomst en de kennis die we samen vergaarden, maakt dat het een beter judoplan moet zijn dan het voorheen was. Niet dat we over de vorige periode te klagen hadden, maar stilstaan is achteruitgaan. Je moet je continu blijven ontwikkelen en als je het vanuit dat oogpunt bekijkt, hebben we daar allebei los van elkaar een goeie kans toe gekregen. We hebben bijgeleerd, wat nu bij elkaar nieuwe gedachten en ideeën moet kunnen geven.’
Hoe Matthias Casse steeds meer in de voetsporen van Robert Van de Walle treedt
Welke nieuwe ideeën zijn dat dan concreet?
Van der Ham: ‘De manier waarop Matthias echt goed is, dat blijft. Op judotechnisch vlak ben ik vrij strak, ook in de manier om tot een fysieke piek te komen. Ik heb een plan waarin ik geloof en dat ik tot uitwerking wil gebracht zien worden. Omdat dat plan wegviel, kwam hij in een vrijer gebied waarvan hij ook veel kon opsteken. Nu zit ook ik er toch iets minder fel op, het is gemakkelijker voor mij om de dingen wat losser te laten. Voor ik wegging, deed ik bijvoorbeeld de krachttrainingen zelf, terwijl Joris Jellasics zich daar nu om bekommert. Door mijn ondervindingen in Azerbeidzjan, waar ze een andere judostijl hebben en daardoor moeilijkheden en problemen anders oplossen, kwam ik tot een aantal nieuwe inzichten. Waar het dan exact om gaat, is moeilijk aan te duiden zonder dat je zelf op de mat staat.’
Een nieuwigheid is alvast dat jullie nu wekelijks naar Papendal trekken, het grootste topsporttrainingscentrum in Nederland, om er met enkele andere toppers te sparren.
Van der Ham: ‘Het niveau qua sparringpartners in België is wat minder, ook al omdat sommige atleten in het buitenland trainen. Daarom hebben we een connectie opgezet met Nederland maar ook met Duitsland. Een van de zaken is inderdaad dat we één keer per week met de elite van België, Nederland en Duitsland samenkomen in Papendal. Dat is zeker een meerwaarde voor de drie landen.’
Je had het over je ondervindingen in Azerbeidzjan. Wat is het grootste verschil tussen het judo daar en hier?
Van der Ham: ‘De beleving. Jongetjes van vijftien, zestien jaar werken er bijna dezelfde trainingen af als senioren. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat ze bij de jeugd zulke knappe resultaten neerzetten. Laat me duidelijk zijn: die proporties moet het hier niet aannemen, maar in West-Europa gaan we soms toch iets te soft om met potentiële topsporters, vind ik. Als je ziet dat sommige opkomende senioren hier de trainingen een week opschorten omdat ze een vinger gekneusd hebben, dan denk ik: daar ga je het niet mee halen. Een probleem in Azerbeidzjan is dan weer dat alles er om geld draait, een externe motivatiefactor. Ze beschikken over veel talentvolle judoka’s, maar de intrinsieke motivatie ligt er gemiddeld lager. Matthias loopt op dat vlak mijlenver vooruit op de judoka’s ginder. Zijn drang om altijd maar meer te willen is enorm. In die zin geldt voor hem zeker niet wat ik net misschien iets te veralgemenend zei over de West-Europeanen. Dirk Van Tichelt, met wie ik tijdens mijn vorige periode in Vlaanderen nog even gewerkt heb, is ook zo iemand. Als hij zijn vinger gekneusd had, moest ik het niet aandurven om te zeggen: ‘Kom maar niet trainen.’ Dat zou hij niet geaccepteerd hebben. Dat heet werkethiek en intrinsieke motivatie, iets waar dus ook Matthias in hoge mate over beschikt.’
‘In Azerbeidzjan zag ik jongens bij de -90 vechten die twee weken voor een toernooi nog 102, 103 kilo wogen. In die marge zit Matthias gelukkig niet.’
Die kwaliteiten hebben hem op het WK eind mei niet aan het verhoopte resultaat geholpen. Hij sneuvelde al in de achtste finales, pas zijn tweede kamp, terwijl hij op de vorige vier WK’s telkens de finale haalde (drie keer zilver, een keer goud). Hoe verklaar je dat verlies?
Van der Ham: ‘Fysiek stond hij goed op de mat, maar hij was in die wedstrijd tegen Timoer Arboezov iets te gretig. Hij wilde te graag scoren. Na een lange videoanalyse besliste de scheidsrechter om hem een straf te geven omdat hij net onder de band greep. Het ging om een paar millimeter. In het verleden lieten ze dat meestal gewoon toe, maar volgens de regels was het een fout. De dag nadien kwamen verscheidene coaches naar me toe om te zeggen dat het goed was dat het iemand van het level van Matthias overkwam, de nummer één van de wereld. En dat het nu dus extra in beeld was, waardoor de kans vergroot dat die regel in de volgende olympische cyclus verandert. Of dat effectief gaat gebeuren, valt nog af te wachten, maar het geeft wel aan dat de regel niet aansluit bij wat de internationale judofederatie IJF voor ogen heeft, namelijk attractief judo. De actie die Matthias maakte, was attractief: er zat veel explosiviteit in.’
WK judo in Qatar: ‘De voorbereiding van Matthias Casse was er een uit het boekje’
In Sporza Daily hekelde voormalig judocoach Jean-Marie Dedecker de nieuwe judowetten, die volgens hem leiden tot statischere kampen en meer passiviteit. Ben je het met hem eens?
Van der Ham: ‘Daar kan ik me wel in vinden, ja. Je wordt gedwongen in een bepaalde statische setting, wat maakt dat wedstrijden mogelijk minder spectaculair worden. Maar goed, we hebben regels en met die regels moeten we proberen wedstrijden te winnen. Klaar.’
Dat lukte dus te weinig op het WK. Hoe groot was de ontgoocheling?
Van der Ham: ‘Het resultaat was ontgoochelend, maar dat was niet het belangrijkste. Waar Matthias zat in de voorbereiding op de Olympische Spelen, daar draaide het om. En dat was goed. Op het moment zelf kwam het verlies hard aan bij hem, maar toen we de analyse maakten van waar het goed ging en waar niet, kon hij die nederlaag meteen relativeren. Dat is ook een van zijn sterke punten: hij switcht snel naar een positieve mindset. Meestal moet ik daarvoor niet eens op hem inpraten, hij is verstandig genoeg om zelf de knop om te draaien.’
In dit geval betekende die knop: volle focus op de Olympische Spelen. Hoe verloopt de ultieme voorbereiding op Parijs?
Van der Ham: ‘Prima. We hielden een uitstekende trainingsstage in Kroatië, vervolgens een weekend hier in Wilrijk waar een aantal landen op bezoek komen en dan nog een week in Benidorm. We hebben goeie stappen gezet, laat het me zo stellen.’
Je haalde net aan dat het resultaat op het WK niet zo belangrijk was, dat het draait om de Olympische Spelen. Bestaat het risico niet dat de focus té groot is, dat de druk daardoor verlammend begint te werken?
Van der Ham: ‘Zeker in topsport geldt dat alles met ‘te’ niet goed is. Te weinig is niet goed, maar te veel ook niet. Er moet een balans zijn, dat klopt. Matthias spreekt zich altijd hard uit in zijn doelen, terwijl ik daar iets rustiger in ben. Wij – de federatie, de medische staf, de trainersstaf en hijzelf – hebben er alles aan gedaan om hem zo goed mogelijk in Parijs te krijgen. Het doel is dan om het maximale eruit te halen.’
Het maximale, dat is goud. Daarvoor zal hij moeten afrekenen met zijn eeuwige rivaal, de nummer twee van de wereld en de man die hem al drie keer in een WK-finale klopte, de Georgiër Tato Grigalasjvili…
Van der Ham: (pikt in) ‘In Tokio waren ze ook de twee grote favorieten, maar ze stonden tegen elkaar in de wedstrijd om het brons. De wereldranglijst geeft aan dat Matthias en Grigalasjvili de judoka’s zijn die de voorbije twee jaar het meest regelmatig hebben gevochten, maar ik zie meerdere kandidaten die in Parijs een goed resultaat kunnen neerzetten. We moeten nergens voor de Spelen een document invullen: hij staat eerste op de ranking en hij tweede, dus ze ontmoeten elkaar in de finale. Zo werkt het niet. Maar ja, Grigalasjvili heeft aangetoond dat hij ook goed voor de dag kan komen.’
Over Grigalasjvili zei Matthias in De Standaard: ‘Hij kan naar alle kanten draaien en heeft een heel goed judogevoel. Dat maakt het zwaar om tegen hem te vechten. Maar we hebben een plan.’ Waaruit bestaat dat plan?
Van der Ham: ‘Hij moet tegen iedereen vooral bij zijn eigen kumi-kata, zijn eigen grip, blijven. Dat is cruciaal om zich in de juiste positie te manoeuvreren en zo de wedstrijd naar zijn hand te zetten. Grigalasjvili, en met uitbreiding bijna alle Georgische judoka’s, zetten altijd sterk druk, vechten aanvallend en nemen veel risico’s. Weet je, in het judo krijg je te maken met krachtige tegenstanders, met snelle tegenstanders, met tegenstanders met een goede timing. Tegen elk van hen heb je een andere strategie nodig, maar tegelijkertijd moet je bij jezelf blijven, in je eigen kracht. Als je buiten je eigen comfortzone terechtkomt, wordt het moeilijk om de controle te krijgen. Daarnaast kan het mentale aspect doorslaggevend zijn, want fysiek zal iedereen op de Spelen het maximale van zichzelf geven. Qua zelfvertrouwen zit het ook wel goed.’
Je verduidelijkte de judostijl van Grigalasjvili. Wat is er kenmerkend voor die van Matthias?
Van der Ham: ‘Hij is vooral heel goed in staat om een wedstrijd te lezen. Dat is waarschijnlijk zijn grootste kwaliteit. Verder mag je wel stellen dat hij een allrounder is, hij haalt op verschillende vlakken een hoog niveau. Matthias is sterk en snel, maar zeker niet de sterkste of de snelste. Dat hoeft ook niet, zijn judoplan moet in balans zijn met zijn lichaam.’
Als hij nadenkt over het judo, is hij blijkbaar vaak overtuigd van zijn gelijk, zo gaf hij zelf toch aan in een interview met Humo. Betekent dat ook dat hij moeilijk te coachen is?
Van der Ham: ‘Enerzijds weet hij door zijn ervaring heel goed wat hij moet doen en laten. Hij is zelfstandiger geworden de laatste jaren, en zelfstandigheid en eigenwijsheid staan dicht bij elkaar. Anderzijds staat hij open voor advies en voor wat ik hem aanreik, zolang het onderbouwd en realistisch is. Omdat het vertrouwen er is, is hij dus voor mij goed te coachen.’ (lachje)
Veel judoka’s voeren een harde, soms ongezonde strijd met hun gewicht. Hoeveel moeite kost het Matthias om binnen zijn gewichtsklasse van -81 kilogram te blijven?
Van der Ham: ‘In Azerbeidzjan zag ik jongens die in de categorie -90 kilogram vochten, die twee weken voor een toernooi nog 102, 103 kilo wogen. Op tien dagen tijd kregen ze het voor elkaar om dat eraf te krijgen en nog een goed resultaat te behalen, maar gezond lijkt me dat niet. In die marge zit Matthias zeker niet. Het kost hem dan ook weinig moeite om binnen zijn gewichtsklasse te blijven.’
Slotvraag: hoe zou je Mathias Casse omschrijven als persoon?
Van der Ham: ‘Als een heel vriendelijke jongen. Om je een voorbeeld te geven: op trainingsstage in Kroatië was hij zich aan het omkleden toen een jong knaapje naar hem toekwam. Hij wou graag een foto samen op de tatami. Matthias trok zonder morren zijn drijfnatte, bezwete judopak weer aan. Zulke dingen doet hij niet voor zichzelf, maar om anderen een plezier te doen. Of hij dan te lief is als judoka? Nee, ik heb al meegemaakt dat hij een tegenstander bijna de nek wilde omdraaien omdat het niet liep zoals hij wilde. Eenmaal op de mat ondergaat hij een metamorfose. De tegenstand in Parijs is gewaarschuwd.’ (grijnst)
‘Ik ben op mijn best wanneer ik in mijn bubbel zit’
Minder dan twaalf maanden voor de start van de Olympische Spelen moest Matthias Casse plots op zoek naar een nieuwe coach, nadat Damiano Martinuzzi na amper één jaar onverwacht zijn afscheid aangekondigde bij Judo Vlaanderen. ‘Dat was voor mij even slikken, want Damiano zorgde voor nieuwe impulsen. Elke trainer heeft immers zijn eigen kwaliteiten die bijdragen tot je ontwikkeling als judoka’, zegt Casse. ‘Gelukkig liet de opvolging niet lang op zich wachten en kwam er met Mark van der Ham iemand met wie ik voordien al vijf jaar intensief had samengewerkt. Toen hij in Azerbeidzjan zat, zagen we elkaar bovendien nog tijdens internationale competities en hielden we contact, zij het eerder sporadisch. Maar omdat we tijdens die vijf jaar een hechte band hadden opgebouwd, konden we de draad weer heel snel oppakken. Gelukkig maar, want veel tijd was er niet in de aanloop naar de Olympische Spelen.’
Casse merkte dat de periode in Azerbeidzjan leerrijk was geweest voor Van der Ham. ‘Zo is hij nu nog beter in de zaken waarin hij al sterk was, zoals moeilijke situaties juist inschatten en die concreet, duidelijk en begrijpelijk samenvatten. Tactisch en technisch kunnen we volgens mij niet zoveel opsteken van Azerbeidzjan, op dat vlak staan wij een drietal stappen verder. (lachje) Die jongens daar zijn vooral harde vechters.’
Met zijn resultaten dit seizoen – hij schreef onder meer de prestigieuze Grand Slamtoernooien van Parijs en Tasjkent op zijn naam – leek Casse aan te tonen dat hij klaar was voor het grote doel eind deze maand in Parijs. Op het WK in Abu Dhabi viel het resultaat echter tegen. ‘Ook al ligt de piek op de Spelen, een WK blijft een WK en daar wil je presteren. Dat lukte niet, mede door dubieuze beslissingen van de scheidsrechters, waardoor ik aanvankelijk emotioneel en teleurgesteld reageerde. Nadien kon ik die nederlaag wel plaatsen, maar met de belofte aan mezelf dat ik volgend jaar op het WK weer vol voor goud wil gaan.’
Dat is ook zijn vurige wens en ambitie voor de Olympische Spelen. Daar ligt al de hele tijd de focus, en daarvoor laat hij ‘niets aan het toeval over’, zegt hij. Alles met ‘te’ is niet goed, aldus zijn coach, maar daar is Casse niet bang voor. ‘Ik ben op mijn best wanneer ik in mijn bubbel zit. Of Tato Grigalasjvili mijn grootste concurrent wordt? Die naam valt vaak, maar de enige mogelijkheid dat ik tegen hem uitkom, is in de finale of in de wedstrijd voor het brons. Voordien moeten er nog vijf kampen betwist worden en vanaf ronde één zal ik moeten knokken. De gewichtsklasse tot 81 kilo is een heel sterke categorie, waarin wel dertig kandidaten zijn voor het podium. Het belangrijkste is dat ik van mijn eigen kracht uitga en niet afwijk van mijn plan. Concreet wil dat zeggen dat ik bij mijn greep rechts van binnen moet zitten en voor mijn tegenstander moet blijven. Ik weet ook: hoe langer de kamp duurt, hoe groter mijn kansen. Daar is mijn tactiek meestal op gebaseerd: in het begin rustig blijven en de regie overnemen naarmate de kamp vordert.’
Hoewel hij wat dat betreft naar eigen zeggen ‘niet snel om hulp vraagt’, vertrouwt hij wel honderd procent op de raad van Mark van der Ham. ‘Op training is er ruimte voor discussie, maar tijdens de competitie moeten we op een fractie van een seconde informatie uitwisselen. Dan mag ik niet beginnen te denken: oei, heeft Mark wel gelijk? Dan is het gewoon knikken en uitvoeren. Op dat vlak moet je een beetje een robot zijn.’
Olympische Spelen 2024
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier