Waarom Nafi Thiam het bijna perfecte zevenkamplichaam heeft
Ze werd al olympisch, wereld- en Europees kampioene in 2016, 2017 en 2018. Weinigen die verrast zullen zijn als Nafi Thiam (26) daar donderdag een tweede olympische (gouden?) plak aan toevoegt. Begiftigd met uitzonderlijke genen die haar boven al haar concurrentes doen uitrijzen. Een analyse van het (bijna) perfecte lichaam.
Toen Nafi Thiam in 2017 op de Hypomeeting in Götzis als vierde atlete ooit de kaap van de 7000 punten rondde, tweette de Amerikaan Ashton Eaton, een van de beste tienkampers ooit: ‘Goeie kans dat de beste atleet ter wereld een vrouw is.’ Een vrouw die een Britse journalist na Thiams olympische titel in Rio 2016 omschreef als een ‘ self playing piano‘. Een vrouw die ‘morfologisch en fysiologisch compleet uniek is’, zoals Johan Bellemans, het hoofd van de medische dienst van Team Belgium, het ooit verwoordde.
Toch benadrukt Thiam zelf dat de perfecte atlete niet bestaat – óók zij dus niet. Hoe heeft haar niettemin uitzonderlijke lichaam zich ontwikkeld, van tiener tot een veelzijdige kampioene? Wat zijn de sterke en zwakke punten? En kan ze überhaupt nóg sterker worden? Een analyse.
Langzaam (en nog altijd) groeien
Het blijft frappant: Thiam was in haar tienerjaren niet ’s werelds beste, zélfs niet van België. Op het WK scholieren in 2011 viel ze als zeventienjarige zelfs naast het podium, na twee Cubaanse meisjes en haar Belgische jeugdconcurrente, Marjolein Lindemans. Thiam trainde dan ook pas vanaf haar veertiende ‘serieus’, onder Roger Lespagnard, de ex-meerkamper die zelf had deelgenomen aan de Olympische Spelen van 1968 (17e), 1972 (14e) en 1976 (19e) en vandaag, op zijn 74e, nog altijd haar coach is.
In het begin hield Lespagnard het niettemin op vier sessies per week, want hij wilde Thiams snelgroeiende lichaam (zie volgende punt) niet overbelasten. Die filosofie hanteerde hij ook de jaren erna. Pas toen Thiam negentien werd, schroefde hij het aantal trainingen per week op naar zes. Met direct rendement: in juli 2013, op het EK junioren in Rieti, draaide de Naamse de rollen om: Marjolein Lindemans behaalde brons, zij het goud, inclusief een nationaal seniorenrecord (6298 punten), afhandig gemaakt van Tia Hellebaut. Vijf maanden eerder had Thiam de kin van veel atletiekkenners al tot de grond doen zakken door in Gent, met 4558 punten, het juniorenwereldrecord op de vijfkamp van Carolina Klüft te verbeteren. Al werd dat niet officieel gehomologeerd omdat er de dag zelf geen doping- controle was.
In aanloop naar de Spelen in Tokio werd Thiam naar eigen zeggen ‘sterker, krachtiger, scherper en sneller’ dan ooit.
Amper drie jaar later, net voor haar 22e verjaardag, bereikte Thiam al het allerhoogste, op de Spelen van Rio in 2016. En toch trainde ze tot dan én tot het WK van 2019 in Doha gemiddeld slechts zesmaal per week, en vaak pas ’s avonds – alleen op buitenlandse trainingsstages lag dat ritme hoger. Deels het gevolg van de combinatie topsport/studie (geografie aan de universiteit van Luik), deels omdat Thiam in België ’s winters amper indoor kon trainen, bij gebrek aan een dichtbijgelegen atletiekpiste – wat intussen wel al verholpen is.
Dat ze met dat beperkte trainingsvolume de zevenkamp al zo vlug domineerde, is op zich al frappant. Pas na het WK van 2019, nadat ze dat najaar haar studie had afgerond, begon Thiam gerichter en meer te trainen. ‘Maar niet verdubbelen hoor. In plaats van één keer per dag, anderhalve keer’, vertelde Lespagnard toen. Zijn poulain was immers voortaan ook overdag vrij, had geen slapeloze nachten meer – bezorgd om en studerend voor aankomende examens – en kon zo meer rusten. Daarom verwachte hij toen ook dat Thiams lichaam – qua explosiviteit, kracht, snelheid… – nog sterker zou worden. En dat ze op elke zevenkampproef zou blijven verbeteren, inclusief nieuwe persoonlijke records, zelfs na haar 25e.
Dat plan viel, althans qua pure cijfers, echter in het water. Begin 2020 brak immers de coronapandemie los en werd ook de Luikse, zoals veel atleten, beperkt in haar trainingsmogelijkheden en wedstrijden – inclusief uitstel van de Olympische Spelen. Pas in 2021 kon Thiam weer voluit trainen, onder meer met stages in Guadeloupe, Zuid-Afrika en Turkije. In aanloop naar de Spelen in Tokio werd ze naar eigen zeggen zelfs ‘sterker, krachtiger, scherper en sneller’ dan ooit – ook al vertaalde zich dat de voorbije maanden niet in persoonlijke records. Noch in individuele nummers, noch op de zevenkamp, want voor het eerst werkte ze in een jaar van een groot kampioenschap geen heptathlon af. Doelgerichter wilde Lespagnard, via losse wedstrijden en zonder stress, pieken naar woensdag 4 en donderdag 5 augustus, haar competitiedagen in Tokio.
Of dat in Tokio tot een nieuw persoonlijk zevenkamprecord zal leiden (7013 punten, zie ook kader) en dus allicht ook tot een nieuw Europees record (7032, op naam van de Zweedse Carolina Klüft, uit 2007), valt nog af te wachten. Daarvoor moet Thiam op bepaalde onderdelen risico’s nemen, en dat hoeft (allicht) niet om de olympische titel te pakken.
Maar ook na Tokio, richting de Spelen van Parijs 2024, volgen er nog gelegenheden genoeg om Klüft van haar Europese troon te stoten. Zélfs het onaantastbaar gewaande wereldrecord van de Amerikaanse Jackie Joyner-Kersee (7291 punten, uit 1988) acht Lespagnard op termijn binnen schootsafstand. ‘Nafi bezit de fysieke kwaliteiten, het is een kwestie van willen.’ Al lijkt dat geen probleem, want volgens hem is Thiams grote kracht dat ze haar trainingssessies altijd zeer nauwgezet afwerkt. En dat ze met weinig kwantiteit qua training, maar met grote kwaliteit razendsnel weer een topniveau haalt.
Grote kampioene (letterlijk)
Vader Bamba (een Senegalees): 1m96. Moeder Danièle (een Belgische): 1m87. Broer Ibrahima: 1m96. Nafi: 1m87. Haar lengte zit dus in de genen. Al toen Roger Lespagnard Thiam voor het eerst zag, tijdens een verspringcompetitie in Seraing, merkte hij haar lange benen op. Toch was dat in haar tienerjaren veeleer een probleem, zeker toen ze op haar vijftiende/zestiende een groeischeut kreeg. De spieren volgden immers niet de extra centimeters, waardoor Thiam met de rug sukkelde en bij de start van de loopnummers haar lange benen moeilijk kon controleren. Pas toen haar lichaam zich helemaal aangepast had, was ze niet meer te houden.
Ook opmerkelijk: met haar 1m87 steekt de Waalse letterlijk uit boven haar concurrentes/ex-kampioenes op de zevenkamp. Alle olympische goudenmedaillewinnaressen sinds 2000 waren kleiner dan zij: Denise Lewis (1m75), Natalja Dobrynska (1m82), Carolina Klüft (1m78), Jessica Ennis-Hill (1m65). Zelfs Jackie Joyner-Kersee, wereldrecordhoudster/olympisch kampioene van 1988/1992, mat ‘slechts’ 1m78. En ook Thiams belangrijkste tegenstandster van de laatste jaren, de Britse Katarina Johnson-Thompson, moet vier centimeter toegeven (1m83).
Alle olympische goudenmedaillewinnaressen sinds 2000 waren kleiner dan Thiam.
Die lengte is een voordeel in het hoogspringen, waar de Luikse haar lange benen als hefboom kan gebruiken. Niet toevallig ook haar beste nummer: met haar persoonlijk record én (nog altijd) wereldrecord in de zevenkamp (2m02) stond ze eind 2019 zelfs dérde op de wereldranglijst. Opvallend: Thiam is ook groter (1m87) dan alle toppers in het hoogspringen. Alleen Vashti Cunningham (1m86) komt dicht in de buurt. De (bijna) onverslaanbare Russische Maria Lasitskene meet zeven centimeter minder (1m80). En ook Tia Hellebaut (1m82) is kleiner dan Thiam.
In het verspringen, haar andere specialiteit waarop ze met een persoonlijk record van 6m86 eind 2019 tiende op de world ranking prijkte, is het verschil tussen haar lengte en die van ’s werelds besten zelfs nog groter. Geen enkele topverspringster uit de top vijf haalt meer dan 1m80. Veel centimeters is dus geen noodzakelijke voorwaarde om in die disciplines te schitteren. Dé kracht van Thiam is dat ze haar 187 centimeter met andere fysieke kwaliteiten combineert.
Coördinatie/proprioceptie
Hoewel atletiek altijd haar passie nummer één was, beoefende de jonge Nafi ook andere sporten, onder meer tijdens zomerkampen van Adeps (de Waalse tegenhanger van Sport Vlaanderen): badminton, judo, rolschaatsen, zeilen… Van haar elfde tot dertiende speelde ze zelfs basketbal bij BC Alsavin Belgrade en bij RCS Bouge. Door daarnaast verschillende atletiekdisciplines te beoefenen ontwikkelde Thiam een uitzonderlijke lichaamsbeheersing en een hoge proprioceptie: het vermogen om de positie en het zwaartepunt van je lichaam waar te nemen in de ruimte – zeer belangrijk in vooral sprong- en werpnummers (haar beste disciplines).
Mede daardoor kan ze volgens haar coach Roger Lespagnard technische foutjes ook tijdens een competitie bijschaven, perfect aanvoelend wat ze verkeerd deed. ‘Nafi heeft die coördinatie, dat ritme in haar lichaam om die bewegingen perfect uit te voeren. Dat zie je meteen, zoals ook bij goeie dansers.’ Thiams techniek en lichaamsbeheersing waren volgens Lespagnard zelfs nóg beter geweest als hij zijn pupil niet op haar veertiende onder zijn hoede had gekregen. Wel twee jaar eerder, wanneer jonge tieners die specifieke bewegingen het meest in hun hersenen slijpen. ‘Nafi had bovendien bij het lopen, en vooral bij het hoogspringen, de stijl van haar moeder ( een ex-atlete, nvdr) gekopieerd. En die was verkeerd. Het heeft lang geduurd om die fouten af te leren.’
Explosief, krachtig & elastisch
Toen Lespagnard voor het eerst zijn blik op Thiam richtte, vielen niet alleen haar lange ledematen op, maar ook haar explosiviteit en souplesse. Te danken aan heel elastische pezen en gewrichten, zoals ook zwemmers die hebben. De olympische kampioene is immers geen brute kracht, veeleer fijn gespierd, mooi uitgebalanceerd over haar hele lichaam. In wetenschappelijke termen: een lichaamstype dat zowel ectomorf (lang, slank, weinig vet) als mesomorf (atletisch en gespierd) is. Mede door de West-Afrikaanse genen in haar DNA, afkomstig van haar Senegalese vader.
Een grote troef, want niet het volume van de spieren is belangrijk, maar de kwaliteit. Om krachtige én explosieve bewegingen, zoals bij het speerwerpen, hoogspringen of kogelstoten, ontspannen en toch snel te kunnen uitvoeren. ‘Hersenen geven die impulsen, en daar moet je van jongs af op werken’, aldus Lespagnard. ‘Met resultaat, want van alle beste zevenkampsters ooit gooide niemand de speer zo ver als Thiam (59m32) toen ze in 2017 haar persoonlijke record van 7013 punten vestigde. Op de Spelen van Rio 2016 was haar worp van 53m13 ook beslissend op weg naar de olympische titel. Enig probleem: die explosieve kracht – een ’tsjak’-beweging, zoals Lespagnard het omschrijft – leidde in het verleden al vaak tot overbelasting (zie volgende punt).
Andere troef van Thiam: grote voeten (schoenmaat 42) die haar veel stabiliteit geven. Alle energie en kracht die ze in elke beweging legt begint immers daar. Op de twee langste loopnummers in de zevenkamp, de 200 en 800 meter, haalt ze uit die elastische pezen/gewrichten en die grote voeten echter minder profijt. Haar twee zwakste disciplines, omdat ze volgens Lespagnard de ‘cardiopulmonale’ (hart en longen) capaciteiten mist. Of zoals een Engelse journalist het – weliswaar overdreven – na haar olympische zevenkamp in Rio uitriep: ‘ Nafi is an absolute goddess. If only she could run!’
Zeker in vergelijking met bijvoorbeeld haar grootste concurrente, de snelvoetige Katarina Johnson-Thompson, schiet ze tekort. De Britse heeft persoonlijke records van 22.79 op de 200 meter en 2.07.26 op de 800 meter, een pak sneller dus dan Thiam met 24.37 en 2.15.24. Ook in vergelijking met andere topzevenkampster uit het verleden scoort de Waalse op die loopnummers flink onder het gemiddelde. Daar kan ze nog de grootste winst uit halen, en daar heeft ze het afgelopen jaar ook hard aan gewerkt: in juni, in Nijvel, benaderde Thiam haar persoonlijke record op de 200 meter tot op 11 honderdsten (24.48). Dé vraag is welke (al dan niet negatieve) impact dat heeft op haar scores in de werp/springdisciplines, want dat blijft een precair evenwicht.
Blessures
Het is een van dé beelden van haar carrière: Thiam die in Rio met een van pijn verwrongen gezicht de speer 53m13 ver gooit. Een half mirakel, nadat ze een maand voor de Spelen een scheurtje in de ligamenten van haar rechterelleboog had opgelopen. Na intensieve behandeling kon de Luikse uiteindelijk wel werpen, ook al herviel ze in Rio. Gelukkig was de gouden medaille dan zo goed als binnen, ze moest alleen nog de 800 meter afwerken.
Die blessure speelde ook de jaren erna geregeld weer op. Tijdens de zevenkamp in Talence, in 2019, moest Thiam na twee beurten in het speerwerpen zelfs stoppen, wegens te veel irritatie. Hoewel ze op weg was naar een Europees record, nam ze de rationele beslissing om geen risico’s te nemen met het oog op het daaropvolgende WK in Doha. Intussen staat de behandeling van de kwetsbare weefsels zover dat de Waalse met rust en spierversterkende oefeningen voluit kan gooien. En als ze dat biomechanisch correct doet, zonder risico op een blessure die haar carrière zou beëindigen. Het blijft echter oppassen. Daarom wierp Thiam in aanloop naar de Spelen in Japan zelfs niet met de speer in een officiële wedstrijd. Geen risico nemen, tijdens trainingen alleen op techniek werpen en pas in Tokio vol gooien, ondersteund met kinesiotape.
Die elleboog is echter niet het enige lichaamsdeel dat tegenspartelt. Niet toevallig zei Thiam onlangs dat ze, wat betreft blessures, de voorbije jaren ‘heel wat obstakels heeft overwonnen’, dat het ‘moeilijk is om niet te piekeren als je elke dag ergens pijn hebt’, en dat het op haar pas 26e soms voelt alsof ze ‘op het einde van haar leven gekomen is’.
Haar coach Lespagnard sleutelt dan ook vaak haar trainingsprogramma bij. Toch blijven de pijntjes soms opsteken: op het jongste BK in juni verscheen Thiam met kinesiotape op de achillespees en de linkerknie op de baan. En vorige zomer haakte ze af voor het BK en de Memorial Van Damme met pijn aan haar achillespezen. Officieel uit voorzorg, geen echte zware blessure. Dat was het jaar ervoor wel het geval, toen de olympische kampioene begin 2019 tijdens een stage in Zuid-Afrika een zes centimeter grote spierscheur in haar kuit opliep. Ze moest toen anderhalve maand rusten en even lang weer opbouwen.
Op het daaropvolgende WK in Doha bleek dat die spierscheur en haar pijnlijke elleboog (geblesseerd in Talence) haar voorbereiding echter te veel hadden verstoord. Thiam bleef onder haar normale niveau (6677 punten) en moest de wereldtitel aan Johnson-Thompson laten – haar eerste nederlaag in de zevenkamp sinds de Spelen van Rio. Veelbetekenend was haar reactie achteraf: ‘Het bobijntje is helemaal af. Het enige wat ik nu wil, is slapen. En minstens vier weken rusten om te recupereren.’
Geen toeval dus, dat Thiam in aanloop naar Tokio geen belastende zevenkamp op haar programma zette. Alles op de Spelen, en hout vasthouden dat ze niet geblesseerd zou raken. Zoals Katarina Johnson-Thompson, haar enige echte concurrente die in december vorig jaar haar achillespees scheurde. Met dat verschil dat die in haar voorbereidende wedstrijden richting Tokio verre van honderd procent leek.
Als Thiams lichaam standhoudt, Johnson-Thompson geen miraculeuze progressie maakt en er geen andere, jonge wonderatlete opstaat, dan is de kans dus groot dat de Belgische donderdagmiddag, 5 augustus 2021, een tweede gouden olympische medaille op rij zal behalen. Of zoals ze het onlangs zélf tegen de Britse krant The Times zei, vol vertrouwen: ‘ I am going to be hard to beat.‘
Programma olympische zevenkamp
Woensdag 4 augustus
2.35 uur – 100 meter horden
3.35 uur – hoogspringen
12.05 uur – kogelstoten
13.30 uur – 200 meter
Donderdag 5 augustus
2.40 uur – verspringen
5.30 uur – speerwerpen
14.20/30 uur – 800 meter
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier