Hoe grote verschil tussen mannen- en vrouwentennis
Hoezeer de top van het mannentennis verschilt met dat bij de vrouwen, bleek nogmaals op Roland Garros.
Na onder meer een zege tegen dertienvoudig winnaar Rafael Nadal in de halve finale en tegen Stefanos Tsitsipas in de finale won Novak Djokovic voor de tweede keer Roland Garros. Goed voor de 59e triomf van de ‘Grote Drie’ op 71 grandslamtoernooien (83%) sinds Roger Federer zijn eerste Wimbledon won, in 2003. Nog straffer: sinds 2017 hebben de Serviër, de Zwitser en de Spanjaard zestien van de zeventien grandslams gewonnen. Alleen Dominic Thiem kon zich daar vorig jaar, in de US Open, tussenwringen. Mede omdat Federer en Nadal forfait gaven, en Djokovic uitgesloten werd.
Hoe anders is het beeld in het vrouwentennis: de Tsjechische Barbora Krejcikova (25) veroverde haar eerste grand slam in Parijs, zoals ook de vijf vorige winnaressen aan de Porte d’Auteuil (2016 Muguruza, 2017 Ostapenko, 2018 Halep, 2019 Barty, 2020 Swiatek). Dat zou ook het geval geweest zijn als Anastasija Pavljoetsjenkova, haar tegenstandster in de finale, had gewonnen. Meer zelfs: de vier halve finalisten in Parijs haalden alle vier voor het eerst de halve finale van een grandslamtoernooi, wat in het open tijdperk van het tennis nog maar één keer was gebeurd (Australian Open 1978).
Nog opvallender: in het hele vrouwentoernooi werd er geen enkele match gespeeld tussen twee toptienspeelsters. En dat was geen uitzondering: dat was ook zo in zeven van de laatste elf grand slams, en in 10 van de laatste 26. In de 33 jaar daarvoor, in 126 grandslams, gebeurde dat slechts… twéé keer.