Red Lion Arthur Van Doren: ‘Ik de Messi van het hockey? Die vergelijking gaat niet op’

© DAMON DE BACKER
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

Hij is niet de explosiefste, krachtigste of snelste en toch wordt Arthur Van Doren (28) al jaren beschouwd als de beste hockeyer ter wereld. Hoe heeft hij jarenlang zijn kwaliteiten vormgegeven en aangescherpt? Een gesprek over zijn continue streven naar perfectie. En naar een tweede wereldtitel met de Red Lions.

‘Ik heb mezelf in mijn hele carrière altijd in vraag gesteld, de laatste jaren zelfs meer en meer. Waarom en hoe ben ik aan de top geraakt? Waar ben ik echt goed in? Hoe kan ik dat perfectioneren? Hoe kan ik schaven aan mijn minpunten? Hoe kan ik zo de grootste waarde hebben voor mijn teams? Mezelf telkens opnieuw bewijzen, ik heb daar altijd op gekickt. Niet alleen ten opzichte van andere mensen, maar ook voor mezelf. ‘Oké, Van Doren, je bent nu verkozen tot de beste speler van de wereld (in 2017 en 2018, nvdr), laat nu ook zien dat je dat kunt blijven.’

‘Ik wil altijd bijleren, met hetzelfde doel voor ogen: het allerhoogste, zowel individueel als met mijn clubteams en de Red Lions. Want alleen als je voortdurend wilt bijleren, kun je ook constant winnen. Nu lijkt dat logisch, maar toen we met de Lions nog dertiende op de World Ranking stonden en de kwalificatie voor de Spelen van 2008 al fantastisch was, toen was het gedurfd om ooit olympisch goud te ambiëren. En dat binnen de groep ook uit te spreken.

‘Die mentaliteit, dat streven naar excellence, heb ik van jongs af ontwikkeld. Mede omdat ik het geluk heb gehad om op de juiste mensen op het juiste moment te botsen, van bij de jeugd tot alle reeksen van de nationale ploeg. Van elk van hen heb ik geprobeerd iets op te steken om de speler te kunnen worden die ik vandaag ben.

‘Moeilijk om daar één iemand uit te pikken, want ik wil niemand tekortdoen. Opgroeien met mijn twee jaar jongere broer Loic heeft mijn competitiespirit wel aangescherpt. Wanneer we samenspeelden was dat áltijd voor de punten: hockeyen, pingpongen, tennissen, voetballen… De eerste jaren won ik telkens, als grote broer. Toen Loic echter ouder werd en hij mij soms versloeg, botste het weleens. (lacht) Het hielp ook dat onze ouders heel sportminded zijn. Ze hadden zelf nochtans nooit gehockeyd, maar ze hebben ons altijd gesteund toen wij voor die sport kozen. Dat was vijftien jaar geleden minder vanzelfsprekend dan nu.

‘Als zelfstandigen – vader heeft een bouwbedrijf met mijn nonkel, moeder heeft een eigen salon als schoonheidsspecialiste – brachten ze ons ook de mentaliteit bij dat je keihard moet werken als je wilt slagen, in gelijk wat. Al is dat de gemene deler van alle tophockeyers. Wij verdienen geen voetbalsalarissen, hé. Geld is dus geen drijfveer, de passie voor het spel wel.

‘Die van mij was zelfs zo groot dat ik in 2017, nadat ik een jaar bij mijn vader op het bouwbedrijf had gewerkt, besloot om alles op het hockey te zetten. En om van club te veranderen: van Dragons naar HC Bloemendaal (nabij Haarlem in Noord-Holland, nvdr). Ik wilde weg uit mijn comfortzone in Brasschaat, waar we nochtans een onwaarschijnlijk goed team hadden dat vier keer op rij kampioen was geworden. Maar ik was 23 en vond de tijd rijp om mezelf elders te bewijzen. Mijn vader was er blij mee: ‘Als jouw hart dat zegt, moet je daar honderd procent voor gaan.’

Mijn bompa zei vaak: ‘Menneke, jij hebt de match al gezien nog voor je die gespeeld hebt.’

Arthur Van Doren

‘De keuze voor Bloemendaal was wel opmerkelijk, want ondanks een roemrijke traditie had de club in acht jaar geen Nederlandse titel meer gewonnen. Ze deden wel mee, maar telkens was het net niet. Het gemis aan trofeeën woog er enorm. En net dat vond ik een mooie uitdaging: meehelpen om Bloemendaal weer naar de top te brengen. De gesprekken met coach Mich van den Heuvel, nu bondscoach bij de Red Lions, en met de jonge spelers voelden ook meteen goed aan. Ik heb nochtans getwijfeld om een club dichter bij België te kiezen, zodat ik in Antwerpen kon blijven wonen. Maar dat leek me te makkelijk.

‘Achteraf gezien was die keuze een voltreffer. Sportief – we wonnen drie keer op rij de Nederlandse titel en tweemaal de Euro Hockey League – en ook op persoonlijk vlak. Ik trok naar Bloemendaal als een 23-jarige, nog onbezonnen jongeman. Vijf later ben ik helemaal volwassen en heb ik voor een deel de directheid van de Nederlanders overgenomen. Dat heeft me ook geholpen bij mijn streven naar excellence. Je moet, zonder in ruzie te vervallen, minder goede punten durven te benoemen, niet alles met de mantel der liefde bedekken. Die openheid is ook een van de sleutels van het succes van de Red Lions: veel jongens hebben net als ik de overstap naar de Nederlandse competitie gemaakt, of hadden die karaktereigenschap sowieso al.’

Het belang van de basis

‘Ik ben altijd een grote fan geweest van Roger Federer. Door zijn stijl, sierlijkheid, aaibaarheid, charisma, zijn hele verhaal ook. De super begaafde, verwende tiener die morste met zijn talent en pas een wake-upcall kreeg toen zijn vriend en ex-coach verongelukte. Zo zag hij in dat hij zijn uitzonderlijke gave pas écht zou kunnen ontplooien door hard te trainen.

‘Helaas werd zijn werkkracht nooit op gelijke voet gezet met zijn talent. Zoals dat ook voor Lionel Messi geldt – alsof alleen Cristiano Ronaldo een trainingsbeest is. Maar geloof me: hoe naturally gifted je ook bent, je staat geen vijftien jaar lang aan de absolute top als je er niet elke dag voor werkt, vele honderden, duizenden uren. Als je denkt dat Messi of Federer het op een presenteerblaadje hebben gekregen, dan heb je zelf nooit gesport.

‘Hoe zij technisch bijzonder moeilijke dingen ogenschijnlijk simpel laten overkomen, dat vind ik het allermooiste. De schoonheid van een sport ligt immers in de eenvoud. Ja, als Messi, zoals op de wereldbeker, met zijn linker een bal in de kruising schiet, dan is dat spectaculair. Terwijl zijn allerbelangrijkste kwaliteit meestal over het hoofd gezien wordt: zijn eerste balaanname. Bij dat doelpunt kreeg hij de bal halfhoog en op volle snelheid toch onder controle, panklaar om te schieten.

‘Zelf heb ik dat ook altijd erg belangrijk gevonden. Ik ben, puur fysiek, immers nooit de snelste geweest. Om voor mezelf tijd en ruimte te scheppen voor een volgende actie moesten mijn balaanname en positie top zijn. Ook dat heb ik, weliswaar onbewust, aangeleerd. Door, in combinatie met hockey, tot mijn dertiende à veertiende tennis te spelen en zo mijn oog-handcoördinatie te ontwikkelen. Of door samen met mijn broer te spelen. Vele, vele uren hebben wij in onze achtertuin, waar twee doelen stonden, hockeyballen naar elkaar geknald. Niet op kunstgras, maar op een hobbelige ondergrond. Om het eerst tot tien. En dat duurde lang, omdat we bijna alles pakten – Loic is niet toevallig een topdoelman geworden. Hoe dikwijls heeft ons moeder ons niet naar binnen geroepen omdat het bijna donker was. Ze moest ook altijd lachen, want de eerste die binnenkwam, had verloren en ging boos naar zijn kamer. (lacht)

Vele, vele uren hebben mijn broer Loic en ik in onze achtertuin hockeyballen naar elkaar geknald.

Arthur Van Doren

‘Op het hockeyveld heb ik na een training nooit extra geoefend op mijn controle. Maar iets waar je goed in bent, vind je leuk. En iets wat je leuk vindt, doe je vaak, waardoor je er nog beter in wordt – een vicieuze cirkel. Tijdens trainingen heb ik wel altijd gefocust op mijn basistechniek. Ik kan me ergeren als die niet goed genoeg is. Een hoge standaard die ik me elke keer opleg. Haal ik die niet, dan zal niemand het misschien opmerken, maar ík wel. Ik neem dat mee naar de volgende training, om dan wel alles zo goed mogelijk proberen uit te voeren. Ook basistechniek moet immers continu herhaald en geperfectioneerd worden.

‘Dat zeg ik ook altijd tegen jongeren die vooral bezig zijn met spectaculaire panna’s en liften (de bal opscheppen om een man te passeren, nvdr). ‘Geweldig dat je dat kunt, maar waar jij tien touches voor nodig hebt, heb ik er slechts één nodig. Wie is dan het efficiëntst?’ Daarom: waardeer de basis, focus je eerst op de simpele zaken. Geef jezelf dat cadeau, want als je eerste aanname je beste vriend is en je een simpele pass van vijf meter perfect op de stick van je ploeggenoot kunt geven, dan ligt álles open, dan kun je álles aan. Neen, je zult er niet mee scoren op de sociale media, maar je zult wel een veel betere speler worden, die zijn ploeg meer zal helpen om te winnen.’

Spelinzicht

‘Ik word weleens ‘de Messi van het hockey’ genoemd, en dat is uiteraard flatterend, maar die vergelijking gaat niet op. We staan immers op een totaal andere plaats op het veld, met ook een heel andere functie. Ik sta als vrije verdediger tussen de verdediging en het middenveld, hoef ook geen doelpunten te maken. Ik moet vanuit die positie, met het hele veld voor mij, wel het ritme en het momentum van een wedstrijd bepalen. Als een metronoom de middenvelders en aanvallers in stelling brengen om te kunnen scoren.

‘Een van mijn sterkste wapens daarvoor is mijn flat (een veegslag waarmee je over een grote afstand een ploegmaat in de diepte kunt aanspelen, nvdr). In het hockey is het immers moeilijk om een uitgespeelde veldgoal te scoren. Met zo’n diepe steekpass richting de spitsen kun je vlugger de pressing van de andere ploeg breken. Je slaat immers een linie over, waardoor ook je eigen middenvelders kunnen aansluiten.

‘Je moet als vrije verdediger wel aanvoelen wanneer je uitpakt met zo’n flat. Je kunt niet elke keer diep spelen, want dan verras je niet meer en creëer je een pingpongwedstrijd. Het is een kwestie van in te schatten of dat het risico op balverlies waard is. Soms bouw je beter rustig op met de verdedigers, om de controle te bewaren, afhankelijk van een voorsprong of achterstand. Veel meer dan de spitsen raak ik dan ook de bal. In de eerste tien minuten misschien al meer dan aanvallers in een hele match. Een totaal andere focus: zij lopen zich helemaal verrot, lopen alle ruimtes in om met de paar touches die ze krijgen proberen te scoren – ook dát is een kwaliteit.

‘Direct gelinkt aan mijn positie is ook mijn bovengemiddeld spelinzicht. Het mooiste compliment dat ik ooit heb gekregen kwam van mijn bompa. Die zei vaak: ‘Menneke, jij hebt de match al gezien nog voor je die gespeeld hebt.’ Ik lees dan ook continu waar de ruimtes liggen, kijk waar tegenstanders en ploeggenoten staan, nog voor ik zelf de bal krijg. Om dan, nog voor ik de bal aanneem, al te weten naar wie ik hem zal spelen.

‘Vandaar ook het belang van die perfecte aanname en positie van je voeten en lichaam, gericht op de volgende actie. En om, als plan A niet lukt omdat die ruimte dichtgelopen wordt, in een fractie van een seconde ook naar plan B te kunnen switchen: iemand anders aanspelen of gewoon de bal bijhouden om de controle te bewaren. Voordeel daarbij is dat ik met een pass onder de druk van een tegenspeler kan uitkomen, maar ook al lopend. Sommige verdedigers, die heel statisch zijn, passen alleen. Anderen kiezen altijd voor een lopende actie, terwijl ik probeer te variëren, om onvoorspelbaarder te zijn en meerdere problemen voor mijn tegenspelers te creëren.

‘Dat inzicht heb ik, op mijn positie, automatisch ontwikkeld. Voor een deel allicht ook omdat ik veel wedstrijden opnieuw bekijk. Om dingen te zien die ik tijdens een match niet heb opgemerkt, spitsenlijnen bijvoorbeeld. Ook hier weer die vicieuze cirkel: ik vind dat leuk, dus doe ik het vaak, en daarom wordt dat zintuig steeds beter.

‘Bijkomend voordeel is dat je zo nog beter je medespelers leert kennen. Hoe wil die het liefst aangespeeld worden? Voor welke hoek kiest die meestal? Het voordeel ook van de Red Lions: we spelen al tien jaar samen, intussen weet ik perfect hoe we onze patronen lopen, met veel dynamiek en driehoekjes. Ik probeer zo iedereen optimaal te laten renderen.

‘Ook defensief trouwens, want als vrije verdediger moet ik, in tegenstelling tot de andere verdedigers, nooit één speler dekken. Wel voortdurend meebewegen met de bal om zo de passinglijnen richting doel af te snijden. Of mee helpen druk te zetten op een aanvaller. Een bal zo intercepteren dankzij slim positiespel of een mooie tackle, daar geniet ik evenveel van als van een mooie aanvallende actie.

‘Het klinkt misschien vreemd, maar mijn beste wedstrijden zijn op dat vlak degene waar je mij niet ziet en ik amper moet tussenkomen. Omdat ik door mijn positie alle mogelijke oplossingen van de tegenstrevers wegneem en onze middenvelders de bal mede daardoor al hoog op het veld kunnen veroveren. Zodat ik zelf geen problemen meer moet oplossen. Ook dat is een continue samenwerking en communicatie tussen mezelf, Vincent (Vanasch, keeper, nvdr), de verdediging en het middenveld. Dat defensieve plaatje perfect laten kloppen is bijzonder boeiend.’

Fysieke allrounder

‘Ik herinner me nog altijd dat een coach me ooit zei: ‘Schitterend als je op technisch, tactisch en mentaal vlak een 8 of 9 op 10 haalt, maar als je qua fysiek slechts 4 op 10 scoort, dan zakken ook die andere cijfers.’ Daarin heb ik me dus ook altijd tot het uiterste gedreven, om mijn ‘beperkte’ potentieel helemaal te benutten. Ik heb immers niet de explosieve snelheid van Victor Wegnez, niet de power van Alexander Hendrickx of Tom Boon, en ik heb geen zeven longen zoals sommige middenvelders met een extreem uithoudingsvermogen. Het algemene plaatje moet kloppen bij mij: ik scoor op alle fysieke aspecten goed, maar ik ben niet buitengewoon in één iets.

Sommige verdedigers passen alleen, anderen kiezen altijd voor een lopende actie, terwijl ik probeer te variëren, om onvoorspelbaar te zijn.’

Arthur Van Doren

‘Dat vraagt mijn positie ook niet. Mijn hartslagcurve in een match is bijvoorbeeld veel vlakker dan die van spitsen, die veertig sprintjes met 25 kilometer per uur trekken. Ik kom daar bijlange niet aan, omdat ik meer positie kies, kortere versnellingen plaats, snel moet stoppen en terugdraaien. Om zo wendbaar te kunnen zijn moet ik dus stevig op mijn benen staan, maar mijn dijspieren zijn geen granietblokken zoals die van Victor Wegnez. Al heb ik in vergelijking met tien jaar geleden flink wat aan kracht gewonnen: 74,5 kilogram voor 1m80. Als jonge twintiger woog ik zelfs meer, maar dat waren niet allemaal spieren. (lacht)

‘Hoewel hockey niet zo’n contactsport is als basketbal of voetbal, waar je met een bodycheck iemand kunt wegzetten, word je als magere spriet ook opgegeten in duels. Omdat anderen sneller, scherper, sterker en krachtiger zijn. Om de grote belasting van hockey op te vangen en blessures te vermijden moet je ook een uitgebalanceerd lichaam hebben.

‘Zeker onze rug, door de gebogen houding, en onze enkels, door hen in allerlei hoeken te draaien en te kantelen, zien af. Van rugpijn ben ik voorlopig gespaard gebleven, maar ik heb wel al aan beide voeten mijn enkelbanden gescheurd. Dat zal altijd een aandachtspunt blijven, qua preventieve oefeningen, qua intapen ook. Niettemin blijven ze gevoelig, al is het minder erg als ik nu mijn voet omsla. Andere ernstige blessures heb ik nog niet gehad. Hout vasthouden.’

Positivo

‘Nog iets dat ik van mijn ouders heb meegekregen: ik sta positief in het leven, heb nooit stress voor wat er mogelijk fout kan gaan. Dan is de kans immers groot dat het effectief fout gaat. Daarom speel ik nooit met angst en denk ik in de eerste plaats aan de dingen die ik zelf onder controle heb. Vooral proberen te genieten van de sport die ik zo graag doe. Ook in finales op het WK en de Olympische Spelen, ja. Natuurlijk ervaar ik dan een zekere spanning, maar ik omarm dat, het zet me extra op scherp. Daarvoor train ik ook keihard, om die gezonde spanning te kúnnen beleven, om in een vol stadion om een gouden medaille te kúnnen strijden.

‘Zelfs tijdens de meest stresserende momenten van zulke matchen probeer ik aan iets positiefs te denken. Zoals tijdens de shoot-outs van de olympische finale in Tokio. Ik was er aangeduid als vijfde man en zou dus nog mijn shoot-out hebben moeten nemen als de Australiërs na de videoreview en een nieuwe poging toch hadden gescoord. Op dat moment kun je denken: wat als ik nu mis? – nadat we eerst dachten dat we hadden gewonnen. Dat flitste ook wel even door mijn hoofd, maar ik heb dat negatieve vooruitzicht verdreven door te denken aan het euforische gevoel van een gelukte poging.

‘Uiteindelijk was het niet nodig, omdat Vincent weer toonde waarom hij de beste keeper ter wereld is. Ook hij behield, na de eerste voorzichtige euforie, zijn focus toen de Australiër Whetton nog eens opnieuw mocht proberen. Een les die we hadden geleerd in de WK-finale van 2018, na een zelfde scenario. Daar heb ik trouwens wél mijn shoot-out gemist, toen ik eerst aan de beurt kwam. Maar als je die verantwoordelijkheid neemt, kun je ook missen, dat moet je incalculeren. Niemand is onfeilbaar, ook ik niet.’ (lacht)

Alles voor het team

‘Als ik ooit stop, zou ik het meest trots zijn als kenners zouden zeggen: ‘Van Dorens grootste kwaliteit was dat hij de spelers om hem heen beter heeft gemaakt.’ Ik heb van jongs af dan ook beseft dat dat mijn belangrijkste bijdrage tot teamsucces zou zijn, zeker op mijn positie. Al is dat ook een wisselwerking: hoe beter mijn ploegmaats, hoe meer mijn spel tot zijn recht komt. Ik mag nog tien geniale flats geven, als de spitsen met verkeerde aannames de bal meteen kwijtraken, dan kan ik niet opvallen.

‘Daarom ik heb nooit veel waarde gehecht aan individuele trofeeën, zoals die van de beste speler op het WK 2018. Ik geloof oprecht dat die al mijn ploegmaats bij de Red Lions toekwam. De premie, toch bijna 10.000 euro, heb ik ook in de ploegpot gestoken. Al is dat een afspraak die we bij de Lions hebben gemaakt met het hele team – met dat geld doen we dan leuke teambuildings.

‘Die cultuur en samenhang is, meer dan de individuele kwaliteiten, dé sleutel tot ons succes. We kennen elkaar door en door, niet alleen als speler, ook als mens. We praten hier in het Center of Excellence – geen toevallige naam – evenveel over hockey als over onze kinderen en alles ernaast. Op cruciale momenten in een match, wanneer iedereen moe is, maakt dát het verschil, de bereidheid om voor elkaar door het vuur te gaan. Daarom voel ik me ook zo goed bij Bloemendaal, want ook daar leeft dat collectieve gevoel.

‘Het is ook de reden waarom ik op mijn dertiende hockey boven tennis heb gekozen. De dynamiek binnen een ploeg, de interactie tussen verschillende karakters, samen onnozel doen, samen toeleven naar een toernooi, samen vieren na een bereikt doel. Er bestaat geen beter gevoel. En ik zal er alles aan doen om dat nogmaals te beleven.’

Gepersonaliseerde stick

Zoals elke hockeyspeler heeft ook Arthur Van Doren een gepersonaliseerde stick, aangepast aan de specifieke noden van zijn positie. ‘De mijne heeft weinig kromming, een zogenaamde low-bow, omdat die beter is voor de balaanname, dan zal de bal minder rap stuiten. Sticks met een grotere kromming, al gaat dat maar om millimeters, zijn geschikter voor een cornerpusher of spelers die meer hoge ballen geven, omdat die zo makkelijker van hun stick af rolt.

‘Verder is mijn stick kopzwaar, waarbij het zwaartepunt meer in het ‘hoofd’ ligt, omdat je zo makkelijker snelheid kunt genereren bij flats. Bij een spits als Tom Boon is dat balance point in het hoofd nog extremer, zodat de hefboom bij bijvoorbeeld een strafcorner groter is. Zijn stick is ook iets langer.

‘Ook met het gewicht kun je spelen. Middenvelders hoeven geen heel zware stick, omdat ze zo minder snel kunnen bewegen. Sowieso moeten alle aanpassingen binnen de voorgeschreven normen van de Internationale Hockeyfederatie vallen.

‘Ikzelf verslijt ongeveer vier sticks per jaar. Hoe meer je een stick gebruikt, hoe minder stijf hij wordt. En die stijfheid is wel cruciaal. Een trainings- en wedstrijdstick heb ik niet. Ik gebruik telkens dezelfde.’

Groepsschema Red Lions WK India

14/01 België – Zuid-Korea (12.30 uur)

17/01 België – Duitsland (14.30 uur)

20/01 België – Japan (12.30 uur)

*Belgische tijden

Eventuele halve finales op 27/01 (12 uur en 14.30 uur) en finale op 29/01 (14.30 uur)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content