‘Louis Croenen kan opnieuw een olympische finale halen’
Maandag start in Boedapest het EK zwemmen, de laatste grote test voor de Olympische Spelen. Voorlopig zijn daarvoor slechts twee Belgische zwemmers geplaatst: Louis Croenen en Fanny Lecluyse. Ronald Gaastra (61), hoofdcoach van de Vlaamse Zwemfederatie, blikt vooruit en weerlegt alle kritiek.
Naar aanleiding van de kwalificatiemeeting die begin april in Antwerpen werd georganiseerd, ontstond er ophef binnen de Vlaamse zwemwereld. Pieterjan Vangerven, voorzitter van de Vlaamse Zwemfederatie, verklaarde voor de Sporzacamera’s dat hoofdcoach Ronald Gaastra na het EK zou worden afgerekend op resultaten. Zeker als zou blijken dat Louis Croenen als enige Vlaamse zwemmer uit Gaastra’s elitegroep aan de Olympische Spelen in Tokio zou deelnemen.
Gaastra reageerde ontstemd. Een maand later blijft hij zich vurig verdedigen, ook nu de plooien grotendeels zijn gladgestreken. ‘Sommige woorden zijn uit hun context getrokken.’
Wat is jouw antwoord aan de critici binnen de Vlaamse Zwemfederatie die aan je capaciteiten en motivatie als coach twijfelen?
Ronald Gaastra: ‘Ik moet hen teleurstellen: het vuur brandt wel degelijk nog. Ja, ik sta niet meer, zoals tien, twintig jaar geleden, élke training langs het zwembad. Maar ik compenseer dat met mijn ervaring, door meer te doen in minder tijd.
‘En wat mijn capaciteiten betreft: ja, ik draai al lang mee, maar ben op alle vlakken blijven evolueren. Als mensen me willen beoordelen, moeten ze niet alleen naar de tijden van mijn zwemmers kijken, maar naar het hele proces dat ze hebben afgelegd, naar mijn manier van werken. En daar twijfelen kenners binnen de zwemwereld niet aan.
‘Een voorbeeld: onlangs ging ik tijdens de meeting in Eindhoven praten met Jacco Verhaeren ( de Nederlander die zeven jaar lang hoofdcoach was van de Australische zwemmers en in 2020 terugkeerde naar Nederland, nvdr). Ik had mijn trainingsschema’s mee, om die met hem te bespreken. Weet je wat hij erna zei? ‘Lang geleden dat ik nog zó diepgaand over trainingen heb kunnen overleggen.’ In Australië, het zwemland bij uitstek, had hij dat amper kunnen doen. Veelzeggend, niet?’
Als je in je tienerjaren op clubniveau te weinig hebt getraind, of niet op de juiste manier, zul je nooit een topper worden.’
Ronald Gaastra
Jouw contract als hoofdcoach loopt af eind dit jaar. Bestaat de kans dat het niet verlengd wordt, als naast de al gekwalificeerde Louis Croenen niemand van je zwemmers zich kan plaatsen voor de Spelen? Dan zal de kritiek luiden: Gaastra haalt er niet het maximum uit.
Gaastra: ‘Mocht ik zélf tot die conclusie komen en mijn zwemmers er ook zo over zouden denken, dan zal ik de eerste zijn die de handdoek gooit. Maar dat denk ik niet. Nog een voorbeeld: in Tenerife liet ik een coach met veel ervaring met een van mijn zwemmers werken. Achteraf kwam hij bij mij: ‘Ronald, het is heel straf dat je die zulke tijden kunt laten zwemmen. Ik moet dus roeien met de riemen die ik heb en kan binnen de huidige generatie helaas van niemand een olympische medaillewinnaar maken. Die hebben we in België momenteel niet. Dat is de harde, maar enige conclusie.
‘Hoe win je een olympische plak, vragen mensen me soms. Dan zeg ik altijd: ‘Kies je ouders.’ Want dat is de basis van alles: talent. Een fysiek zeer begaafde zwemmer, zoals Pieter Timmers, kan ik dan wel naar een olympische plak loodsen, en een tijd van 47.80, zoals in Rio. Maar van een zwemmer die eerst 52 seconden klokt, kan ik helaas geen wereldtopper maken.
‘ Alexandre Marcourt en Sebastien De Meulemeester ( die deel uitmaken van Gaastra’s elitegroep, nvdr) moeten voor een olympisch ticket op het komende EK bijvoorbeeld een seconde sneller zwemmen dan hun persoonlijk record op de 200 meter vrij. Niet onmogelijk, maar die kloof is wel groot. Stel: ze verbeteren hun beste tijd ooit, maar ze blijven boven de olympische limiet. Heb ik dan gefaald als coach? Met de wetenschap dat we, door de coronacrisis, sinds het WK 2019 aan geen enkel groot toernooi hebben kunnen deelnemen om fysiek én mentaal naar toe te pieken, en achteraf zaken bij te schaven?
‘Let wel: als mijn zwemmers op het komende EK geen persoonlijk record of zelfs geen beste seizoenstijd zouden zwemmen, dan zal ik samen met hen een evaluatie maken richting de Spelen van 2024. En sleutelen waar nodig.’
Ga je er in Parijs wel nog bij zijn?
Gaastra: ‘Topsportcoördinator Lode Grossen heeft aangegeven dat hij met mij richting 2024 wil werken. Wat mijn contractverlenging betreft zou ik me dus geen zorgen mogen maken. De leden van de Raad van Bestuur van de Vlaamse Zwemfederatie beslissen daar wel over, maar ik kan me niet voorstellen dat zij het advies van Lode naast zich zouden neerleggen. Dus hoop ik tot dan verder te doen. Lode is wel al bezig met een plan voor ná 2024, wanneer ik met pensioen ga. Zo moet het ook, en daar sta ik volledig achter.’
Nieuw beleidsplan
In het nieuwe beleidsplan staat dat voor elke Olympische Spelen vier à zes zwemmers zich individueel moeten kunnen plaatsen, Vlamingen en Walen samengeteld. Is dat haalbaar?
Gaastra: ‘Met de huidige generatie wordt dat moeilijk. We vissen in Vlaanderen nu eenmaal in een heel kleine vijver. En die is door de coronacrisis nog kleiner geworden: vijftien tot twintig procent minder licentiehouders, hoor ik. Een rekening die we mettertijd zullen betalen, vrees ik.
‘Meer dan ooit wordt het dus zaak om die weinige talenten naar de juiste club en juiste coach te loodsen. Met het nieuwe beleidsplan willen we zogenaamde steunclubs, één per provincie, meer middelen geven. Om coaches beter op te leiden, beter te betalen ook, zodat ze zich meer kunnen vrijmaken om zwemmers te trainen – sommigen van hen zelfs fulltime. Zo kan er ook meer gecentraliseerd getraind worden, kunnen de beste talenten het juiste aantal uur per week zwemmen en daarnaast een gewone schoolopleiding volgen.’
Het probleem zit dus niet bij de elitewerking?
Gaastra: ‘Neen. Vergelijk het met een opleiding tot burgerlijk ingenieur. Jongens en meisjes die in het middelbaar slechts vier uur wiskunde hebben gekregen, zullen in hun eerste jaar aan de unief niet slagen. Dat is een jarenlange achterstand die ze bijna niet kunnen inhalen.
‘In het zwemmen net hetzelfde: als je in je tienerjaren op clubniveau te weinig uren hebt getraind, of niet op de juiste manier, zul je nooit een topper worden. Die belastbaarheid op latere leeftijd nog opbouwen kost te veel tijd. Of je moet al een echte laatbloeier zijn. Of heel veel talent hebben, zoals Pieter Timmers of Fred Deburghgraeve. Maar dat zijn uitzonderingen.’
Er klinkt nochtans ook kritiek op de topsportscholen. Daar zijn het laatste decennium weinig talenten uit voortgevloeid.
Gaastra: ‘Het probleem daar is niet de sportieve werking, maar de schoolopleiding, die voor sommige slimme leerlingen te weinig uitdagend is. Dat hypothekeert, bewijzen ook de cijfers, een mogelijk diploma aan de unief of een hogeschool.
‘Wat doe je dan als slimme student met veel zwemtalent? Kiezen voor een studie en een mooie, goedbetaalde carrière in het ‘gewone’ leven? Of voor het zwemmen, waar op financieel vlak weinig te verdienen valt – of je moet al een wereldtopper worden? Kijk bijvoorbeeld naar ex-schoolslagzwemmer Basten Caerts, die in Rio deelnam aan de Spelen en nu op zijn best had moeten zijn. Hij studeert geneeskunde, omdat hij het – vooral om financiële redenen – niet meer zag zitten om beide te combineren.
‘Een oplossing kan zijn om in de topsportscholen meer individueel onderwijs op maat aan te bieden. Zodat die jongens en meisjes ook intellectueel gestimuleerd worden, naast het zwemmen.’
Is een nauwere samenwerking met de Waalse federatie een optie?
Gaastra: ‘Neen, dat zijn twee gescheiden werelden. Zo zit het Belgische sportlandschap nu eenmaal in elkaar. Ik denk zelfs niet dat er qua werking veel zou verbeteren. Wij beschikken in Vlaanderen, met het hypermoderne Wezenbergzwembad, ook over een betere infrastructuur dan de Walen in Seraing.
‘Bij de Waalse federatie heeft trouwens ook alleen Fanny Lecluyse, als ‘Vlaamse’, zich al kunnen plaatsen voor Tokio. Ook hun meest talentvolle zwemster, Valentine Dumont, zwom nog geen limiet. In Wallonië hebben ze hetzelfde probleem als in Vlaanderen: te kleine talentvijver, te weinig basisaangroei vanuit de clubs.’
Van meisje naar vrouw
Roos Vanotterdijk, de zestienjarige Limburgse die bij jou traint, wordt beschouwd als het enige grote Belgische zwemtalent bij de meisjes. Hoe staat het met haar evolutie?
Gaastra: ‘Qua talent steekt Roos, op haar leeftijd, er inderdaad boven uit. Techniek, fysieke belastbaarheid, topsportmentaliteit: ze heeft alles om het te maken. Alleen wordt haar evolutie nu even geremd, onder meer omdat ze uitgroeit van een meisje tot een volwassen vrouw. Met alle voor- en nadelen van dien. Vorig jaar zwom Roos 58.3 ( op de 100 meter vlinderslag, nvdr), een toptijd op haar leeftijd. In haar laatste wedstrijd bleef ze echter ruim boven de minuut. Een stap terug, maar op langere termijn maak ik me daar geen zorgen over. Voorlopig toch niet, want haar verdere fysieke ontwikkeling kan ik moeilijk voorspellen.
Qua talent steekt Roos Vanotterdijk, op haar leeftijd, erboven uit.’
Ronald Gaastra
‘Op mentaal vlak zit het bij Roos alleszins goed: een heel slimme, evenwichtige jongedame die zich niet vlug gek laat maken, ook wanneer het wat minder loopt, zoals nu. Bovendien heeft ze een heel stabiele omgeving, met verstandige ouders die haar goed bijstaan. Zeker nu Roos alleen op een appartement in Antwerpen woont, dicht bij het Wezenbergzwembad. Niet eenvoudig voor een zestienjarige, maar daar gaat ze prima mee om.’
Wat kan ze op korte en lange termijn ambiëren?
Gaastra: ‘Dit jaar zou een kwalificatie voor Tokio al fantastisch zijn. Daarvoor moet Roos op het komende EK wel nog een halve seconde van haar persoonlijk record afdoen. Dat kan, maar het wordt moeilijk. Mogelijk krijgt ze wel nog een wildcard van de FINA, als er na de verdeling van de olympische zwemtickets nog plaatsen over zijn in haar nummer. Dat weten we echter pas op 30 juni, amper drie weken voor de Spelen. Daarom zullen we tot dan ook trainen met de idee dat ze effectief geplaatst is.
‘Ik hoop erop, want het circus van de Spelen eens meemaken, zelfs in een afgesloten coronabubbel, zou zeer leerrijk zijn met oog op de Spelen van Parijs 2024. Als Roos zich fysiek goed kan ontwikkelen, kán ze daar een finaleplaats ambiëren, al zal ze dan pas negentien zijn.’
Onderbelicht tijdens de Spelen in Rio, maar ook goed voor een finale toen, op de 200 meter vlinderslag: Louis Croenen. Kan hij dat herhalen in Tokio?
Gaastra: ‘Zeker. Vorige maand zwom Louis een nieuw Belgisch record op de 100 meter. Qua snelheid zit het dus goed, waardoor hij op de 200 meter met minder energieverspilling na 100 meter kan draaien en meer zal overhouden in het tweede deel. Zo moet Louis in Tokio onder zijn Belgisch record ( 1’55.39, dat al dateert van het WK 2015, nvdr) kunnen duiken – onder de 1’55 zelfs. Dat zou moeten volstaan voor een nieuwe olympische finale. Wat voor een Belgische zwemmer, in bovendien een van de zwaarste nummers, al een schitterende prestatie zou zijn.’
In Rio werd Croenen nog getraind door Rik Valcke, de laatste drie jaar zit hij in jouw groep. Wat heb je veranderd?
Gaastra: ‘Meer krachttraining, waardoor Louis aanzienlijk atletischer is geworden. En qua techniek hebben we gesleuteld aan een hogere slagfrequentie: het begin- en eindpunt van zijn slag lopen meer in elkaar over. Meer een cyclische beweging dus. En met een iets mindere beenslag, omdat dat veel energie vergt.
‘Daarnaast is Louis, op zijn 26e, ook mentaal gegroeid: hij is rustiger, kan zaken beter plaatsen, denkt mee in het trainingsproces. Een plezier om met hem te werken. En belangrijk: hij zwemt nog altijd zeer graag, denkt zelfs al aan Parijs 2024. ‘
Met Ronald Gaastra als hoofdcoach, op zijn laatste toernooi?
Gaastra: ‘Daar ben ik van overtuigd. Aan mijn motivatie zal het niet liggen.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier