Fabian Cancellara: een tijdritfenomeen in cijfers
Fabian Cancellara bevestigde in Rio nog maar eens dat hij de allerbeste tijdrijder van zijn generatie is. Dat bewijzen ook zijn opzienbarende cijfers. Een overzicht.
De nu 35-jarige Zwitser won sinds zijn stageperiode bij de profs, in het najaar van 2000, liefst 59 van zijn 151 individuele tijdritten, of 39,07 procent.
Sinds 2006, toen hij de eerste van zijn vier wereldtitels veroverde, haalt hij zelfs 44 op 99, of 44,44 procent.
Zijn meest efficiënte jaar was 2009, toen de Zwitser 7 van zijn 10 tijdritten won. Tussen 2006 en 2010 won hij telkens minstens de helft van zijn chronoraces.
Na een terugval in 2014 en 2015 (1 op 8 en 1 op 6), scoort Spartacus dit jaar weer duidelijk beter: 5 op 9.
Een groot deel van zijn palmares sprokkelde Cancellara bijeen tegen de klok: 59 van zijn in totaal 91 zeges (64,84 procent).
Hij werd twee keer olympisch kampioen, vier keer wereldkampioen, tien keer Zwitsers kampioen, won negen tijdritten in de Ronde van Zwitserland en zeven in de Tour de France.
Spartacus werd daarnaast nog 21 keer tweede, 18 maal derde en stond dus, zeges inclusief, in 98 van zijn 151 tijdritten op het podium (64,90 procent, net geen twee op drie keer).
Van die 151 chronoraces eindigde de Zwitsers slechts 22 keer níét in de top 10, en vaak waren dat klimtijdritten, die hem minder lagen. Zijn score qua toptienplaatsen: 129 op 151, of 85,43 procent.
Zijn 59 tijdritzeges behaalde Cancellara over verschillende afstanden: 21 van min 10 km, of 35,59 procent), 10 met een afstand tussen 10 en 20 km (16,95 procent) en 28 boven de 20 km (47,46 procent).
De kortste afstand ligt hem het best: 21 op 39 in chronoraces onder de 10 kilometer (of 53,85 procent), daarboven is Spartacus minder efficiënt: 10 op 26 tussen 10 en 20 km (38,46 procent), 28 op 86 boven de 20 km (32,56 procent).
De gemiddelde afstand van zijn tijdritzeges bedraagt 23,517 km. Die behaalde Cancellara met een gemiddelde voorsprong van 29,98 seconden.
De grootste voorsprong waarmee de Zwitser een tijdrit won was twee minuten, in het nationaal kampioenschap 2007.
De meest indrukwekkende zege (niet op een NK, waar de tegenstand steevast heel dunnetjes bleek) was die in de Ronde van Zwitserland 2009, toen hij in de proloog van 7,8 kilometer de tweede op liefst 19 seconden reed, of 2,44 seconden per kilometer sneller.
Opvallend: de zege in de olympische tijdrit in Rio was die met de langste afstand: 54,5 kilometer.
Tony Martin werd het vaakst tweede achter Cancellara, vijfmaal. Andreas Klöden en Bradley Wiggins eindigde drie keer als runner-up. Martin is ook de renner met de meeste derde plaatsen na de Zwitser: viermaal.
De 31-jarige Duitser heeft hem ook het vaakst geklopt: 11 keer was Martin eerste in een tijdrit waarin Cancellara startte. De onderlinge stand is ook spannend: 17-15 in het voordeel van de Trekrenner.
Martin scoort zelfs 43 op 110, of 39,09% in tijdritten, of… 0,02 procent béter dan Cancellara. Der Pantzerwagen werd echter nooit olympisch kampioen en ‘slechts’ drie keer wereldkampioen.
In Rio heeft Spartacus Martin ook op de grootste achterstand ooit gezet: 3 minuten en 18 seconden. Ook de nieuwe troonsopvolger, Tom Dumoulin, moest 47 seconden toegeven, als tweede. De 25-jarige Nederlander scoort tot nu toe in zijn carrière ook ‘slechts’ 11 op 45 in chronoraces (of 24,44 procent).
En zo bevestigde Cancellara in Rio nog maar eens dat hij en niemand anders de beste tijdrijder van zijn generatie is.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier