Controlearts Hans Cooman: ‘Dopinggebruikers kunnen controles nog altijd omzeilen’

'Er moet één nationaal, Belgisch antidopingagentschap komen, dat compleet onafhankelijk is van de politiek.' © Getty Images
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

Ruim twintig jaar was Hans Cooman coördinator en controlearts bij het antidopingagentschap NADO Vlaanderen. Nu hij met pensioen gaat, kaart hij de gebreken in het systeem aan.

Hij werd vaak als een ‘dopingjager’ omschreven, maar zo wil Hans Cooman (62) zichzelf niet noemen. ‘Jagen vind ik een lelijk woord, omdat ik in de eerste plaats omging met mensen, atleten, van wie de overgrote meerderheid bij elke controle respectvol en vriendelijk was. Zelfs als ik om vijf uur ’s ochtends bij hen aanbelde vonden de meesten dat part of the job. Omdat het de enige manier is om de bedriegers eruit te halen. Dat is, als grote sportfanaat, altijd mijn drijfveer geweest: mijn afkeer van bedrog. Ik wil eerlijke sporters een ­faire kans geven. Zelfs al moest ik daarvoor ­twintig jaar lang om vier uur ‘s ochtends of ‘s avonds laat de weg op, of elk weekend naar sportcompetities trekken.’

Aan die periode, waarin Cooman een team van controleartsen coördineerde en zelf dopingcontroles uitvoerde, komt op 1 juni een einde. Dan gaat de Aalstenaar officieel met pensioen. Met een gevoel van voldoening, maar ook met een weinig rooskleurige boodschap. Al wil hij eerst de positieve punten aanstippen. ‘De dopingstrijd is opgevoerd met meer en beter gereguleerde controles. Met meer gesofisticeerde opsporingstechnieken, die veel kleinere hoeveelheden kunnen detecteren. Met een bloed- en een steroïdepaspoort die over een langere periode mogelijk dopinggebruik kunnen monitoren. Met een nauwere samenwerking tussen het Wereldantidopingagentschap (WADA) en politiediensten, waardoor veel dopingnetwerken zijn opgerold.’

Een Vlaamse sporter die wil valsspelen, heeft in het buitenland meer mogelijkheden.

‘Al dan niet het resultaat van die opgevoerde strijd is een wereldwijde daling van het percentage positieve dopingtests’, zegt Cooman. ‘Voor 2020 lag dat nog ruim boven de 1 procent, in 2022 was dat nog maar 0,77 procent – in Vlaanderen zelfs 0,6 procent. Waarvan bovendien iets minder dan de helft op partydrugs, zoals cannabis of cocaïne, of op middelen die een gering of niet bewezen prestatiebevorderend effect hebben. Daaruit kun je misschien besluiten dat het aantal dopinggebruikers afneemt, maar ik vrees dat er nog evenveel zijn als twintig jaar geleden. Door de nog altijd grote gaten in het systeem kan een sluwe bedrieger perfect alle controles omzeilen. De procentuele winst van doping is nu wellicht minder groot – de tijd dat ze, bij wijze van spreken, liters epo of anabole steroïden in de aderen spoten, is voorbij . Maar op topniveau is 1 procent nog altijd doorslaggevend.’

Microdosissen

Volgens Cooman worstelt de strijd tegen doping nog altijd met onmiskenbare gebreken. ‘Te beginnen met de detectie in dopingstalen. Het gebruik van cortisonen is mede door de strengere regulering van de medische voorschriften en het verbod op injecties wel teruggedrongen, maar Synacthen (ACT), dat ook de cortisolaanmaak stimuleert, is nog altijd niet of zeer beperkt op te sporen. Nochtans wordt dat in het wielrennen al vele decennia, en nog altijd, gebruikt.’

‘Een groter probleem is het opsporen van epo, groeihormoon of testosteron’, zegt Cooman. ‘Dat zijn producten waarvan moeilijk voor 100 procent te bewijzen is dat ze lichaamsvreemd zijn en waarvan de tijd dat ze in het bloed of de urine kunnen worden opgespoord nog altijd beperkt is. Zeker als sporters microdosissen gebruiken. Dan bedraagt de detectietijd van epo of bloeddoping – eigen bloed afnemen en later weer inspuiten – hoogstens enkele uren, terwijl ze veel langer prestatiebevorderend werken. Van testosteron zijn er ook preparaten op de markt waarvan de huidige IRMS-testmethode niet kan zien of ze lichaamsvreemd of lichaamseigen zijn. De WADA-cijfers van het percentage positieve tests op epo en haar varianten en op groeihormoon in 2022 zijn dan ook veelzeggend: 0,13 en 0,02 procent. Nagenoeg niks. Ook het aantal atleten dat wordt bestraft voor grote schommelingen van waardes in hun bloed- of steroïdepaspoort is miniem. In Vlaanderen kan ik me zelfs geen recente gevallen herinneren. De reden is dezelfde: met kleinere dosissen kun je net binnen de lijntjes kleuren.’

Drie streepjes

Volgens Cooman kunnen dopinggebruikers de beperkte detectietijden ook ontwijken door de gaten in het systeem van de whereabouts. ‘Atleten moeten voor elke dag een plaats en een uur tussen 5 en 23 uur aangeven waarop ze verplicht meteen beschikbaar moeten zijn voor een controle. Die tijdvensters moeten ze per trimester invullen, maar ze mogen tot op het laatste moment zaken veranderen. Een sporter die niet aanwezig is op de locatie die hij heeft aangegeven, of dat tijdvenster niet of fout invult (het zogenaamde aangifteverzuim, nvdr), krijgt een “streepje” achter zijn naam. Dat kan altijd eens gebeuren. Pas na drie van die streepjes in één jaar tijd wordt er een disciplinair dossier geopend, en volgt er mogelijk een straf.’

‘Als je weet dat de meeste elitesporters slechts drie keer per jaar gecontroleerd worden – het minimum dat het WADA oplegt – is het moeilijk om driemaal in twaalf maanden in de fout te gaan. Een atleet kan dus tweemaal bewust een test missen als een controlearts aanbelt op een “ongelukkig” moment. Al zijn de meesten zo slim om doping op het juiste tijdstip te nemen, met voldoende detectietijd erna. Maar zelfs als een sporter de regels volgt, kan hij nog altijd een venster van 24 uur of meer creëren zonder kans op een controle. Simpelweg door zijn tijdvenster per dag te veranderen: de ene dag ’s morgens vroeg, de andere dag ’s avonds laat. Buiten het aangestipte uur kan ook een controle plaatsvinden, maar dan kan een atleet altijd een geldig excuus aanvoeren voor zijn afwezigheid. Desnoods tot, toevallig, net na de controlelimiet van 23 uur.’

Cooman ziet nog een achterpoortje: ‘De sporter kan op stage naar het buitenland vertrekken en die last minute aangeven, terwijl de stage al lang gepland is. Dan is het voor een dopinginstantie zeer moeilijk om in enkele dagen een test via een buitenlands agentschap te regelen. In die periode kan de atleet dus doping met een beperkte detectietijd gebruiken. Voor Vlaamse sporters is de kans op een controle in het buitenland sowieso klein. Zeker in een verafgelegen land of continent, zoals de Verenigde Staten of Afrika, waar een controle laten afnemen nog veel duurder is dan hier. Met een budget dat de laatste twintig jaar – rekening houdend met de inflatie en de nog meer gestegen kosten – in feite amper is verhoogd, heeft NADO Vlaanderen daar te weinig geld voor (1,13 miljoen euro in 2024, nvdr). Onze wereldtoppers worden in het buitenland wel gecontroleerd door hun sportfederatie, maar de Vlaamse subtoppers, op de wielrenners na, alleen door Vlaamse controleurs. Dopinggebruikers hebben in het buitenland dus meer mogelijkheden om vals te spelen.’

Ploegsporters

Opvallend: in Vlaanderen is het whereaboutsreglement voor ploegsporters veel minder streng. ‘Zij behoren tot de B-categorie’, zegt Cooman. ‘Hun afgevaardigde hoeft alleen de geplande trainingen door te geven. Hebben ze een trainingsvrije dag, dan kunnen ze zelfs een tijdvenster van 48 uur creëren zonder kans op een dopingcontrole. Dat kan handig zijn als je drie wedstrijden per week speelt en op een illegale manier wilt recupereren. Ik zeg niet dat het gebeurt, maar de mogelijkheid bestaat. Bovendien worden ploegsporters pas gestraft na vijf gemiste controles. Pas na twee inbreuken worden ze “gepromoveerd” naar de A-categorie van de individuele atleten. En dan zijn er nog drie gemiste tests binnen het jaar nodig voor een sanctie.’

Cooman ziet verschillende oplossingen voor die gebreken. ‘Het WADA moet zijn reglement aanpassen. Ten eerste door de sporter te verplichten om tijdens zijn aangegeven tijdvenster van één uur telefonisch bereikbaar te zijn. Via een geolocatiesysteem zou een atleet ook verplicht moeten aangeven waar hij zich op dat moment bevindt. Veel sporters hebben me al gezegd dat ze daar, ondanks alle privacyregels, geen probleem mee zouden hebben, omdat ze weten dat wij die informatie discreet behandelen. Een tweede oplossing: voer twee verplichte tijdvensters per dag in, met minimaal negen uur ertussen, zodat je het tijdvenster zonder controle verkleint. En ten derde: verleng de periode voor de drie “streepjes” van een jaar naar minstens anderhalf jaar, zoals het vroeger was – het liefst naar twee jaar.’

Volgens Cooman moet er ook veel gerichter gecontroleerd worden. ‘Nu gebeuren er te veel controles op willekeurige tijdstippen om de jaarlijkse minima van de WADA te halen. Met target testing ga je per atleet na wanneer het voor hem het nuttigst zou zijn om doping te nemen. In de directe aanloop naar een groot toernooi, bijvoorbeeld. Controleer dan op die dagen, indien nodig zelfs meerdere dagen op rij. Geef daarnaast het geld dat nu naar die random controles gaat – ook bij sporten waar doping weinig nut heeft – aan wetenschappelijk onderzoek om analysetechnieken en de bloed- en steroïdepaspoorten meer gesofisticeerd te maken. En schakel de prijzen voor een dopingtest overal ter wereld gelijk. Nu verschillen die te veel: van ruim duizend dollar in de VS tot een paar honderd euro bij ons.’

‘Ik vrees dat er nog evenveel dopinggebruikers zijn als twintig jaar geleden.’ © Getty Images

Belgisch absurdisme

In België is er naast dat alles nog een groot mankement in het antidopingbeleid, zegt Cooman. ‘Aangezien sport een gemeenschapsbevoegdheid is, hebben wij víér ‘nationale’ antidopingorganisaties (NADO’s): in Vlaanderen, Wallonië, Brussel en Oost-België. Wij zijn wat dat betreft uniek, want elk ander land heeft slechts één NADO. Gevolg: een versnippering van budgetten, knowhow, middelen en personeel. En dus geen efficiënte werking. Dat leidt tot absurde Belgische situaties, en tot mogelijk misbruik. NADO Vlaanderen kan bijvoorbeeld alleen Vlaamse sporters controleren op Vlaams grondgebied. Dus niet in zijn eigen hoofdkantoor, want dat ligt in… Brussel. Een Vlaamse atleet die in Groot-Bijgaarden woont, kan ook last minute zijn whereabouts veranderen naar Sint-Agatha-Berchem en zo bijna zeker een controle ontlopen. Want door de administratieve rompslomp kan NADO Brussel heel moeilijk tijdig een controlearts optrommelen.’

Sommige Waalse atleten hebben een contract met Sport Vlaanderen en wonen in Wallonië. Noch NADO Vlaanderen, noch NADO Wallonië kan hen controleren, want ze zijn allebei niet bevoegd.

‘Nog een voorbeeld: NADO Wallonië kan alleen sporters controleren die aangesloten zijn bij een Waalse sportfederatie. Maar sommige Waalse atleten hebben een contract met Sport Vlaanderen en wonen in Wallonië. Noch NADO Vlaanderen, noch NADO Wallonië kan hen controleren, want ze zijn allebei niet bevoegd. En dus moeten ze de internationale federatie of het Internationaal Test Agency vragen of zij controleurs kunnen zenden. De oplossing is eenvoudig: één nationaal, Bélgisch antidopingagentschap, dat compleet onafhankelijk is van de politiek. Nu komt het budget van de NADO’s helemaal van de overheid, en zo riskeer je politieke inmenging. Er zijn in Vlaanderen pro forma wel tussenschotten ingebouwd voor een autonome werking, maar idealiter zou daar een muur tussen moeten staan en zouden de fondsen veeleer van sponsors dan van overheidsdotaties moeten komen. Maar zolang sport niet weer een federale bevoegdheid wordt, is zo’n nationale dopinginstantie helaas een utopie.’

Bio Hans Cooman

Geboren in 1961.

Studeerde geneeskunde en sportgeneeskunde aan de VUB.

Werkte van 2003 tot 2024 als coördinator en controlearts bij NADO Vlaanderen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content