De sportpassie van Alexander De Croo: ‘Hoe hoger de druk, hoe beter ik presteer. Zoals Michael Jordan’
Hij zou als toppoliticus niet willen ruilen met Wout van Aert, zegt hij. Toch is Alexander De Croo (45) gefascineerd door topsport, ook als actieve beoefenaar. En dus maakte de premier, exclusief voor Sport/Voetbalmagazine, graag een uur vrij om over zijn sportpassie te praten. Met Michael Jordan als aanknopingspunt.
‘ Ik zou willen eindigen met een quote van iemand naar wie ik ongelofelijk opkijk. Een quote van Michael Jordan. Hij zegt: ‘ Talent wins games, teamwork wins championships.”
Aldus eindigde Alexander De Croo op 30 september zijn eerste speech als premier. Met een quote van de GOAT, The Greatest of All Time, van het basketbal – al bestaat er discussie of Jordan die ooit zélf heeft uitgesproken. Niettemin pikten alle media, zelfs in het buitenland, De Croo’s verwijzing naar His Royal Airness graag op. Tot verbazing van de premier zelf: ‘Ik had die quote immers al eens gebruikt in een toespraak. Weliswaar niet zo’n belangrijke – ik weet zelfs niet meer precies waar. Maar omdat ik in september The Last Dance ( de Netflixserie over Michael Jordan en de Chicago Bulls, nvdr) aan het bekijken was, dacht ik: ik haal hem nog eens boven.’
Op een bak bier in een parochiezaal een speech geven. Dat is mijn zegekick.’ Alexander De Croo
Die bewondering voor Jordan is geen toeval: u hebt twee jaar, van september 2002 tot juni 2004, gestudeerd aan de Kellogg School of Management in Chicago.
ALEXANDER DE CROO: ‘Klopt, Jordan speelde nochtans niet meer voor de Bulls ( wel voor de Washington Wizards, na zijn tweede comeback, nvdr), maar in Chicago beschouwden ze hem nog altijd als een halfgod, over wie nog vaak gesproken werd. De leegte na zijn vertrek in 1998 was immers groot. Ik herinner me een wedstrijd in het United Center van de Bulls die ik bijwoonde: amper volk, de magie was weg. Door die vele referenties naar Jordan besefte ik wel wat voor een icoon hij geweest was. En nog altijd is, want zijn verhaal in The Last Dance, de manier waarop hij het ook vertelde, boeide me enorm.’
Wat blijft u het meest bij van die docuserie?
DE CROO: ‘Hoezeer die man, zelfs in tijden zonder sociale media, is geleefd. En vooral: hoe Jordan die immense druk omarmde en op de belangrijkste momenten er altijd stond. Zoals in die memorabele laatste finalematch tegen de Utah Jazz, toen hij de winnende korf scoorde. Zeggen: ‘Geef mij de bal, ik gooi hem erin’, en dat effectief dóén, daarvoor moet je óngelofelijk stressbestendig zijn.’
Herkent u zich daarin?
DE CROO: ‘Ja, daarom haal ik het ook aan. Hoe hoger de druk en hoe meer dingen er op mijn bord liggen, hoe beter ik presteer. Zonder druk schiet ik moeilijker in gang. Ik ben een deadlinepersoon, altijd geweest. Dat is het voordeel van deze functie als premier: er is elke dag druk.’ ( lacht)
Jordan maakte de switch van jonge scoremachine die alles zelf wilde doen en geen titel won, tot de teamplayer die met Scottie Pippen en co zes keer NBA-kampioen werd. In welke mate hebt u ook die evolutie ondergaan – van pas 34-jarige partijvoorzitter van Open VLD in 2009 tot premier van België in 2020?
DE CROO: ( denkt na) ‘Als beginnend politicus dacht ik soms: nu ga ik eens scoren. Normaal, je wil als jonge kerel tonen wat je kan. Anderzijds was ik vóór mijn politieke loopbaan al doordrongen van het grote belang van teamwork. Ik heb van mijn achtste tot mijn twintigste volleybal gespeeld, dé teamsport bij uitstek. Veel meer dan basketbal of voetbal, waar je in je eentje een match kan beslissen.
‘Ook als jonge twintiger, eerst als consultant ( van The Boston Consulting Group, nvdr) en daarna als zaakvoerder van mijn eigen bedrijf ( Darts-ip, gespecialiseerd in eigendomsrecht, nvdr), heb ik altijd gewerkt in een omgeving waar het team voorop stond. Datgene wat ik later, in de politiek, zelfs het meest miste. Zelfs binnen een regering trekt niet iedereen altijd aan hetzelfde zeel, al is deze regering op dat vlak een openbaring in de positieve zin. Daarom dus die teamworkquote van Jordan in mijn eerste speech als premier. Al had ik evengoed een mooie Afrikaanse spreuk kunnen gebruiken: ‘Als je snel wil gaan, ga je alleen. Als je ver wil gaan, ga je in groep.’
‘Dat was ook mijn aanvankelijke opzet: een coach zijn en iedereen van de regering laten scoren. Helaas moest ik door de tweede coronagolf meer in de spotlights staan dan ik voor ogen had. Al is ook dat normaal: in een hevige strijd moet de kapitein zich in de frontlinie zetten.’
U bent nu meer dan ooit de hoofdcoach, als premier. Past u daarin technieken toe van sportcoaches? En zo ja, de welke?
DE CROO: ‘Het belangrijkste is het besef dat je als coach/leider, zeker in deze steeds complexere en snel veranderende wereld, pas écht zaken kunt realiseren als iedereen in je team het beste uit zichzelf kan halen. Cruciaal daarbij is een sfeer van vertrouwen opbouwen. En dan moet je je kwetsbaar durven opstellen. Door toe te geven dat je iets verkeerd hebt aangepakt, door je open te stellen voor positieve kritiek. Zodat elk teamlid binnenskamers zijn mening kan ventileren. En iedereen aanvaardt dat er iemand eens een slechte match speelt.
‘Tweede punt: je niet laten afleiden door emotie, perceptie, uiterlijke schijn, maar je baseren op data en feiten. Zoals in het boek Moneyball, dat ik al had gelezen lang voor de film met Brad Pitt uitkwam ( in 2011, nvdr). Billy Bean, directeur van baseballclub Oakland Athletics, gaat daarin puur op basis van statistieken op zoek naar ondergewaardeerde spelers. Met succes, want ze winnen twintig keer op een rij. Fascinerend, vond ik. Die datagedreven aanpak is later, als politicus, ook een leidraad geworden.’
Spiegelt u zich aan een specifieke coach?
DE CROO: ‘Op basis van wat ik net vertelde over teamwork, vind ik Roberto Martínez heel straf. Hoe hij erin slaagde om een weliswaar heel talentvolle generatie Rode Duivels op één lijn te krijgen. Chapeau. Een heel aimabele man ook trouwens, merkte ik in enkele ontmoetingen.
‘Een onderbelichte en ondergewaardeerde Bélgische coach is Vital Heynen, die in 2018 wereldkampioen volleybal werd met Polen. Het was al opvallend dat een topvolleyballand als Polen hem, een coach uit het ‘kleine’ België, binnenhaalde. Maar om dan ook goud te behalen op het WK, in een wereldsport als volleybal, onder zo’n grote druk… Bijzonder knap.’
Inspiratie en transpiratie
Wat is volgens u de grootste gemene deler tussen topsport en toppolitiek?
DE CROO: ‘Doorzettingsvermogen, focus en voorbereiding is de basis van alle succes. Keihard werk dat mensen niet zien, want als Wout van Aert schittert in de Tour, is dat slechts het topje van de ijsberg. Hetzelfde in de politiek: dossiers goed voorbereiden, met veel mensen spreken is ook werk onder de waterlijn, maar uiteindelijk werpt het zijn vruchten af. Toch zal niet alles lukken, zoals Van Aert ook nipt de Ronde van Vlaanderen verloor. Maar dat mag je niet tegenhouden om met evenveel ijver het volgende dossier er wel proberen door te drukken.’
Thuis is het nu alles Van Aert en Evenepoel wat de klok slaat, want mijn zonen zijn ook zot van de koers.’ Alexander De Croo
Uw vader Herman, bekend om zijn tientallen afspraken elk weekend, zei in de Ronde van Vlaanderenspecial van dit magazine: ‘Als ge in de politiek niet elk weekend werkt en de baan opgaat, blijft ge niet aan de top.’
DE CROO: ‘Inderdaad. Ook dat is onzichtbaar voor het grote publiek, maar zo bouw je krediet op bij mensen dat veel duurzamer is dan lof van de media. Want die verdwijnt even snel als die er gekomen is. Dat zullen veel topsporters kunnen beamen.’
Hoe groot is het aandeel van talent in de toppolitiek?
DE CROO: ‘Minder dan in de topsport alleszins: 5 procent inspiratie, 95 procent transpiratie, zegt men soms. De topsport is daarentegen de laatste tien, twintig jaar zo geëvolueerd, met nog meer wetenschappelijke kennis, met een nog meer doorgedreven selectie van specifieke fysieke eigenschappen op jonge leeftijd, dat veel talent een vereiste is voor wie de beste wil zijn. 95 procent inzet volstaat niet, hoe essentieel dat ook is. Veel jongeren dromen van een succesvolle topsportcarrière, trainen er járen voor, maar blijven hangen omdat ze dat tikje talent missen. De harde wet van de topsport.
‘Die is op puur fysiek vlak ook véél zwaarder dan toppolitiek. Een nachtje doortrekken tijdens regeringsonderhandelingen is ook lastig, maar als je fit en gezond bent, lukt dat. Absoluut niet te vergelijken echter met hoezeer bijvoorbeeld coureurs afzien op training en in wedstrijden. Mijn respect daarvoor is grenzeloos.’
Als u het fysieke talent had gehad om een toprenner à la Wout van Aert te zijn, zou u uw politieke carrière daarvoor nu willen inruilen?
DE CROO: ( denkt na) ‘Neen. Ten eerste omdat profwielrennen een levensgevaarlijke sport is, wat de voorbije maanden jammer genoeg meermaals is gebleken. Ten tweede – en dat geldt ook voor andere sporten – omdat een topatleet roofbouw pleegt op zijn of haar lichaam, continu balanceert op de rand van een blessure. Men onderschat dat fysieke én mentale gevecht. Dat zou ik niet aankunnen.’
Als beloning voor die vele uren afzien krijgt een topatleet wel de adrenalinekick van de zege.
DE CROO: ‘Allicht een fantastisch gevoel, maar hoeveel topsporters kunnen daarvan proeven? Weinigen, hé. ‘
Beleeft u die kick soms, in mindere mate, als politicus?
DE CROO: ‘Mensen doen dromen, zoals Lukaku of Van Aert met hun prestaties, dat kunnen politici niet. Wij kunnen wel een samenleving proberen te verbeteren, mensen kansen geven, hun problemen oplossen. Dat geeft mij ook veel voldoening. Het meest zelfs als ik – weliswaar in precoronatijden – in een parochiezaal op een bak bier kan speechen, veel respons krijg, die vragen beantwoord en mensen zo nieuwe inzichten bied. Dat is míjn zegekick. ( lacht) Veel leuker dan in een kil auditorium, zittend op een stoel, een persconferentie geven.’
U hebt als minister van Ontwikkelingssamenwerking in de vorige regering veel arme landen bezocht. Hebt u toen gemerkt hoeveel vreugde sport kan schenken?
DE CROO: ‘Absoluut, ik heb in vluchtelingenkampen hartverscheurende taferelen gezien. En toch viel het me op hoezeer kinderen er oprecht blij waren als ze konden voetballen, zelfs met een bal gemaakt van plastic flessen. Hoezeer mensen ook opleefden als ze naar een voetbalmatch konden kijken. Even confronterend als mooi. Daarna kon ik elke politieke ‘scheet’ in België perfect relativeren.’
U bent ook een bewonderaar van Nelson Mandela. Een van zijn bekende quotes is: ‘ Sport has the power to change the world, to inspire, to unite people. Sport can create hope where once there was only despair.‘
DE CROO: ‘Klopt. Dat heeft Mandela, als president, ook proberen te verwezenlijken via de Zuid-Afrikaanse rugbyploeg. Een van dé symbolen van Apartheid, met louter blanke spelers. Er rees daarom grote druk om de bijnaam, de Springbokken, te vervangen, maar Mandela heeft die behouden omdat hij wilde vermijden dat er zo revanche op het verleden werd genomen. Hij heeft daarentegen vooral ingezet op de verenigende factor van het rugby. Met succes, want Zuid-Afrika veroverde vorig jaar de wereldtitel, met hun eerste zwarte kapitein, Siya Kolisi. Héél het land vierde mee. Mooi toch? Dat zie je trouwens ook hier: wat brengt ons Belgen samen? Medailles op de Olympische Spelen, Rode Duivels die schitteren op een EK of WK. Dan hangen veel mensen wel de Belgische vlag uit.’
Tijdens uw buitenlandse bezoeken gemerkt hoe bekend de Rode Duivels zijn?
DE CROO: ‘Absoluut. Tijdens mijn bezoeken in Afrika hoorde ik telkens weer dezelfde namen vallen: vooral Kompany en Lukaku, maar ook Hazard, De Bruyne… Het is niet te onderschatten hoezeer wij nu als land wereldwijd geassocieerd worden met onze succesgeneratie in het voetbal. Dat succes, die eendracht ook, moeten we koesteren.’
Ook u bent fan, zo blijkt uit uw tweets, onder meer tijdens het jongste WK in Rusland.
DE CROO: ‘Zelden ben ik uitbundiger geweest na een goal dan in die match tegen Japan, na dé counter van de eeuw. Een staaltje van indrukwekkend teamwork, wat ik zo graag zie: na twee sublieme passes van De Bruyne en Meunier cijfert Lukaku zich weg door over de bal te stappen waardoor Chadli kan scoren. Kippenvel!
‘Mijn liefde voor de Duivels gaat zelfs nog veel verder terug, al van sinds het WK in Mexico in 1986, toen ik elf jaar was. We hadden thuis bewust geen tv, maar mijn grootouders wel. Dus logeerde ik er graag, zeker tijdens dat WK. Dan kon ik ’s nachts naar de Rode Duivels kijken, tot de halve finale tegen het Argentinië van Maradona. Behalve dat hij een geniale voetballer was, herinner ik me van hem wel niet veel meer.’
Kromme vingers
Sport heeft u, als actieve amateuratleet, ook al veel plezier bezorgd. U haalde daarnet uw periode als volleyballer aan, bij toen Richa, nu Saturnus Michelbeke. Waarom volleybal? En geen voetbal of wielrennen?
DE CROO: ‘Veeleer toevallig: mijn vader heeft in 1967 de club mee opgericht, was betrokken bij het dagelijks bestuur, de zaal lag in mijn straat… En de rebel in mij vond het leuk dat ik een andere sport beoefende dan mijn klasgenoten, die allemaal voetbalden. Ik deed het ook echt graag, maar op bescheiden niveau – niet hoger dan tweede provinciale. Ik heb er na verschillende breuken wel kromme vingers aan overgehouden, typisch voor ex-volleyballers. Kijk. ( toont pink, nvdr) Ook mijn knieën zijn trouwens versleten. Ik kan een toertje lopen, maar zeker geen marathon.’
Een weekend zonder sport is geen goed weekend. Niet kunnen bewegen, dat zou aan mij vreten.’ Alexander De Croo
Uw vader is erevoorzitter en u bent vicevoorzitter van de club. Wat houdt dat in?
DE CROO: ‘Wegens tijdsgebrek: weinig. Ik volg het alleen op afstand, en woon per seizoen één of twee matchen bij van de dames, die intussen in de Eredivisie spelen. Maar dan leef ik, zoals in de bekerfinale in 2019 tegen Hermes Oostende, wel intens mee. Inclusief de typische gebaren van een ex-volleyballer en supporter wanneer bijvoorbeeld een bal afwijkt op een blok aan het net. ( kletst handen tegen elkaar, nvdr)
‘Zelf speel ik het nog met mijn zoon Tobias (12), op het strand of in onze achtertuin: naar elkaar toetsen en smashen. Hij volleybalt nu zelf ook, bij de U15 van Michelbeke. Een Wout Wijsmans zal hij niet worden, maar hij amuseert zich – da’s het belangrijkste.
‘Mijn andere zoon Gabriël (9), die eerst minder interesse toonde in sport, is begonnen met hockey, als keeper zelfs, bij Royal Hermes Ronse. Ik had hem vorig jaar meegenomen naar het EK in Antwerpen, voor de halve finale van de Red Lions tegen Duitsland, toen ze een 0-2 ombogen naar een spectaculaire 4-2 zege . Hij was op slag verliefd.’
Zijn al hun trainingen en matchen te combineren met een job als minister/premier?
DE CROO: ‘Nu ligt alles stil, door de coronacrisis, maar ervoor heb ik wel enkele wedstrijden gezien. Veel meer dan mijn vader of moeder in mijn twaalf jaar als volleyballer.’ ( lacht)
U gaat ook dikwijls fietsen of mountainbiken met Tobias, zagen we op uw Strava-account.
DE CROO: ‘Ik zet Tobias er telkens bij om de lage gemiddelde snelheid te duiden. ( lacht) Hij is ook pas twaalf jaar, hé. Vaak zet hij zich gewoon in mijn wiel. Maar dan zeg ik dat hij naast mij moet rijden, om wat bij te praten. Quality time tussen vader en zoon, hé. Tobias heeft wel karakter, hoor. Als hij afziet, geeft hij niet op. In tegenstelling tot Gabriël, die zijn fiets al snel in de gracht gooit.’ ( lacht)
Hoezeer kijkt u uit naar die fietstochten? Zondag reed u bij twee graden, in de motregen, 55 kilometer. Na een zoveelste hectische week zou je bij zo’n weer evengoed in je warme zetel kunnen blijven zitten.
DE CROO: ‘Koude of regen heeft mij nooit tegengehouden, je kan je daar genoeg tegen kleden. Ik twijfel dan alleen of ik op de weg ga fietsen, of ga mountainbiken, want dan heb je achteraf een halfuur werk om je fiets schoon te maken. Ik heb die ritten, fysiek en mentaal, ook echt nodig. Een weekend zonder sport – soms ga ik ook lopen – is geen goed weekend. Niet kunnen bewegen, dat zou aan mij vreten. Een van de weinige voordelen van de coronacrisis trouwens: heel druk in de week, maar in het weekend ben ik door alle afgelastingen meer thuis en heb ik meer tijd om te sporten.’
Kunt u de politiek dan even vergeten?
DE CROO: ‘Het leuke van fietsen in de Vlaamse Ardennen is dat je te midden van de heuvels en velden rijdt. Ik beleef dat heel intens, ik rúík letterlijk de natuur. Vandaar dat ik ook bijna elk weekend een uurtje ga paardrijden. Niet draven, maar rustig stappen. Een nog betere manier om de natuur te verkennen. Maar actief sporten kan je dat niet noemen. Alleen mijn paard blaast. ( lacht)
‘Meestal, ook met de fiets, vertrek ik zonder vooropgestelde route. Ik sla willekeurig een weg in om mijn streek te ontdekken. Zo vergeet je automatisch alle dagelijkse zorgen. Als ik alleen fiets, luister ik soms wel naar podcasts. Fichebak van Sporza, waarin een sportterm belicht wordt, vind ik bijvoorbeeld heel goed. En gisteren heb ik een podcast over vaccins afgespeeld. Zo leerde ik weer wat bij.’
U kijkt erg op naar Michael Jordan, maar had/hebt u ook een wielerheld?
DE CROO: ‘De Zwarte van Brakel, hé: Peter van Petegem. Ik ben vijf jaar jonger ( 45 vs. 50 jaar, nvdr) en heb hem letterlijk groot zien worden. Al van toen Peter bij de junioren een koers reed in Michelbeke, en ik als jonge tiener in de wagen van de koersdirecteur mocht plaatsnemen. Ook zijn profcarrière volgde ik op de voet: hoe hij doorbrak in de Scheldeprijs, daarna de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix won. En zo telkens weer Brakel in de spotlights zette. In de loop der jaren heb ik Peter ook persoonlijk leren kennen. In 2013 hebben we zelfs samen een campagne tegen zwerfvuil opgezet. En nog altijd sturen we elkaar geregeld berichtjes.
‘Thuis is het nu wel alles Van Aert en Evenepoel wat de klok slaat, want mijn zonen zijn ook zot van de koers. Tobias heeft het vooral voor Wout, Gabriël is meer fan van Remco. Hij moest zelfs wenen toen we live op tv diens val in de Ronde van Lombardije zagen.’
Uw fietspassie gaat zover dat u, als ingenieur van opleiding, zelfs wisselstukken via een 3D-printer uitprint – zo lazen we althans in een portret. Klopt dat?
DE CROO: ‘Niet helemaal: ik heb alleen een gsm-houdertje voor op mijn stuur uitgeprint, voor als ik, bij uitzondering, op mijn rollen rijd. Ik kuis wel zelf mijn fiets. En een nieuwe band opleggen lukt me ook.’
Die interesse voor technologische snufjes blijkt ook uit de aparte manier waarop u zich verplaatst naar de bakker.
DE CROO: ( lacht) ‘Ja, via mijn elektrisch long/skateboard, wat ik gebruik voor korte afstanden. Mijn vrouw verklaart mij nochtans knettergek: ‘Je zult eens keihard op je gezicht belanden!’ Ik zet dus wel een helm op, want het is niet risicoloos – je kan tot dertig kilometer per uur gaan. Dus als u mij ooit op tv ziet met een pleister op mijn kin, dan kent u meteen de oorzaak.’ ( lacht)
De charme van de Amerikaansesportcultuur
Naast de figuur van Michael Jordan maakte Alexander De Croo tijdens zijn studie in Chicago (2002/04) ook kennis met American football en baseball. ‘Mijn vrouw en ik wilden per se een Amerikaanse vriendengroep uitbouwen en ons onderdompelen in de Amerikaanse cultuur. Sport is daar een wezenlijk onderdeel van. Op mijn aandringen namen onze vrienden ons dus mee. Onder meer naar Wrigley Field, het iconische baseballstadion van de Chicago Cubs. Matchen van drie tot vier uur, maar voor Amerikanen is dat letterlijk hun favoriete tijdverdrijf. Continue actie zie je immers niet, veeleer flitsen. Zo’n baseballwedstrijd is vooral een gezellig samenzijn met vrienden.’
Het hele gezin
‘American football is nog specialer. Niet alleen de NFL-ploegen, maar ook de collegeteams spelen elke keer voor uitverkochte stadions van een paar tienduizend tot zelfs honderdduizend man. Wij gingen telkens naar Ryan Field, van de Northwestern Wildcats, een stadion van 47.000 plaatsen. ’s Winters vaak ijzingwekkend koud, maar je kon je opwarmen aan de waanzinnige sfeer. Typisch Amerikaans, met veel eten en drinken. Al is er op straat wel een alcoholverbod, tenzij je je fles bier in een papieren zak steekt. Ik veegde daar eens mijn voeten aan en kreeg zo op weg naar een match mijn eerste boete. ( lacht)
‘Nadat mijn vrienden het spel hadden uitgelegd, boeide het me ook, want achter American football zit véél meer tactiek en technologie dan wij Europeanen denken. Toen ik na mijn studie terugkeerde naar België, ben ik zelfs elk jaar ’s nachts opgebleven om naar de Super Bowl te kijken, intussen berichtjes uitwisselend met mijn Amerikaanse vrienden. Of met Gwendolyn Rutten, nog zo’n fan. Drie, vier jaar geleden heb ik wel afgehaakt, want als je opblijft tot vijf uur ’s nachts en je hebt de volgende dag een belangrijke meeting…
‘De charme van die Amerikaanse sportcultuur? Dat het hele gezin naar de match gaat. Je ziet er ook evenveel vrouwen als mannen. Terwijl hier misschien amper tien, twintig procent vrouwen op de voetbaltribunes zitten. Ik heb al vaker tegen mensen van de Belgische voetbalbond gezegd: ‘Als je het appeal van de sport wil verbreden, moet je gezinnen naar de stadions proberen te halen.’ Maar zo’n cultuurswitch maak je niet op een-twee-drie.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier