Van Branteghem en Moens blikken vooruit: ‘De grootste tegenstander van Thiam? Haar elleboog’
Aan de ene zijde van de tafel: Cédric Van Branteghem (42), olympiër en directeur van de Memorial. Aan de andere kant: Roger Moens (91), zilverenmedaillewinnaar op de Spelen van Rome in 1960 en nog altijd aandachtig volger van de atletiek. Het resultaat: een pittig gesprek als voorbeschouwing op het olympische atletiektoernooi.
91 jaar is Roger Moens, en hoewel zijn lichaam ietsje meer tegenstribbelt (‘ik wandel nu elke dag vijf kilometer, vijf jaar geleden waren dat er nog vijftien’) is zijn analytisch vermogen nog altijd zeer scherp. Wanneer we voor de fotosessie over de versleten atletiekpiste van het Koning Boudewijnstadion wandelen, doceert hij over de specifieke eigenschappen ervan. Met name over de brede bochten, die een groot voordeel zijn voor 200- en 400-meterlopers: ‘Waarom Usain Bolt hier nooit een 200 meter in baan 7 gelopen heeft, ik begrijp dat niet.’ Over het verschil ook met vroeger, toen de sintelpiste slechts 440 meter lang was: ‘Sintel en tartan, dat scheelt een seconde.’ En passant somt Moens moeiteloos de tijden en jaartallen op van de races die hij in Brussel liep.
Cédric Van Branteghem luistert geamuseerd. Zeker wanneer Moens zijn mantra bovenhaalt: de voor hem heilige feiten en cijfers. ‘Iedereen mag van mij een mening hebben, maar die moet gebaseerd zijn op concrete argumenten. Pas op: ik heb niet altijd gelijk, hoor! Maar feiten kun je moeilijk weerleggen. Juist, hé?’ Bij het begin van het interview er ook nog aan toevoegend: ‘Ik ben compleet onafhankelijk. Ik mag zaken zeggen die Cédric niet kan zeggen. Als meetingdirecteur mag hij niet te veel tegen de schenen stampen, hé. Ik wel. Hij is dus een beetje benadeeld’, lacht Moens.
Dat zal Van Branteghem later in het interview echter niet tegenhouden om duidelijk zijn mening te ventileren, tégen Moens in. Een gezonde discussie weliswaar, want het onderlinge respect is groot. Beiden kennen elkaar dan ook al lang. ‘Ik herinner me nog onze eerste ontmoeting, op het EK in Gent in 2000’, vertelt Van Branteghem. ‘Als jonge atleet kreeg ik advies over de banen waarin ik het best kon lopen. Ik luisterde aandachtig, hij had tenslotte veel ervaring. De jaren erna kreeg ik van Roger zelfs uitgebreide dossiers over de 400 meter toegestuurd. Ik heb die analyses altijd aandachtig gelezen, want ik kon er veel nuttige zaken uithalen. Echt alles zocht Roger op: lengtes en tijden van mijn tegenstanders, banen waarin zij snel of minder liepen…’
Oly
Tijd om vooruit te blikken, heren. Hoe kijken jullie naar Spelen die tijdens een nog niet afgelopen pandemie plaatsvinden?
Cédric Van Branteghem: ‘We weten allemaal dat ze doorgaan wegens de grote financiële belangen. En het zal nog moeten blijken wat de erfenis, ook op gezondheidsvlak, zal zijn. Toch ben ik blij, vooral voor de atleten. Velen krijgen slechts één kans om olympiër te zijn en dat wil je ondanks alle strenge coronamaatregelen niet missen. ‘Olympiër’, dat is een titel voor het leven, zelfs een officieel toevoegsel bij je naam. Zoals ‘PhD’ of ‘Prof. Dr. Ir.’ bestaat immers ook ‘Oly’. Om maar aan te geven hoe speciaal zo’n deelname is. Ook al is het deze keer zonder publiek, zonder familie en vrienden in de tribune.’
Roger Moens: ‘De impact van toeschouwers moet je ook relativeren. Toen ik de finale liep in Rome, in 1960, zat het olympisch stadion bomvol. Ik heb daar niets van gehoord, was zo in mezelf gekeerd.’
Van Branteghem: ‘Ik heb, toen ik mijn Belgisch 400-meterrecord liep op de Memorial, wel ondervonden hoezeer een enthousiast publiek je kan voortstuwen. Allicht hadden er zo enkele Japanners zichzelf overstegen met zestigduizend joelende landgenoten achter zich. En ongetwijfeld zal het raar aanvoelen, zo’n muisstil stadion. Want dat hoor je ook, omdat je niets hoort… ( lacht) Anderzijds zullen sommige atleten minder druk voelen en beter presteren omdat ze vlugger in the zone geraken. Maar toeschouwers of niet, ik ben ervan overtuigd dat we topprestaties zullen zien: atleten hebben minder wedstrijden afgewerkt, zijn fitter en meer uitgerust, hebben specifieker kunnen trainen. Ze gaan knallen.’
Mede dankzij de nieuwe wonderspikes, met een carbonplaat?
Moens: ‘Ongetwijfeld, al kun je daar moeilijk een percentage op plakken. Ik constateer alleen dat het voordeel bij de vrouwen minder groot is dan bij de mannen. Dat dit jaar al 37 Japanners onder de 2 uur en 10 minuten gedoken zijn op de marathon! Dat in België op de 1500 meter al tien man minder dan 3 minuten en 40 seconden liep, en op wereldvlak op de 800 meter al 45 atleten onder de 1 minuut en 46 seconden. Op de piste is het procentuele voordeel het grootst op die nummers, minder dan op de 100 en 200 meter of de 5.000 of 10.000 meter.’
Van Branteghem: ‘Toch zie je ook op de 100 meter sommigen ruim een tiende van een seconde rapper lopen. Op de langere afstanden zullen dat meerdere tienden worden. Dat lijkt me logisch: op de pure sprintnummers is het voordeel kleiner, door de hogere snelheid en het kortere contact van de schoenen op de piste. Vanaf de 400 meter haal je meer profijt uit die grote elasticiteit van die carbonplaten. Waarom heb ik ooit een stressfractuur opgelopen in de laatste dertig meter van de 400 meter? Omdat ik toen uit vermoeidheid mijn voeten plat op de grond zette, in plaats van op het voorste deel te lopen.
Bij de mannen kunnen zelfs de allerbeste tienkampers geen medaille pakken in een individueel nummer. Nafi kan dat wel.’
Cédric Van Branteghem
‘Op de 800 en 1500 meter, waar veel toppers ook sprintspikes dragen, is die ondersteuning nog groter. Vanaf de 5000 meter maken atleten echter meer een rolbeweging met hun voet, waardoor het voordeel weer minder wordt. En de reden voor het kleinere effect bij de vrouwen ligt ook voor de hand: lagere snelheid en hun lager gewicht.’
Usain Bolt vindt die wonderspikes ‘lachwekkend’, het geeft atleten een ‘oneerlijk voordeel’.
Van Branteghem: ‘Dat is onzin. Dan kunnen sprinters uit het verre verleden ook zeggen dat het oneerlijk is dat Bolt een startblok kon gebruiken en op een verende tartanpiste kon lopen, met schoenen die ook speciaal voor hem gemaakt werden. Jammer dat zulke grote kampioenen zo krampachtig denken om hun records te beschermen.’
Moens: ‘Klopt, je moet tijdperk per tijdperk bekijken. Ik vergelijk mezelf ook niet meer met de beste 800-meterlopers van vandaag. Ik was de beste in mijn tijd, nu zijn er anderen die door betere pistes, spikes, trainingsstages et cetera sneller lopen. Het zij zo.’
In het zwemmen hebben ze de fameuze pakken waarmee op het WK 2009 talloze wereldrecords werden verbeterd, wel weer afgeschaft.
Van Branteghem: ‘Juist, maar dat had op den duur weinig met zwemmen te maken. Dat was van een heel andere orde. Hier gaat het puur over de schoenen, die bovendien, qua dikte van de carbonplaat, ook sterk gereguleerd zijn. Na een record worden ze zelfs gecontroleerd, zoals vorig jaar toen Sifan Hassan en Mo Farah op de Memorial het uurrecord verbeterden. Record of niet, soms zagen ze die schoenen doormidden om te kijken of de carbonlaag niet te dik is.’
Is er tussen alle merken een gelijk speelveld?
Van Branteghem: ‘Er zijn al recordtijden gelopen met zowel Nike, Puma als New Balance. Tussen die topmerken zit heel weinig verschil. Alleen Adidas en Asics blijven blijkbaar wat achter wat de sprintspikes betreft, maar daar zullen die atleten wel een oplossing voor vinden.’
Hydrateren
In hoeverre zal de hitte en de hoge vochtigheidsgraad in Tokio een impact hebben?
Moens: ‘Recuperatie wordt nog crucialer, want op een kampioenschap wint vaak niet de snelste, maar degene die de opeenvolging van reeksen, halve finale en finale het best verteert.’
Van Branteghem: ‘Klopt, al moet je ook dat nuanceren. Op het WK in Doha 2019 was het ook zeer warm en liepen ze ook de pannen van het dak – weliswaar met airco in het stadion. Tegenwoordig zijn atleten zo goed voorbereid op die omstandigheden, weten ze perfect hoe ze zich moeten hydrateren. Ongetwijfeld zullen er door de mand vallen, maar dat zijn degenen die hun huiswerk niet hebben gemaakt.’
Moens: ‘Voor de pure sprintnummers is zo’n weer zelfs een voordeel, om de spieren warm te houden. En hoe warmer, hoe dunner de lucht en hoe kleiner de luchtvochtigheid, al zijn dat kleine verschillen op die beperkte afstanden.’
Welke wereldrecords kunnen er sneuvelen?
Moens: ‘In het polsstokspringen bij de mannen is het niet de vraag of Armand Duplantis wint, maar of hij zijn wereldrecord ( 6m15, nvdr) zal verbeteren.’
Van Branteghem: ‘Klopt. Hij is zo’n wedstrijdbeest en heeft zo’n sterke kop. Op het grootste podium kan Mondo altijd iets meer.
‘Verder denk ik dat de wereldrecords bij de mannen én de vrouwen op de 400 meter horden er nog eens aan gaan. Karsten Warholm en Sydney McLaughlin hebben ze eerder dit seizoen al verbeterd en als Rai Benjamin en Dalilah Muhammad of Femke Bol hen in Tokio opjutten, dan duiken ze daar nog eens onder. Vergeet niet dat Warholm in zijn allereerste outdoorrace dit seizoen, in Oslo, het wereldrecord al brak, hé. Een ferme stoot, zonder enig ritme.’
Moens: ‘Maar tegen Benjamin, die op de Amerikaanse trials slechts dertien honderdsten trager was, heeft hij zeker geen gewonnen spel. Bovendien zal Warholm in de finale zijn geprefereerde baan 7 niet kunnen kiezen.
‘Andere wereldrecords zie ik niet sneuvelen. Tenzij misschien weer in het kogelstoten bij de mannen, met Ryan Crouser. Al was zijn 23,37 meter op de Amerikaanse trials ook al héél straf. Van goud is hij bijna zeker, net als Daniel Ståhl in het discuswerpen en Johannes Vetter in het speerwerpen. Die steken erboven uit.’
Van Branteghem: ‘Toch zullen we ook spetterende duels zien. De Nederlandse Sifan Hassan op de 1500 meter tegen Faith Kipyegon en – als ze effectief de ongeziene triple doet – op de 5.000 en 10.000 meter tegen de Ethiopische meisjes Gudaf Tsegay en Letesenbet Gidey. Wie er zal winnen, is moeilijk te voorspellen, zoals op veel andere nummers. Op ‘mijn’ 400 meter durf ik op niemand geld in te zetten. Al ben ik heel benieuwd wat wereldrecordhouder Wayde van Niekerk, na veel blessures, vermag.’
Ik was de beste in mijn tijd, nu zijn er anderen die door betere pistes, spikes, trainingsstages et cetera sneller lopen. Het zij zo.’
Roger Moens
Wie wordt de opvolger van Usain Bolt op de 100 meter?
Moens: ‘De Amerikanen Ronnie Baker, Fred Kerley, Trayvon Bromell of de Zuid-Afrikaan Akani Simbine. Maar wie? Moeilijk te voorspellen.’
Van Branteghem: ‘Ik vermoed Bromell, wat ook een mooi comebackverhaal zou zijn, nadat die op de Spelen in Rio zijn achillespees scheurde. Alleen heeft hij, net als die anderen, niet de star quality van Bolt. Noah Lyles heeft dat wél, maar die kon zich alleen voor de 200 meter kwalificeren. En net de dubbel met de 100 meter, of zoals Michael Johnson met de 400 meter, krikt het olympische stergehalte van een atleet op. Omdat je die ook meerdere keren in actie ziet, met ook nog de 4×100 meter. Voor de mannen van de langere afstanden, zelfs voor Armand Duplantis, is dat moeilijker: die komen slechts één keer echt in beeld.’
Zo komen we terecht bij de grootste Belgische atletiekster, Nafi Thiam. Kan zij naast goud grijpen?
Moens: ‘Haar enige echte tegenstandster, Katarina Johnson-Thompson ( de Britse die de Belgische versloeg op het WK 2019, nvdr) is nog niet op niveau nadat ze in december 2020 haar achillespees scheurde. Verder zie ik niemand. 95 procent kans dus dat Thiam goud pakt. Die overige vijf procent? Vallen op de horden, een nulsprong in het verspringen of een blessure.’
Van Branteghem: ‘Nafi’s grootste tegenstander is haar elleboog, haar zwakste fysieke punt. Niet toevallig heeft ze dit seizoen in competitie nog niet met de speer geworpen. Waarom zou ze, met risico op blessure? Allicht zal ze puur op techniek hebben getraind, maar in Tokio wel voluit gooien. Blesseert Nafi zich opnieuw, geen ramp, want speerwerpen is het voorlaatste nummer. Met een pijnstiller en wat tape kun je ook de laatste 800 meter lopen, zoals in Rio trouwens.’
Kan de grens van de 7000 punten voor een tweede keer doorbreken een uitdaging voor haar zijn?
Van Branteghem: ‘Later allicht wel, maar daarvoor moet je in élk nummer all-in gaan, wat zeker in het verspringen, met mogelijk drie nulsprongen, te risicovol is op de Spelen. Thiam heeft zoveel overschot dat ze in Tokio dat niet moet riskeren.’
Moens: ‘Ik vraag me wel af of ze, zoals ze nu verklaart, effectief sterker is dan ooit. Op basis van haar resultaten van de voorbije maanden geloof ik dat niet: geen enkel persoonlijk record benaderd, in het hoogspringen bleef ze zelfs steken op 1,89 meter, ver onder haar niveau. Vergeet niet dat haar persoonlijk record op de zevenkamp ( 7013, nvdr) al dateert van mei 2017, hé. ‘
Van Branteghem: ‘Ik heb er vertrouwen in dat ze nauwgezet gepiekt heeft naar Tokio. Haar coach Roger Lespagnard vertelde me dat ze hard hebben gewerkt op de loopnummers: 100 meter horden, 200 en 800 meter, voorheen haar ‘zwakste’ punten, zeker die dubbele baanronde. Tijdwinst daar kan misschien enkele centimeters schelen in het hoogspringen of in de werpnummers.’
Moens: ‘Nog een vraag: als Thiam voor de tweede keer olympisch kampioene wordt, zal ze zich daarna nog kunnen motiveren? Hoe kun je nog beter doen?’
Van Branteghem: ‘Nafi zal zeker niet stoppen, daarvoor doet ze het nog te graag. Vergeet niet: de Spelen van Parijs zijn al over drie jaar, hé. In haar achtertuin, zeker voor een Waalse. Misschien switcht ze naar het hoogspringen of het verspringen, want daarin kan ze ook een medaille veroveren.’
Moens: ‘Ja, want het niveau bij de dames staat nog altijd mijlenver achter. Om de simpele reden dat er verhoudingsgewijs minder vrouwen aan topatletiek, aan topsport in het algemeen, doen. Het is dus veel makkelijker om een finale of medaille te halen dan bij de mannen. Zeker op de zevenkamp, waar alleen de huisartsen van de atletiek aan deelnemen: degenen die alles goed kunnen maar nergens in uitblinken. De échte toppers, zij die de geneeskunde vooruit doen gaan, zijn de hart-, long- en andere specialisten. Wel, in de atletiek is dat ook zo, en dat zeg ik met het grootste respect voor Thiam.’
Van Branteghem: ‘Dat klopt niet helemaal, Roger. Bij de mannen wel, daar kunnen zelfs de allerbeste tienkampers geen medaille pakken in een individueel nummer. Maar Nafi, zoals ik zei, wel. Zoals in het verleden ook Karolina Klüft en Jackie Joyner-Kersee. ‘
Belgische kansen
Welke andere Belgen kunnen in Tokio in de buurt van een medaille komen of een finale halen?
Van Branteghem: ‘Ik ben benieuwd naar Bashir Abdi op de marathon. In die hitte zal het een abnormale race worden. Als Bashir een superdag heeft, en een Keniaan of Ethiopiër laat een steek vallen… Podium wordt misschien moeilijk, maar top vijf kan zeker.’
Moens: ‘ Isaac Kimeli kan op de 5.000 of 10.000 meter ook top acht halen. Zijn eerste 10.000 meter ooit in Stockholm ( in mei, nvdr) was veelbelovend.’
Van Branteghem: ‘Nog een topvijfkandidaat: Thomas Van der Plaetsen op de tienkamp. Die heeft op zijn dertigste al zoveel meegemaakt, hij zal die speciale omstandigheden ook perfect mentaal kunnen plaatsen én heeft het vertrouwen na zijn persoonlijk record in Götzis.
‘Bij de dames zie ik er twee een finale halen: Elise Vanderelst op de 1500 meter – als wedstrijdloopster kan zij in die vaak tactische olympische races ver raken – en uiteraard Cynthia Bolingo op de 400 meter.’
Moens: ‘Ik heb het nagekeken: dit jaar hebben acht Amerikaanse en vier Jamaicaanse vrouwen sneller gelopen dan Bolingo’s Belgische record ( 50.29, nvdr). In Tokio mogen er echter slechts drie atletes van elk land deelnemen. Dus maakt ze zeker kans op een finale.’
Van Branteghem: ‘Mogelijk nadeel: haar halve finale wordt haar vierde race op zes dagen tijd, aangezien Cynthia eerder ook de reeksen en hopelijk de finale van de mixed relay zal lopen. Hopelijk houdt haar lichaam stand, want dat is dé reden waarom ze dit seizoen zulke grote stappen heeft gezet: eindelijk een jaar lang blessurevrij kunnen trainen.’
Kan België met haar een medaille behalen op de gemengde estafette?
Van Branteghem: ‘Het grote voordeel is dat die 4×400 meter in het begin van het toernooi valt. En Jacques Borlée dus zijn sterkste troeven zal kunnen inschakelen wanneer ze nog fris zijn. Goud en zilver zijn te hoog gegrepen, maar voor brons hebben we een kansje, in balans met Nederland, Polen, Italië… Sommige landen zullen bovendien niet hun beste man of vrouw laten lopen in de mixed relay, als dat ten koste gaat van hun kansen op individueel goud. Wij hoeven daar geen rekening mee te houden en moeten dus all-in gaan. Meer dan op de 4×400 meter bij de mannen en vrouwen is het onze grootste kans op een medaille.’
Moens: ‘Het zwakke punt ligt bij onze tweede vrouw. Die van de VS, Jamaica of Polen zijn véél sneller. En dan kom je automatisch bij dé vraag: wie gaat Jacques Borlée opstellen? Als hij objectief oordeelt, op basis van cijfers, moeten dat Jonathan Sacoor en Alexander Doom, plus Bolingo en Naomi Van den Broeck worden, de eerste twee van het BK en de snelste twee van het seizoen. Als Jacques dat niet doet, begaat hij een superflater.’
Van Branteghem: ‘Niet akkoord: ik ga áltijd voor Kevin Borlée in plaats van Doom, en voor Camille Laus in plaats van Van den Broeck. Camille en Kevin hebben veel meer ervaring en stijgen telkens boven zichzelf uit in een estafette. In maart was Kevin op het EK indoor de rapste van alle deelnemers! Hij is een killer. Die moet je opstellen. Geen twijfel mogelijk.’
Moens: ‘Klopt, Cédric, maar dat was het verleden. Je moet de besten van dit jaar opstellen. En feit is: Doom heeft al rapper gelopen dan Kevin ( 45.34 tegenover 45.56, nvdr). Waarom dan Kevin opstellen? Omdat hij de zoon is van? Allez, kom!’
Van Branteghem: ‘Is maart het verleden? Neen toch? En hoewel Kevin nog geen toptijd heeft neergezet, zag je hem de laatste weken groeien. Geloof me: hij zal er staan.’
De rapste van de Belgen, Jonathan Sacoor, heeft na zijn terugkeer uit de VS in de lente veel vooruitgang geboekt: onlangs 45.17 op het EK voor junioren, net boven zijn persoonlijk record. Hij komt nochtans van ver.
Moens: ‘Nog een flater van Jacques Borlée: Jonathan op zijn achttiende in 2018 naar de States sturen, terwijl zijn zonen indertijd al waren teruggekeerd met een stressfractuur, of beter: een vermoeidheidsfractuur. Ook Jonathan heeft hetzelfde ondervonden: dat hij nog niet de basis heeft om die vele collegeraces aan te kunnen.’
Van Branteghem: ‘Dat hij in de VS te veel wedstrijden heeft gelopen en verkeerd getraind heeft, akkoord. Maar misschien zullen de voorbije jaren op de lánge termijn een zegen zijn. Als Jonathan in België was gebleven, had hij verder met de broers Borlée getraind, wellicht te hard. En dat was nog nefaster geweest. Na drie jaar heeft Jacques hem als het ware uit een diepvriezer gehaald, zonder permanente schade. Integendeel: hij is fysiek wat sterker en ook op mentaal vlak een ervaring rijker. En het potentieel is er, anders maak je op die paar weken niet die grote progressie. In Tokio zal hij zeker onder de 45 seconden duiken. Alleen werd dat torentje heel snel en op een te smalle basis gebouwd – na de Spelen zal het allicht vlug weer omvallen. Pas als Jonathan weer een volledige winter met Jacques kan trainen, meer werkt op de pure snelheid die hij nu nog mist, zal hij nog grotere stappen zetten, richting de 44.50 en de Europese top.’
Moens: ‘Ik vrees dat hij té vlug té goed was. Amper dertig procent van de ex-wereldkampioenen op de 400 meter bij de junioren hebben later een mooie carrière gemaakt, van wie amper enkele blanken. En niemand van hen liep al 45.03 op zijn achttiende zonder daarna terug te vallen. Maar Jonathan mag gerust mijn ongelijk bewijzen. Zoals ik al zei: ik heb niet altijd gelijk. En dan zal ik dat achteraf ook toegeven.’ ( lacht)
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier