Het geheim van ultraloper Karel Sabbe: ‘Ik kick helemaal niet op pijn’

‘Vroeger werd ik neergezet als het buitenbeentje: “Kijk eens wat die zot doet.” Nu is de berichtgeving genuanceerder.’ © Jelle Vermeersch
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

Karel Sabbe verlegde in 2023 tot tweemaal toe zijn grenzen, en die van het ultralopen. Wat is zijn geheim?

‘Het onverwacht geluk’ staat op de poort van de hoeve die Karel Sabbe in Anzegem heeft gerestaureerd. ‘De naam van een cafeetje in Gent waar we vroeger naast woonden. Het past ook bij mijn kijk op het leven: als je er te veel naar zoekt, zul je het geluk niet vinden.’ De West-Vlaming ervaarde het onverwachte geluk in 2016 toen hij de 4265 kilometer lange Pacific Crest Trail aflegde, een pad dat loopt van Mexico door de VS naar Canada. Niet alleen bracht hij het record van die Trail op ruim 52 dagen, hij beleefde er vooral, betoverd door de natuur, een zeer intense ervaring, die naar meer smaakte.

Dit jaar zette Sabbe twee uitzonderlijke prestaties neer. In maart haalde hij de finish van de Barkley Marathons, waarvoor hij in minder dan 60 uur 160 kilometer aflegde over een moeilijk parcours – hij was na 35 jaar Barkley Marathons de zeventiende loper die daarin slaagde. En afgelopen zomer verbeterde de Belg nogmaals het record op de Pacific Crest Trail: 46 dagen, 12 uur en 50 minuten, liefst vijf dagen sneller dan de Amerikaan die Sabbes record uit 2016 had gebroken.

Drie maanden later is hij nog altijd niet helemaal gerecupereerd. ‘Mijn gewicht is weer op peil – ik ben acht kilo bijgekomen – maar mijn rustpols bedraagt nog altijd 55, tien slagen meer dan normaal. Al was dat de eerste week nog 95. In rúst, ja. Ook tijdens mijn beperkte looptrainingen is mijn energiepeil nog vrij laag. Wellicht zal het tot begin 2024 duren voor mijn lichaam weer helemaal tot rust gekomen is.’

Veel tijd om te lopen had Sabbe de laatste weken niet. ‘Het werk heeft zich wat opgestapeld, en ik kreeg veel aanbiedingen, uit binnen- en buitenland. Dat gaat van interviews tot uitnodigingen van bedrijven voor een presentatie. Onlangs was er nog de voorstelling van de Karel Sabbe Trail hier in Anzegem, waar ik ereburger ben geworden. Ik merk dat er anders naar mij gekeken wordt. Vroeger werd ik meer neergezet als het buitenbeentje: ‘Kijk eens wat die zot doet.’ Nu is de berichtgeving concreter en genuanceerder. Mensen hebben een beter besef van wat ik gepresteerd heb.’

Ik heb nog maar één inspanningstest gedaan. Die was goed, maar niet buitengewoon.

U stond op de longlist voor de Sportman van het Jaar. Daarover ontstond wat discussie: de ene vindt u een topsporter, de andere niet, omdat uw prestaties ‘te marginaal en te weinig representatief zijn’. Wat vindt u zelf?

Karel Sabbe: Ik leid niet het leven van een ‘echte’ topsporter, omdat ik werk als tandarts en mijn trainingen rond mijn werk plan. Maar mijn prestaties zijn wel ongezien. Dus ja, ik vind dat topsport. Natuurlijk is het een niche. Je kunt het moeilijk vergelijken met een wereldtitel of olympische titel. Maar de records die ik verbeterde, stonden op naam van profatleten. Dat zegt veel.

Zou u, als geld geen probleem was, een fulltime topsporter willen zijn?

Sabbe: Nee, want ik begin aan projecten uit passie voor mijn sport. Als ik daar mijn brood mee moet verdienen, zou ik die zorgeloosheid verliezen. Dan kan ik na een project ook niet zeggen: nu doe ik een jaar niets, want tegenover sponsorgeld staan ook veel verplichtingen. Veel atleten voelen die druk, omdat hun gezinsinkomen er plots van afhangt. Dan begin je bij elk slecht moment tijdens een recordpoging te piekeren. Terwijl ik nu geen boterham minder hoef te eten als ik een record niet verbeter.

U wilt dus geen ‘merk’ rond u creëren, zoals de bekende Spaanse ultra-atleet Kilian Jornet?

Sabbe: Jornet is heel actief op sociale media, maakt reclame voor zijn loopmerk, voor zijn horloges en boeken, maar dat wil ik niet. Bij mij gaat het om het avontuur, niet om roem of geld. Ik krijg nu wel veel aandacht, maar meer moet het niet zijn. Ik wil geen Bekende Vlaming worden.

In een onderneming als de Pacific Crest Trail lijdt u onvermijdelijk pijn. Kickt u daarop?

Sabbe: Mensen denken dat, maar ik vind de pijn op zich helemaal niet fijn. Ik vind het wél boeiend hoe ik die pijnknop kan uitschakelen. Dat lukt beter dan ooit. Vooral omdat ik me nooit afvraag: waarom doe ik dit? Daarvoor wegen de pluspunten te veel door. De voldoening van de intense samenwerking met het team achter mij, zodat ik alleen aan lopen hoef te denken. En het één zijn met de natuur, in een vaak wondermooi decor. Ik zou nooit hetzelfde kunnen doen op asfalt. Dan zou ik me wél afvragen waar ik mee bezig ben.

In 2018 riep het magazine Outside u al uit tot een van de ‘verleggers van de menselijke limieten’. Hoe slaagt u daarin?

Sabbe: Bepaal vooraf wat de mogelijke redenen kunnen zijn om te stoppen –dat is dé sleutel. Want op het moment zelf kun je door de fysieke vermoeidheid niet altijd rationeel beslissen. Samengevat: alleen een ernstige blessure kan me tegenhouden. Maar niet: kou lijden omdat het dagen aan een stuk regent, ‘gewoon’ pijn hebben door blaren aan mijn voeten of erg vermoeid zijn door slaapgebrek. Daar zal ik onvermijdelijk last van hebben en dus komen er weleens negatieve gedachten. Maar daar stel ik me op in. Ik denk niet: ik ga mijn best doen. Wel: ik gá het doen – dat kost mentaal veel minder energie. En als ik dan toch eens een héél moeilijk moment heb, zoals in de derde nacht van de Barkley Marathons, dan is er nog altijd mijn team dat me kan overtuigen om door te gaan.

‘Het gaat om het avontuur, niet om roem of geld. Ik wil geen Bekende Vlaming worden.’
‘Het gaat om het avontuur, niet om roem of geld. Ik wil geen Bekende Vlaming worden.’ © Jelle Vermeersch

Trainers bij wielerploeg Jumbo-Visma zijn daar ook mee bezig: hoe kun je de pijngrens van renners verleggen? Wat raadt u aan?

Sabbe: Niet altijd voortgaan op cijfers, maar op gevoel en wilskracht. Hoe vaak zie je niet dat tijdrijders hun beste waarden trappen nadat hun wattagemetertje is uitgevallen? Omdat hun voorgeprogrammeerde hersenen – ‘ik kan maximaal die wattage aan’ – hen dan niet meer beperken. Volgens de central governor-theorie proberen hersenen een lichaam automatisch een bovengrens op te leggen. Ze zorgen er zo voor dat het lichaam, als het erg afziet, geen schade oploopt. Het is de kunst om die signalen in het onderbewustzijn te negeren. Volgens een recente test bij ultralopers kun je zelfs na honderd mijl (160 kilometer, nvdr) nog altijd genoeg spierkracht hebben. Terwijl atleten dáchten dat ze hun fysieke limiet hadden bereikt. Daar zit dus nog potentieel: hoe kun je die onderbewuste rem uitschakelen?

U bent ‘één met de natuur’, zegt u. Hoe voelt u dat?

Sabbe: Mensen zijn gemaakt om al lopend lange afstanden te overbruggen, zoals de oermens duizenden jaren geleden deed toen hij als een nomade rondzwierf op zoek naar een prooi. Als ik twintig, dertig dagen in de wilde natuur loop, word ik daar een onderdeel van en word ik op een of andere manier zo’n ‘oermens’. Mijn zintuigen staan helemaal op scherp. Mijn smaak is intenser, mijn reuk en gehoor zijn beter. Als er een wandelaar met veel deodorant of parfum vijf minuten eerder is gepasseerd, dan ruik ik dat. Als ik een tak hoor kraken, weet ik welk dier erop getrapt heeft: een hert, een beer… Het is geen runner’s high, want ik ben niet euforisch. Er overvalt me een soort van sereniteit en berusting, die zeer natuurlijk aanvoelt.

Is John Muir, de Schots-Amerikaanse schrijver en natuurliefhebber die zich eind negentiende eeuw inzette om natuurgebieden als Yosemite National Park te beschermen, daarom uw grootste inspiratiebron?

Sabbe: Ja, ik heb al zijn boeken gelezen en hij omschrijft perfect wat ik voel, maar zelf moeilijk onder woorden kan brengen. Over zijn connectie met en zijn liefde voor de natuur, over hoe hij er zijn ziel vond. Tijdens de Pacific Crest Trail heb ik vaak aan hem gedacht, ook omdat ik door bergen liep waar hij vaak over geschreven heeft. Toen het slecht weer was, bijvoorbeeld, dacht ik aan die keer dat hij tijdens een storm in een hoge sequoia klom, om mee te wiegen met de wind en zo de energie van de storm en van het leven te voelen.

Nee, ik ben zelf niet in een boom geklommen (lacht), maar ik vind het wel leuk om in zo’n weer te lopen. Koude wind en regen op mijn gezicht? Heel verfrissend. Ik zal nooit klagen over het weer, ik neem wat de natuur me geeft.

Ook fysiek moet u over uitzonderlijke kwaliteiten beschikken. Hebt u dat al laten onderzoeken?

Sabbe: Niet grondig. Ik heb zelfs nog maar één inspanningstest gedaan – al een hele tijd geleden, in 2016. Die was goed, maar niet buitengewoon. Ik heb nooit de behoefte gevoeld om zo’n test elk jaar af te leggen. Ik ken mijn lichaam zo goed dat ik puur op gevoel weet in welke hartslagzone ik train. Het heeft weinig zin om me maandenlang te fixeren op een bepaalde hartslag, want die is toch altijd variabel en afhankelijk van verschillende factoren.

Veel fysiologen zullen u vermoedelijk willen testen.

Sabbe: Wellicht wel. Ik zou dat ook interessant vinden. Een loopspecialist heeft me jaren geleden na een test van mijn loopstijl wel verteld dat hij in veertig jaar nooit iemand zo efficiënt had zien lopen. Maar waarom precies? Het enige wat ik weet, is dat ik mijn uithouding heb geërfd van mijn moeder. Zij is 65 en ze is nog altijd een brok energie: ze speelt vandaag drie padeltoernooien. En een tijd geleden legde ze zonder problemen een langlaufwedstrijd van 90 kilometer af.

Met zekerheid een van uw sterktes: uw maag- en darmstelsel. Tijdens de Pacific Crest Trail kon u ruim 46 dagen tot 10.000 calorieën per dag verwerken. Dat is waanzinnig veel.

Sabbe: Klopt. Het is ook de hoofdreden waarom sommige ultralopers moeten opgeven: hun maag kan de grote hoeveelheid calorieën niet opnemen. Zónder calorieën lukt het me ook trouwens: in de dagen voor de Barkley Marathons moest ik overgeven en had ik diarree – wellicht iets opgepikt in het vliegtuig. Ook tijdens de wedstrijd kon ik amper eten. Toch heb ik bijna zestig uur gelopen, puur op mijn vetreserve van vijf kilo. Aan de finish was ik vel over been.

Koude wind en regen op mijn gezicht? Heel verfrissend.

Wielrenners nemen tegenwoordig via speciale gelletjes tot 120 gram koolhydraten per uur op, terwijl dat vroeger slechts 60 à 90 gram was. Maar op uw menu stonden snoeprepen, chips, popcorn, hamburgers…

Sabbe: Een klassieker als de Ronde van Vlaanderen duurt ‘slechts’ zes uur, terwijl ik tot zestien uur per dag loop, 46 dagen lang – dat is het verschil. Zo’n gelletje is wel efficiënter om koolhydraten op te nemen, maar het is ook meer belastend voor de maag. Bovendien moet je nog wíllen eten, na x aantal dagen. Ik had alleen zin in dingen die ik lekker vond. Niet de gezondste voeding, maar ik kreeg wel de nodige calorieën binnen.

Hebt u er ooit aan gedacht om u toe te leggen op de marathon?

Sabbe: Ik heb en passant al marathons gelopen, als tempomaker, om mensen onder de drie uur te loodsen. Maar zelfs als ik drie maanden zou trainen voor een marathon, zou ik wellicht stranden op een tijd rond de 2 uur en 20 minuten. Tussen dat en de wereldtop, of zelfs de Belgische top, ligt nog een groot gat. Nu hoor ik wel bij de besten van de wereld, in een discipline waar mijn lichaam en geest voor gemaakt zijn. Lopen tegen een lage intensiteit kost me amper moeite. Qua hartslag zit ik dan zelfs niet ver boven de zone van die waarin ik wandel.

Op uw 34e hebt u als pure uithoudingsatleet nog veel topjaren voor de boeg.

Sabbe: Ja, alleen de recuperatie zal misschien langer duren. Maar ik ben nu al dankbaar voor wat ik heb kunnen doen, als ‘parttimer’. Dankbaar ook dat ik op mijn 25e heb ontdekt waar ik heel goed in ben. Voor hetzelfde geld was ik blijven spelen voor de lokale voetbalploeg in derde provinciale. En was ik op mijn 35e moeten stoppen met een kapotte meniscus.

Welke uitdagingen wilt u nog aangaan?

Sabbe: Het moet zeker niet extremer of zotter worden. 4300 kilometer, zoals in de Pacific Crest Trail, hoeft de volgende keer geen 5000 of 6000 kilometer te zijn. Laat staan dat ik de Mount Everest als snelste op en af zou willen lopen. Ik wil niet per se etaleren wat ik kan. Het belangrijkste is het avontuur in de natuur dat ik kan delen met vrienden en familie. Dat past ook bij mijn volgende project: na een rustperiode van anderhalf jaar wil ik in januari 2025 van het noorden naar het zuiden van Nieuw-Zeeland lopen. Over ‘slechts’ 3050 kilometer. Maar wel in een recordtijd, want het competitieve aspect blijft ook een motivatie.

Daarna wordt het WK Backyard Ultra misschien een nieuw doel. In 2020 heb ik er 75 uur aan een stuk gelopen, over lussen van 6,7 kilometer, ruim 500 kilometer. In oktober is dat wereldrecord op 108 uur gebracht. Ik ben benieuwd of ik 33 uur beter kan dan in 2020. Maar misschien heb ik daar na mijn tocht in Nieuw-Zeeland geen zin meer in, en kies ik voor een natuurreis met mijn gezin. Dat zou net zo mooi zijn. Want dat heb ik intussen geleerd: het leven is meer dan lopen en records vestigen.

Karel Sabbe

1989: geboren in Waregem.

Werkt als tandarts in Ronse.

Vestigde als loper records op de Appalachian Trail (2018), Alta Via 2 (2020), Via Alpina (2021) en de Pacific Crest Trail (2016 en 2023).

Werd in 2020 wereldkampioen Backyard Ultra.

Liep in 2023 de Barkley Marathons uit.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content