De roots van sprintster Dafne Schippers
Amper een jaar nadat ze definitief de zevenkamp inwisselde voor de sprint, behoort Dafne Schippers tot de grote favorieten voor de 100 en de 200 meter in Rio. Een bezoek aan haar atletiekclub in Utrecht, op zoek naar de wortels van haar succes.
‘Ik ben Dafne, ik ben zestien jaar en doe aan atletiek. De meeste kinderen zitten nu nog op school in de les, maar ik moet me haasten om op tijd op de training te zijn. Ik zit namelijk op een LOOT-school: dat is een speciale school voor talentontwikkeling en kinderen die aan topsport doen. Ik ben elke dag met mijn sport bezig en train zeven dagen in de week, twee uur per dag, in totaal dus veertien uur. En dat alles met maar één doel: de Olympische Spelen. Om daar op een dag te staan moet ik heel veel trainen, en dat ga ik nu dus ook doen.’
Het is 2008 wanneer Dafne Schippers op de TROS voor het eerst de huiskamers van tv-kijkend Nederland binnen komt gerend. Ze neemt de bus naar de atletiekbaan, waar ze vervolgens een demonstratie geeft van de zeven onderdelen van de meerkamp: verspringen, kogelstoten, hoogspringen, speerwerpen, 200 meter, 800 meter en hordenlopen. ‘Ik ga vijf dagen in de week naar school, zes uur per dag, in totaal dus dertig uur in de week. Mijn idool is Karin Ruckstuhl, zij is zevenkampster en heeft ooit de Olympische Spelen bereikt. Ik hoop dat ik dat ooit ook zal kunnen bereiken. Dat houdt dus in dat ik drie uur in de week tijd heb om leuke dingen te doen met de vriendinnen. 24 augustus 2016 is mijn moment en ga ik voor goud op de Olympische Spelen, dus houd mij maar in de gaten!’
Doe maar normaal
‘Van kleins af al zei ze: ‘Ik wil olympisch kampioene worden!’ Dat was het hogere doel.’ Marije Zwijsen zat drie jaar lang in dezelfde trainingsgroep als de jonge Schippers. ‘Dafne kwam erbij toen ze twaalf was. We konden het heel goed met elkaar vinden, omdat we allebei ontzettend gedreven waren voor onze sport. We konden alle twee goed doordraven, moesten door onze trainer af en toe op onze plek gezet worden: ‘Meiden, tijdens de trainingen en in de loop van het jaar zijn er ook periodes dat we het rustiger aan moeten doen, hé.’ Dat hadden wij liever niet. Wij dachten alleen maar: om ergens te komen, moet je altijd hard werken. We wilden allebei alleen maar winnen. Op wedstrijden zijn er vaak traantjes gevloeid.’
Een zalige zomerzon werpt een warme gloed over het terras aan de atletiekbaan Maarschalkerweerd, aan de oostrand van Utrecht. Het is dinsdagavond, de traditionele trainingsavond van Hellas, de atletiekvereniging waar Schippers op haar negende lid van werd. ‘Voordien speelde ze tennis’, weet Zwijsen. ‘Daar had ze ook een mooie carrière in kunnen uitbouwen, maar iemand had haar gezegd dat haar motoriek zo goed was dat ze eens atletiek moest proberen. Dat ze, vier jaar jonger zijnde, al in ons groepje mocht meetrainen, was natuurlijk een gunstig voorteken. Maar haar prestaties waren niet zodanig dat we dachten: dit is een toekomstig olympisch kampioene. Het was vooral omdat ze zo overliep van passie dat men vond dat ze beter in onze groep paste dan bij haar leeftijdsgenoten.’
Het is ook het beeld dat Dolores Flierman nog op het netvlies heeft. ‘Ik heb Dafne getraind tijdens haar eerste jaren op onze club. Het was inderdaad niet dat ze erboven uitstak, maar je zag wel al haar snelheid: sprinten en verspringen gingen haar goed af. Ze maakte ook sneller progressie: waar anderen met vijf centimeter verbeterden, was dat bij haar met vijftien centimeter. Als ik uitleg gaf, pikte ze alles in één keer op, terwijl de meesten daar langer over deden. Maar als iemand haar zei: ‘Jij gaat nog ver komen’, temperde ze altijd de verwachtingen: ‘Geloof jíj dat maar, ik zie het wel.’ Niet dat de ambitie er niet was, hoor.’
Dafne maakte sneller progressie: waar anderen met vijf centimeter verbeterden, was dat bij haar met vijftien centimeter.
Jasper Peek, net als Schippers in 1992 geboren en destijds in dezelfde groep bij Flierman, pikt in: ‘Op dat vlak is Dafne altijd dezelfde gebleven. Ze is helemaal anders dan de Amerikaanse sprintsters, die zich altijd willen profileren: ‘Here I am!‘ Ik herinner me dat zij eerder aan de stille kant was in onze groep. Er waren wel enkele meiden, ze deed goed mee en kon goed overweg met hen, maar ze was nooit écht close. Je zult hier ook geen wilde verhalen over haar horen. Gekke hobby’s heeft ze evenmin. Ze is in die zin niet veranderd: haar interviews vind ik vandaag nog altijd eerder aan de saaie kant. Wat dat betreft, is Dafne een typische Hollandse: doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg.’
Ontzettend eigenwijs
Op zondag, zo weet Peek nog, stonden er steevast onderlinge wedstrijdjes op het programma. ‘Ik weet nog dat we ons altijd een beetje met Dafne vergeleken, zeker in de sprintnummers, waarin ze toen al heel goed was. Maar zelfs in het hoogspringen: als ik het daarin een keer even goed deed als zij, was ik al superblij, terwijl ze in dat onderdeel niet eens zo super was.’
Weia Reinboud, 66 en wereldrecordhoudster bij de masters in het hoogspringen en speerwerpen, zag tussen haar eigen trainingen door de kinderen tijdens ‘de onderlinge’ weleens aan het werk. ‘Mijn aandacht werd getrokken door een klein meisje van een jaar of tien dat aan het hoogspringen was. Ik dacht: leuk, die heeft zulke prachtige, reactieve spieren – ze sprong ontzettend veerkrachtig – misschien wordt dat wat! Na het hoogspringen moest ze een 600 meter lopen. Tranen met tuiten heeft ze toen gehuild, want ze hield helemaal niet van die lange nummers. Ze wilde alleen maar voor de sprint gaan. Haar moeder heeft haar uiteindelijk kunnen overhalen om toch mee te doen. Wie had toen kunnen denken dat Dafne later nog 2’08 zou lopen op de 800 meter?’
Ergens is het wel ironisch, bedenkt Reinboud, dat ze in Dafne eerst een hoogspringtalent zag, terwijl dat later in de zevenkamp precies een van haar minste onderdelen zou worden. ‘Het is heel moeilijk te zeggen hoe kinderen zullen uitgroeien’, merkt Reinboud op. ‘Dafne was op die leeftijd nog echt schriel. Je hebt meisjes die dun blijven en dat worden hoogspringsters, anderen zoals Dafne worden krachtiger en evolueren tot sprintsters.’
Zowat vier jaar nadat ze Dafne voor het eerst opmerkte, krijgt Reinboud haar zelf enkele keren onder haar hoede. ‘Vanaf een jaar of veertien gaan de meerkamptalenten van onze club af en toe wat tanken bij specialisten. Dafne volgde in die tijd meerkamptraining bij Marc Platenkamp, maar kwam voor de hoogspringtraining bij mij. Door haar reactieve spieren kon ze best goed springen, maar haar techniek was eigenlijk allesbehalve. Ik weet nog dat ik tegen haar zei: ‘Je moet even vanuit een heel korte aanloop helemaal opnieuw opbouwen en dan komt het goed.’ Maar zij riposteerde: ‘Neen, dat wil ik niet.’ Ze was ontzettend eigenwijs. En ik ben niet autoritair, dus is dat niet gelukt. Die eigenwijsheid is natuurlijk ook deel van haar kracht, maar op dat moment was dat niet heel handig.’
Elliott Thijssen herkent Reinbouds verhaal. Zelf stond hij aan de top in eigen land toen Dafne nog een tiener was. Tussen 2002 en 2007 kroonde hij zich vijf keer tot Nederlands kampioen speerwerpen. ‘Ik heb haar hier op deze baan een keer speerwerptraining gegeven. Ze reageerde op mijn aanwijzingen vergelijkbaar eigenwijs als bij Weia: ‘Ik hoor het wel, maar ik ga het lekker niet doen.’ Dafnes persoonlijke record in het speerwerpen bedraagt een kleine 43 meter. Voor een meerkampster acceptabel, maar eigenlijk een gênante afstand voor haar. Met haar lichaam moet ze moeiteloos vijftig meter kunnen gooien, want ze heeft een unieke spanning op haar spieren en pezen en haar lichaam is een en al elasticiteit.
Dafne was op die leeftijd nog echt schriel. Je hebt meisjes die dun blijven en dat worden hoogspringsters, anderen zoals Dafne worden krachtiger en evolueren tot sprintsters.
Dat maakt dat in een sprint haar voeten bij het landen niet zoals bij een gewone sterveling eerst inzakken en weer omhoog moeten komen – allemaal tijdsverlies – maar als het ware vlak over de grond zweven. Dat maakt ook dat ze 6,78 meter ver springt, een Nederlands record. Maar bij het speerwerpen werpt ze de speer als een kogelstootster weg, terwijl je juist lengte moet laten ontstaan en elasticiteit opzoeken. Het probleem is dat de wil om kracht te zetten het snel wint van lengte en elasticiteit. Een bekend fenomeen bij meerkampers.’
Naar Papendal
‘Merkwaardig genoeg’, zo stelt Schippers’ jeugdtrainer Marc Platenkamp vast, ‘wist Dafne in de jongste categorieën slechts één clubrecord op haar naam te schrijven, en nog wel in het speerwerpen: bij de D-juniores, toen ze dertien was. Pas later is ze op de sprint beginnen op te vallen, gestimuleerd als ze was door de dynamiek die er in haar groep in die jaren heerste: je mocht geen training overslaan, want anders hoorde je er niet meer bij. Er waren er meerderen die wat konden, ze waren allemaal heel fanatiek en stookten elkaar op. Dat is heel belangrijk geweest.’
Een andere factor in het succes, stipt Platenkamp aan, waren Dafnes ouders: papa Ernst, fysiotherapeut, en mama Karen, juf op de openbare basisschool Oog in Al, de Utrechtse wijk waar Dafne is opgegroeid en waar een brug in aanbouw is die de naam krijgt van de atlete. ‘Heel wat ouders brengen hun kinderen naar de atletiekvereniging en zijn weer weg. Dafne stond er op de trainingen of wedstrijden nooit alleen voor. Haar ouders leefden mee, maar zonder zich te bemoeien met de trainingen zelf. Het is een heel hechte familie.’
In de loop van 2008, toen Schippers zestien werd, was het Ronald van Weele die zich ontpopte tot de volgende schakel in haar ontwikkeling. ‘Als bestuurslid technische zaken was ik in die tijd verantwoordelijk voor het aanstellen van trainers’, vertelt hij. ‘Toen Marc ging verhuizen, heeft Erik Buuts het even overgenomen, maar toen ook hij om privéredenen niet meer aanwezig kon zijn, heb ik Dafne zelf nog een tijdje in mijn sprint/hordengroep onderhouden, omdat ik toen wel al had gezien dat ze meer een sprintster dan een meerkampster was. Zo kwam ze terecht bij atleten die over het algemeen vijf jaar ouder waren. Qua prestaties was ze zeker niet slechter dan zij, maar wij trainden vooral voor de lange sprint, terwijl ze haar hart aan de meerkamp had verpand. Precies op dat moment kwam de bond onder impuls van Peter Verlooy met een meerkampprogramma en werd Bart Bennema fulltime aangesteld in Papendal (ruim 160 hectare groot topsporttrainingscentrum in Arnhem, nvdr). Dafne mocht in dat programma aanhaken en zou later ook naar Papendal verhuizen. Vandaag is Bart nog steeds haar trainer. Hij is erin geslaagd haar vertrouwen te winnen, want voordien was ze lastig te trainen in technische aspecten. In haar vroegere jaren interesseerde haar immers alleen maar het competitieve.’
Celebrity
Vanaf dan gaat het snel: begin 2009, op de Nederlandse indoorkampioenschappen voor A- en B-juniores in Apeldoorn, verwijst meerkampster Schippers sprintster Jamile Samuel zowel op de 60 meter sprint als op de 60 meter horden naar de tweede plaats. Een jaar later pakt ze goud in de zevenkamp op het WK voor junioren. ‘Toen had ze echt een hele stap gezet’, zegt Jasper Peek. ‘Over die wereldtitel was ik meer verbaasd dan later over haar spectaculaire overstap van de meerkamp naar de sprint.’
Vandaag is Bart nog steeds haar trainer. Hij is erin geslaagd haar vertrouwen te winnen, want voordien was ze lastig te trainen in technische aspecten. In haar vroegere jaren interesseerde haar immers alleen maar het competitieve.’
Het was vorige zomer pas, na Europese titels op de 100 en de 200 meter in Zürich in 2014, dat Schippers definitief een streep trok onder haar meerkampverleden en voluit koos voor de sprint, met het gekende resultaat op het WK in Peking als gevolg: zilver op de 100 meter en goud op de 200 meter. ‘Een moeilijke keuze, want Dafne hield heel erg van de variatie in de meerkamp’, weet Weia Reinboud. ‘Maar ze had het er lastig mee dat er altijd wel iets niet helemaal perfect ging, en iedere kleine steek die je laat vallen, weerspiegelt zich in het eindresultaat. De keuze voor de sprint komt dus voort uit haar perfectionisme en winnaarsmentaliteit. Ze is verschrikkelijk eerzuchtig en kan helemaal niet tegen haar verlies.’
Haar wereldtitelrace vorig jaar werd in de kantine op Overvecht, de andere atletiekbaan van Hellas Utrecht, massaal gevolgd in aanwezigheid van de NOS en andere media. In Rio zal heel de wereld haar, zoals ze acht jaar geleden al verzocht, opnieuw in de gaten houden. Niet op 24 augustus of in de zevenkamp, maar op 13 en 17 augustus, wanneer de finale van respectievelijk de 100 en de 200 meter wordt gelopen. Als Schippers een van die wedstrijden wint, zou ze voor het eerste Nederlandse atletiekgoud op de Spelen zorgen sinds Ellen van Langen op de 800 meter in Barcelona 1992. Pakt ze in beide onderdelen een medaille, dan treedt ze in de voetsporen van haar illustere landgenote Fanny Blankers-Koen, de koningin van de sprint op de Spelen van Londen in 1948.
‘Zelfs toen ze al beroemd aan het worden was,’ zegt Thijssen, ‘is ze twee jaar geleden op de clubkampioenschappen nog de prijzen komen uitreiken en nam ze uitgebreid de tijd om met de kinderen op de foto te gaan en handtekeningen uit te delen. De avond voor de clubkampioenschappen houden we volgens de traditie en voor de grap altijd Hellas Stapavond: een avondje uit in Utrecht. De toppers houden zich dan natuurlijk altijd wat in, maar Dafne is twee jaar geleden toch maar mooi gekomen.’
‘Nu is dat niet meer makkelijk denkbaar’, merkt Thijssen op. ‘Haar schema met de Diamond Leagues en sponsorverplichtingen is zo druk. Mocht ze komen, zouden we dranghekken moeten zetten. Ik merk zelf dat haar leven sinds een jaar totaal veranderd is. Tot dan had ik nog geregeld contact via WhatsApp en was ze nog heel benaderbaar. Er is nu een management om haar heen, met haar oudere broer Derek erbij. Ik heb de indruk dat ze door haar bekendheid en ook haar relatie met Nicky Romero (Nederlandse dj, nvdr) langzaam het celebrityleven aan het inrollen is. Ik ben zelf heel benieuwd hoe ze dat vindt, want het is in principe helemaal niet hoe ze altijd is geweest: een heel leuke, Hollandse, benaderbare meid.’
Het Dafne-effect
Met Hellas, U-Track en AV Phoenix telt Utrecht drie atletiekverenigingen. Met ongeveer 1500 leden is Hellas met voorsprong de grootste. Opvallend is de spectaculaire toename van het aantal jeugdleden de laatste paar jaar: van een 200-tal tot circa 350. ‘Een Dafne-effect’, zo klinkt het bij de club eensluidend. Bij gebrek aan voldoende gekwalificeerde trainers moet er zelfs met wachtlijsten worden gewerkt.
Hellas Utrecht heeft ook een stevige reputatie op het allerhoogste niveau. Van de veertien Nederlandse medailles tot dusver op wereldkampioenschappen atletiek, werden er liefst zes door Hellenen gewonnen. Rob Druppers (1983, zilver op de 800 meter), Bert van Vlaanderen (1993, brons op de marathon) en Patrick van Balkom en Timothy Beck (2003, brons op de 4×100 meter) gingen Dafne Schippers (2013, brons op de zevenkamp – 2015, zilver op de 100 meter en goud op de 200 meter) vooraf. ‘In de missie van onze club staat expliciet dat we een breedtesportvereniging willen zijn met topsportambitie’, zegt Elliott Thijssen. ‘Bovendien was hier vanaf eind jaren tachtig met Peter Verlooy een tiental jaar een betaalde topcoach aan de slag, wat vrij uniek is, want er is weinig geld voor atletiek in Nederland. Heel wat toppers zijn daarop afgekomen, waardoor Hellas in Nederland tot een sterk merk kon uitgroeien. Verlooy is daarna technisch directeur bij de Atletiekunie geworden. Sinds vier jaar zijn we het klimaat dat hij geschapen had, wat aan het terugvinden. We hebben opnieuw een topsportbeleid, waarbij NK-finalisten door onze club financieel ondersteund worden. Dat blijkt een impuls te zijn om weer meer toppers aan te trekken.’
Maar over het aandeel van zijn vereniging in de successen van Dafne Schippers roept Thijssen op tot bescheidenheid: ‘De jongste zes jaar waarin haar spectaculaire ontwikkeling naar de wereldtop heeft plaatsgevonden, was ze niet meer bij ons. Het zou dus geen pas geven als wij al te zwaar op onze borst klopten. Wij kunnen als vereniging hoogstens zeggen dat we aan zo’n toptalent ook niets stuk hebben gemaakt. En daar mogen we best trots op zijn, want er zijn heel veel plekken in Nederland waar met jonge talenten veel te hard getraind wordt, waardoor die geblesseerd en/of gedesinteresseerd geraken. De filosofie van Hellas is om heel lang algemene basistraining te geven en atleten pas laat, vanaf de leeftijd van zeventien, te laten specialiseren. Zo kan Dafne teren op een heel duurzame basis voor een lange carrière à la Usain Bolt.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier