Christian Coleman, de nieuwe wereldrecordhouder op de 60 meter, wil op het WK in Birmingham (1-4 maart) nog sneller gaan. Wie is de 21-jarige sprinter?
Toen het olympisch circus in 1996 in zijn geboortestad Atlanta halt hield, was Christian Coleman enkele maanden oud. Donovan Bailey liep er naar een nieuw wereldrecord op de 100 meter (9.84), terwijl Michael Johnson de beste tijd ter wereld op de 200 meter (19.32) scherper stelde. De tijden van de twee heren werden op het WK in Berlijn (2009) door Usain Bolt van de tabellen geveegd (9.58 en 19.19), maar de opvolger voor de legendarische Jamaicaanse sprinter lijkt klaar te staan.
Vorige zomer pakte Coleman op het WK in Londen het zilver op 4×100 meter estafette én de 100 meter, twee honderdsten na de gecontesteerde Justin Gatlin maar vóór Bolt, die met brons afscheid van de sport nam. En toch was de 21-jarige sprinter uit Atlanta ontgoocheld: op de universitaire kampioenschappen in juni had hij de beste wereldjaarprestatie op de 100 meter neergezet (9.82), maar daar bleef hij twee maanden later in Londen 12 honderdsten boven.
Of hij ook op de 100 meter in de buurt van Bolt kan komen, zal afhangen van zijn laatste 20 meter.
‘Ondanks zijn jonge leeftijd schat ik dat hij nu ergens rond de 9.7 moet kunnen lopen’, zei Maurice Greene, olympisch kampioen van Sidney en drievoudig wereldkampioen op de 100 meter, die vorige week zag hoe Coleman zijn 20 jaar oude wereldrecord (6.39) op de 60 meter verbeterde (6.34). Een paar weken ervoor had de jonge Amerikaan al 6.37 neergezet, maar die tijd werd door het ontbreken van elektronische startblokken niet gehomologeerd.
‘Ik verwacht dat hij op het WK in Birmingham, naast Ronnie Baker die in Albuquerque naar 6.40 liep, nóg sneller zal gaan, want op de Amerikaanse indoorkampioenschappen startte hij trager dan we van hem gewend zijn’, liet ook Ato Boldon, zilver in Sidney, zijn licht over ‘de nieuwe Bolt’ schijnen. ‘Of hij ook op de 100 meter in de buurt van Bolt kan komen, zal afhangen van zijn laatste 20 meter. Dat wordt de volgende jaren zijn grootste werkpunt.’
