Belgische balans na WK atletiek: aflossingsploegen hebben Cynthia Bolingo én Jonathan Sacoor nodig om medailles te halen
Voor het eerst sinds 2013 geen medaille, wel een evenaring van het recordaantal topachtplaatsen. Dat is de balans voor het Belgische team op het WK atletiek in Boedapest. Belangrijkste conclusie: voor Parijs 2024 zullen blessures moeten uitblijven en zullen keuzes gemaakt moeten worden.
Er was ooit een tijd, in het eerste anderhalve decennium van deze eeuw, dat de Belgische atletiek na een WK moest tevreden zijn met één of twee finaleplaatsen (top acht). Dankzij eerst Tia Hellebaut en Kim Gevaert en haar collega’s op de 4×100 meter, vervolgens door de 4×400 meterploeg bij de mannen, die – gedragen door de broers Jonathan en Kevin Borlée – zelfs telkens in de buurt van de medailles eindigde.
Met de steile opgang van Nafi Thiam kwam daar sinds 2016 de bijna zekerheid op een medaille bij, zetten de Belgian Tornados op de 4×400 meter het stapje naar de bronzen medaille, en stootte Bashir Abdi door naar de internationale marathontop. Het resulteerde in eremetaal op de WK’s van 2017, 2019 en 2022, en op de Olympische Spelen van 2016 en 2021. Met daarnaast nieuwe, vaste finalisten als de Belgian Cheetahs en Noor Vidts op de zevenkamp stond de teller van het aantal topachtplaatsen voor Team Belgium in Tokio 2021 en op het WK van 2022 op respectievelijk zes en vijf, inclusief twee en drie medailles.
Zonder Nafi Thiam (in laatste instantie afgehaakt wegens een achillespeesblessure) en Bashir Abdi (focus op najaarsmarathon en de olympische marathon) was de kans op een WK-medaille in Boedapest dus een pak kleiner geworden. En dat bleek ook de balans na negen dagen: nul medailles. Maar wel weer vijf topachtplaatsen.
Met als grootste uitschieter Cynthia Bolingo, als pas tweede Belgische WK-finaliste op een individueel sprintnummer na Kim Gevaert (vijfde op de 400 meter). Plus vijfde plaatsen voor de 4×400 teams bij de gemengde aflossing en de vrouwen, een zesde stek voor Noor Vidts (zevenkamp) en een zevende plaats voor polsstokspringer Ben Broeders, die beter omging met de stress en zijn beste WK-resultaat boekte na twee eerdere finales.
Beter gekund/gemoeten
Verre van slecht, maar zelfs zonder Thiam en Abdi had het beter gekund of in bepaalde gevallen zelfs gemoeten. Noor Vidts was intrinsiek een medaille waard zonder aanwezigheid van Thiam en de Poolse Sulek, maar zij zag haar voorbereiding verstoord door een achillespeesblessure en kon er niet meer uit halen dan een zesde plaats.
De gemengde 4×400 meteraflossingsploeg (vijfde) had in zijn sterkste opstelling minstens als vierde kunnen eindigen en dichter bij het podium kunnen finishen, al bedroeg de kloof met de bronzen medaillist Tsjechië nog altijd 1 seconde en 85 honderdsten.
Dezelfde vaststelling op de 4×400 bij de vrouwen (ook vijfde): met Cynthia Bolingo, die na haar individuele 400 meterfinale moest afhaken met een contractuur in de kuit, waren de Belgian Cheetahs op een vierde plaats geëindigd, al was het verschil met brons ook in deze aflossing 1 seconde en 80 honderdsten.
De grootste ontgoocheling waren de Belgian Tornados: zij misten pas voor de tweede keer op 34 grote toernooien sinds 2008 de finale. Niet toevallig omdat Kevin Borlée, die in 31 van de vorige 32 finales dé sterkhouder van de ploeg was, geblesseerd raakte, en de anderen net onder hun niveau presteerden. Ze hadden op het WK vorig jaar met een tijd van 3.00.23 zich wel geplaatst voor de finale, maar ook op de 4×400 meter wordt de concurrentie in de breedte alsmaar groter.
Verder waren er hoopgevende prestaties van jongeren als Rani Rosius (persoonlijk record op de 100 meter, 20e) en Merel Maes (net de finale van het hoogspringen gemist als pas 18-jarige), mag de dertiende plaats van Isaac Kimeli op de zeer sterk bezette 10.000 meter niet worden onderschat, had België met Timothy Herman voor het eerst een finalist in het speerwerpen (waarin hij twaalfde werd), zat hoogspringer Thomas Carmoy ondanks een coachwissel net voor het WK niet ver van een finaleticket, en kon Alexander Doom als pas derde Belg ooit onder de 45 seconden duiken op de 400 meter. Die prestatie in de series kon hij, net als Hanne Claes op de 400 meter horden, in de halve finale echter niet herhalen. Alle andere atleten kwamen niet in de buurt van een finale.
Wat met Bolingo?
Conclusie, een klein jaar voor het olympisch atletiektoernooi van Parijs: als België daar weer medailles wil veroveren, zal Nafi Thiam blessurevrij moeten zijn en zal Bashir Abdi zijn beste niveau moeten halen (wat hij de laatste jaren wel telkens heeft bewezen op grote afspraken).
Grootste kans op een andere medaille ligt wellicht bij de gemengde 4×400 meterploeg, maar dan moet het sterkste team in de finale in actie komen, mét Cynthia Bolingo. Bovendien moet er een man een splittijd van laag in de 44 seconden kunnen lopen.
Het ene is een kwestie van keuzes maken: moet de blessuregevoelige Bolingo een eventuele individuele finaleplaats op de 400 meter opofferen om alles op de gemengde aflossing en de aflossing met de Belgian Cheetahs te zetten? Rutger Smith, topsportcoördinator van de Vlaamse atletiekliga, vindt van wel, maar wil Bolingo dat?
Het tweede wordt nog moeilijker: in Parijs zullen Jonathan en Kevin Borlée al 36 jaar zijn. Ze worden nu al geteisterd door blessures, hoe gaat hun lijf reageren op nog een jaar extra belasting? Alexander Doom kan een goede tweede optie zijn, en een sterkhouder bij de Tornados, maar hij zal geen knaltijd neerzetten zoals Kevin Borlée dat vaak gedaan heeft in de slotronde van de finale op de 4×400 meter.
Jonathan Sacoor, de voormalige juniorenwereldkampioen op de 400 meter, heeft daarvoor intrinsiek het meeste talent, maar die heeft in 2022 en 2023 niet meer onder de 46 seconden gelopen. Hij moet zich herpakken als de Tornados weer de mondiale top vijf willen halen, en ook als de gemengde aflossingsploeg een reële kans wil maken op een olympische medaille.
Rutger Smith en zijn Waalse collega Jonathan Nsenga zullen met de aflossingscoaches Jacques Borlée en Carole Bam moeten samenzitten. Om niet alleen knopen door te hakken wat betreft de estafetteploegen, maar ook om beter samen te werken tussen de Vlaamse en Waalse federaties, die nog te vaak twee eilanden zijn. Helaas het gevolg van een versnipperd sportbeleid in een communautair land.
Verdere toekomst
Dat beter afstemmen is niet alleen nodig met oog op de Olympische Spelen van 2024, maar ook op de jaren erna. Voor Thiam, Jonathan en Kevin Borlée wordt Parijs misschien/met zekerheid het eindpunt, de nu 34-jarige Abdi zal ook geen vijf jaar meer aan de top meedraaien, en hoelang houdt het blessuregevoelige lichaam van de 30-jarige Cynthia Bolingo nog stand? De nu 28-jarige polsstokspringer Ben Broeders kan wel nog progressie maken, maar een medaille wordt ook moeilijk.
De enige andere medaillekandidate, op langere termijn, is misschien de nu 18-jarige Merel Maes. Verder zal nog moeten blijken of Delphine Nkansa (21), Elien Vekemans (22), Ruben Verheyden (22), Rani Rosius (23), Thomas Carmoy (23) en Eliott Crestan (24) tegen Los Angeles 2028 de stap kunnen zetten naar mondiaal topachtniveau. En bij de nog jongere lichting zit er voorlopig ook geen toptalent aan te komen.
In Parijs 2024 kan/zal de Belgische atletiekploeg allicht een goed figuur slaan, als iedereen nog een tikje scherper is en blessures geen roet in het eten gooien. Maar de jaren erna zal dat wellicht een stuk moeilijker worden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier