Atletiek: de snelste vrouw ooit op de 10.000 meter liep precies even snel als Emil Zátopek
Jonas Creteur gaat op zoek naar markant cijfer van de sportweek.
Een wereldrecord in de atletiek is sinds de intrede van de verende carbonplaten in de schoenen geen uitzondering meer, zeker bij de vrouwen. Wanneer een atlete onder een ‘magische’ grens duikt, wordt het ‘breaking news’-gehalte wel iets groter. Zoals toen de Keniaanse Beatrice Chebet op 25 mei in het Amerikaanse Eugene als eerste ooit de 10.000 meter aflegde in minder dan 29 minuten, of in exact 28 minuten, 54 seconden en 14 honderdsten. Het is wel nog afwachten of het record in de tabellen zal blijven staan, gezien de wankele dopingreputatie van de Keniaanse atleten.
Chebet liep de 10 kilometer, op zes honderdsten na, exact even snel als Emil Zátopek op 1 juni 1954, zeventig jaar geleden. Die zette toen een tijd neer van 28 minuten, 54 seconden en 2 tienden (tot op de honderdste nauwkeurig werd er toen nog niet geklokt). De Tsjech was de eerste man in de geschiedenis die op de 10.000 meter onder de 29 minuten dook. Nota bene amper twee dagen nadat hij als eerste atleet ooit de 5000 meter in minder dan 14 minuten had afgewerkt.
Dat deed Zátopek in Parijs, terwijl hij de snelste tijd ooit op de 10 kilometer vestigde in het Drie Lindenstadion in Watermaal-Bosvoorde, in koud en druilerig weer, voor niet eens duizend toeschouwers. Het was het eerste van liefst vier wereldrecords op de 10.000 meter die zijn gelopen in wat nu het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is. Later traden, op de Memorial Van Damme, Salah Hissou (1996), Paul Tergat (1997) en Kenenisa Bekele (2005) in Zátopeks voetsporen. Alleen op de 3000 meter steeple bij de mannen werden in België (Brussel) evenveel wereldrecords neergezet, weliswaar twee op naam van Gaston Roelants.
Maar geen van hen kan aan het Tsjechische atletiekicoon tippen. Niet alleen omdat hij in 1952 een nog altijd unieke hattrick scoorde op de Olympische Spelen van Helsinki, door goud te veroveren op de 5000 meter, de 10.000 meter én op de marathon. Ook wegens zijn kenmerkende loopstijl – al is ‘stijl’ relatief: pompende ellebogen, schuddend hoofd, een verbeten trek op de mond. Zátopek werd niet voor niets ‘de locomotief’ genoemd.
Van de schertsende opmerkingen trok hij zich niets aan: ‘Hardloopwedstrijden zijn geen schoonheidsverkiezingen.’ Voor het trainingsbeest was de kunst van snel lopen dan ook eenvoudig: zo goed en zo lang mogelijk met pijn leren omgaan. ‘Want als pijn lang genoeg ononderbroken voortduurt, verdooft hij vanzelf.’ Al was dat op zijn gezicht nooit te zien.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier