24 procent van de Belgische olympiërs werd voor de Spelen niet of onvoldoende getest op doping: hoe komt dat?
39 van de 165 Belgische atleten die deelnamen aan de Olympische Spelen in Parijs ondergingen ofwel geen enkele dopingcontrole in de zes maanden vooraf, of werden onvoldoende getest. België behoort daarmee tot de slechtste leerlingen van de Europese klas. Wat is daar de verklaring voor?
Het International Testing Agency (ITA) publiceerde vorige week zijn Paris 2024 Pre Games Report. Dat agentschap was verantwoordelijk voor het dopingcontroleprogramma in de aanloop naar en tijdens de Olympische Spelen van Parijs, in opdracht van het Internationaal Olympisch Comité (IOC) en in samenwerking met de internationale sportfederaties en de Nationale Antidopingagentschappen (NADO’s).
In het ITA-rapport staan de cijfers van het aantal buitencompetitiecontroles dat alle olympiërs in de zes maanden voor de Olympische Spelen van Parijs hebben ondergaan, opgedeeld per land en sport. Die controles zijn belangrijker in de antidopingbestrijding, aangezien nog weinig atleten doping nemen vlak voor een competitie.
Van de 10.720 olympische atleten die in Parijs deelnamen, werden er de zes maanden vooraf 10,3 procent niet gecontroleerd op doping. Een verbetering ten opzichte van de 14 à 15 procent in de zes maanden voor de Olympische Spelen van Tokio in 2021, weliswaar toen nog in de nasleep van de coronapandemie.
67 medaillewinnaars, waarbij geen enkele Belg, zagen geen dopingcontroleur passeren.
67 medaillewinnaars, waarbij geen enkele Belg, zagen geen dopingcontroleur passeren, maar het ITA benadrukt dat 66 van hen ploegsporters waren of atleten uit disciplines met een laag dopingrisico. Verder werd 13,4 procent een of meer keer getest, maar niet volgens de aanbevelingen van het Wereldantidopingagentschap (WADA).
België onder de maat
De Europese landen scoren het best: gemiddeld werd slechts 6 procent van de olympiërs niet buiten competitie gecontroleerd, 12 procent van de atleten ondergingen onvoldoende dopingtests. In die laatste categorie zit België op het Europese gemiddelde: ook 12 procent, of 20 van de 165 atleten uit de nationale delegatie.
Bij de olympiërs die geen tests ondergingen, scoort ons land niet goed: met 12 procent, of 19 van de 165 olympiërs, doet ons land slechter dan 20 Europese landen die 25 atleten of meer afvaardigden naar Parijs. Vooral de Europese landen met de grootste delegaties doen opmerkelijk beter: in Duitsland werd slechts 0,2 procent niet gecontroleerd, in Italië 1 procent, in Spanje 2 procent, in Nederland 5 procent, in Frankrijk 6 procent en in Groot-Brittannië 7 procent.
Die slechtere Belgische cijfers zijn het gevolg van velerlei factoren. Los van de ingewikkelde opdeling van de antidopingbestrijding in vier Nationale Antidopingorganisaties (NADO Brussel, Vlaanderen, Wallonië en Oost-België) is een belangrijke reden het budget.
‘Al twintig jaar lang krijgt NADO Vlaanderen van de Vlaamse Gemeenschap ongeveer een miljoen euro, terwijl ons takenpakket in die twee decennia alleen maar gestegen is, met meer nadruk op preventie en educatie’, zegt Marc Van der Beken, directeur van NADO Vlaanderen. ‘Alleen voor 2024 hebben we 12 procent of 123.000 euro meer gekregen via toenmalig minister van Sport Ben Weyts (N-VA). Dat extra bedrag diende echter vooral als compensatie voor onze grotere jaarlijkse bijdrage aan het Wereldantidopingagentschap, nu 140.000 euro – het dubbele van toen ik acht jaar geleden begon als directeur. De subsidies voor topsport zijn in de vorige regeerperiode gestegen van 23 naar 30 miljoen euro, maar op die (mogelijk) eenmalige stijging na is daarvan niets naar NADO Vlaanderen gevloeid. Terwijl voor elk miljoen euro dat in topsport wordt geïnvesteerd ook een percentage naar de antidopingbestrijding zou moeten gaan. Van het BOIC krijgen we ook niets’, zegt Van der Beken.
Geen ruiters en zeilers
NADO Vlaanderen moet door dat gebrek aan euro’s keuzes maken. ‘In onze Registered Testing Pool (RTP) zitten nu een 170-tal sporters’, zegt Van der Beken. ‘Dat kunnen we onmogelijk uitbreiden. Die atleten moeten niet alleen voldoen aan alle verplichtingen wat betreft whereabouts (het systeem waarbij topsporters per dag een uur en een locatie moeten aangeven waarop en waar ze kunnen worden getest, nvdr), we moeten hen ook minstens drie à vier keer per jaar buiten competitie controleren. Voor nog meer zulke testen hebben we echter geen budget. We zouden de RTP-lijst zelfs graag verkleinen door meer variatie in te passen in de regelgeving, waarbij atleten niet alle whereaboutsregels hoeven te volgen. Zoals nu geldt voor de ploegsporters, die alleen een trainingslocatie en -uur moeten doorgeven. Door allerhande privacybeperkingen in ons land is dat nu niet mogelijk.’
Een deel van de niet-geteste atleten komt uit de ploegsporten, zoals de Belgian Cats (basketbal), de Red Lions en Red Panthers (hockey).
NADO Vlaanderen laat daarom sommige olympiërs bewust uit zijn testing pool. ‘Al onze atleten uit risicosporten, wat betreft dopinggebruik, zitten daar uiteraard in. Maar we hebben ook olympiërs uit niet dopinggevoelige sporten. In Parijs traden bijvoorbeeld Belgische ploegen in de drie disciplines van de paardensport aan, en ook acht atleten in het zeilen. Die ruiters en zeilers kunnen we wel in competitie testen, maar ze zitten niet in onze RTP. Zij hoeven geen whereabouts in te vullen, want hen buiten competitie controleren heeft geen zin. Dat zou weggesmeten belastinggeld zijn, alleen om aan de verplichtingen van het WADA te kunnen voldoen.’
Een deel van de niet-geteste atleten komt volgens Marc Van der Beken ook uit de ploegsporten, zoals de Belgian Cats (basketbal), de Red Lions en Red Panthers (hockey). ‘Als wij hen controleren, kunnen we wegens praktische redenen slechts zes spelers/speelsters per keer testen. Door soms gewijzigde selecties kunnen zo enkelingen een controle gedurende zes maanden ontlopen.’
Minder dopingcontroles in buitenland
Door de budgettaire limieten test NADO Vlaanderen ook veel minder in het buitenland. ‘Dan gaat het om Vlaamse sporters die wel tot onze RTP behoren, maar als subtopper niet tot die van hun internationale sportfederatie. Wij zijn dan alleen verantwoordelijk voor alle controles’, zegt Van der Beken. ‘Als wij die atleten op een buitenlandse stage willen testen, kost dat het drie-, vijf-, tot tienvoudige van een buitencompetitiecontrole in eigen land, afhankelijk van de plaats waar zij verblijven. Volgens WADA mag dat geen reden zijn om dat niet te doen, maar wij moeten op onze centen letten. Voor atleten die vaak wekenlang op stage gaan, kan het aantal controles dus beperkt zijn.’
Behalve financiële redenen zijn er volgens Van der Beken ook administratieve hinderpalen. ‘Voor de Olympische Spelen worden soms atleten heel laat geselecteerd, zowel individuele sporters en ploegsporters. Als die niet in onze testing pool zitten, duurt het een maand om de hele opnameprocedure te voltooien. Te laat dus. Bovendien zitten die sporters in de laatste weken voor de Spelen ook vaak in het buitenland.’
Controlearts Hans Cooman: ‘Dopinggebruikers kunnen controles nog altijd omzeilen’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier