Afscheid van snookerlegende Ray Reardon: van mijnwerker tot zesvoudig wereldkampioen
Op zijn 91e overleed Ray(mond) Reardon. Zes keer wereldkampioen snooker werd de Welshman. De ex-mijnwerker zag een dubieuze achterkamersport opstomen tot een miljoenenbusiness.
Reardon komt uit Tredegar, gebouwd op en rond koolmijnen. Zijn vader werkt net als al zijn ooms ondergronds. ‘s Zondags biljarten ze samen in het Miner’s Institute. Op zijn achtste krijgt Ray een tafelmodel. Ampertjes drie duim hoog snookert hij zelf twee keer per week in het vakbondshuis. Veertien en Ray verlaat de school. Even probeert hij het als leerjongen in een garage, maar dan volgt hij zijn pa de mijn in.
Geen huis
Hij draagt er tot jolijt van collega’s witte handschoenen om zijn vingers te beschermen. Want hij snookert met succes. De enige toegeving van zijn bazen: de jongen hoeft geen avondshifts te draaien. Tot woede van zijn pa – beducht voor de gokkersmaffia – speelt hij behalve competities ook wedstrijden om geld. Maar als Ray wint en blijft winnen, draait zijn vader bij.
In 1949, dan 17, klopt hij iedereen op een groot toernooi. De hoofdprijs: een essen keu uitgereikt door de toenmalige wereldkampioen. Reardon speelt er bijna drie decennia mee, tot die uit elkaar valt. Als de mijnen midden jaren vijftig sluiten in Zuid-Wales, moet het gezin verhuizen. Vader en zoon vinden noordelijker werk, in de putten in Stoke-on-Trent. Op een dag stort, 800 meter diep, een mijngang in. De biljarter raakt bedolven onder steengruis, stikt bijna, maar als bij wonder halen zijn makkers hem er na drie uur bikkelen met wat blutsen en builen uit.
‘Mijn moeder leerde mij manieren.’
Na 14 jaar als kompel gaat Reardon bij de politie. De combinatie met het hoogste amateurniveau lukt beter en op zijn 34e wordt hij profspeler. De moeilijkste beslissing ooit, schrijft hij in zijn memoires. ‘Getrouwd, twee kinderen, geen huis en ampertjes spaargeld.’ Kleurentelevisie breekt door en David Attenborough bedenkt voor de BBC Pot Black, een wekelijkse snookercompetitie met acht topspelers en wedstrijden van één spel of frame. De winnaar van het eerste seizoen: Reardon.
Urinoirs
Pot Black maakt niet alleen snooker waanzinnig populair, ook de Welshman. De accurate potter ontpopt zich tot een briljant tacticus. Bij discussies met het publiek – nu ondenkbaar – krijgt hij makkelijk de lachers op zijn hand, maar aan tafel jaagt hij genadeloos stoïcijns de ballen rond. Zo wordt hij in de jaren zeventig zes keer wereldkampioen en voert hij de allereerste world ranking aan.
Snooker ontsnapt aan de rokerige achterafzaaltjes, ook geparfumeerd door verschaald bier en overgelopen urinoirs. Maar het blijft soms een rataplan met figuren als wereldkampioen Terry Griffiths, een herschoolde buschauffeur, of Bill Werbeniuk, zoon van een gewapende overvaller. In de kwartfinale van een WK tegen Reardon, maakt de Canadees 15 liter bier soldaat. Ray, altijd keurig in pak, houdt het onveranderlijk iets droger. Hij krijgt de bijnaam Dracula. Met zijn scherpe hoektanden en achterover geplakt haar, verschijnt hij op een toernooi – op verzoek van een kledingsponsor – in een zwarte cape met buishoed. Daar staat de vampier uit Transsylvanië.
Voor de gouden spelersjaren komt Reardon te vroeg. Zijn eerste wereldtitel brengt slechts 7500 pond op, nu 54.000 euro. Hij koopt er een bescheiden Ford Prefect mee. Maar de gentleman – ‘mijn moeder leerde mij manieren’ – verdient ook nog behoorlijk in de jaren tachtig. In 1991 stopt hij, op zijn 58. Een keer schittert hij nog want ruim tien jaar later belt de vader van snookerlegende Ronnie O’Sullivan hem vanuit de gevangenis. Hij zit er voor moord en zijn zoon is na zijn eerste wereldtitel van het padje af. Reardon wordt zijn coach en kneedt O’Sullivan tot de beste snookerspeler ooit. Dan gaat hij thuis, in de badstad Torquay, als voorzitter van de lokale club weer golfen. Tot zijn 90 blijft hij snooker spelen. ‘Dankzij een heupoperatie. Maar dat hindert me nauwelijks als ik rond de tafel pikkel.’